Shaw maakt aangrijpend mooie Richard II

Salzburger Festspiele. Richard II, van William Shakespeare, National Theatre Londen. Regie Deborah Warner. Met Fiona Shaw, Graham Crowden, e.v.a. Perner-Insel, Hallein....

MICHAEL ZEEMAN

Zo kan het dus ook: een eigenzinnige regisseur neemt een klassiek, zij het niet al te vaak gespeeld drama onder handen, zweept de acteurs, van de majestueuze titelrolspeler tot de nederigste bode, op tot prestaties die constant en gedurende de volle drie uur dat de voorstelling duurt de grenzen overschrijden van wat je in je meest enthousiaste momenten droomt.

Nee, ik overdrijf niet. De Richard II die Deborah Warner bij The National Theatre in Londen regisseerde, met Fiona Shaw in de titelrol, is een voorstelling die in zijn geheel op de harde schijf van het geheugen mag worden opgeslagen. Nooit zag ik een mooiere Henry Bolingbroke, nooit een schitterender Duke of York, niet eerder werd ik zo overweldigd door de befaamde sterfbedrede van John of Gaunt - en, eerlijk is eerlijk, ook naar een vertolking van Richard II zelf die zich kan meten met die van Fiona Shaw wordt het lang zoeken, wat daar voor de rest ook op aan te merken is.

Het is in feite nog ernstiger: ik vrees dat ik bij mijn leven nooit meer zo'n mooie Richard II zal zien.

Het duo Deborah Warner-Fiona Shaw viert inmiddels al een jaar of vijf triomfen bij The National Theatre. Warner is degene die van Shaw een groot dramatisch acteur heeft weten te maken. Ooit was ze de comedy queen van de Royal Shakespeare Company, tot Warner haar dragende rollen liet spelen in stukken van Brecht, Ibsen, Sophokles, Eliot - en, opnieuw, Shakespeare, maar dan in een ander type personages.

Uit die samenwerking is iets gegroeid dat zijns gelijke niet kent. Toen Warner het afgelopen seizoen bij The National Theatre het ook in Engeland niet vaak gespeelde history play van Shakespeare Richard II ging doen, en bekend werd dat Fiona Shaw de mannelijke titelrol zou spelen, liep de wachttijd voor kaartjes op tot vele maanden.

En dat is terecht, want haar voorstelling combineert alles wat je vooraf over een Shakespeare-enscenering kunt bedenken: dwarsigheid jegens de gemummificeerde traditie gaat samen met respect voor de tekst, fantasierijke vondsten voegen zich in een geheel met historische getrouwheid, tempo met traagheid, frivoliteit met ernst. Het is allemaal met zoveel liefde gemaakt, en die liefde schittert een avond lang in het licht van de toneellampen.

Hoe lang was het geleden dat ik zo ontroerd was door wat ik al kende, door een tekst die ik kan dromen maar die nu klonk alsof ik hem nog nooit eerder had gehoord? Tot driemaal toe kon ik mijn tranen niet bedwingen, zo aangrijpend, zo onuitsprekelijk mooi was het wat Warner en haar cast van die solide teksten wisten te maken.

Als, helemaal in het begin van de eerste acte, derde scène, Richard het pleit beslechten moet tussen de twee elkaar van verraad beschuldigene edellieden, Bolingbroke en Mowbray, veroordeelt hij ze beide tot ballingschap. Daar staat de mooiste bespiegeling over de tragedie van het exil, over het verlies van de taal en het land waarmee je van kindsbeen af vertrouwd bent, ooit geschreven - 'and now my tongue's use is to me no more/than an unstringed viol or a harp'. Een paar uur later, wanneer de gruwelen van de verbanning opnieuw aan de orde zijn, heet het 'the bitter bread of banishment': daar komt die uitdrukking dus vandaan.

Maar wat belangrijker is, daar in die eerste acte laat Warner Richard II afscheid nemen van Bolingbroke op een manier waarin alle keren dat je zelf afscheid hebt genomen bij elkaar komen. Ingehouden, natuurlijk want we zijn Brits en blijven heren, maar tegelijkertijd in die paar krampachtige gebaren zo beladen, zo teder. Een hand strijkt iets te bruusk langs een hoofd, een laatste kus mist half zijn doel.

Zo vol kan het stuk niet staan met monologen of het is daar waar Warner's grote kracht aan het licht treedt, in de verbondenheid die al die bittere vechtersbazen uit de late middeleeuwen met elkaar blijken te zijn aangegaan, hun onuitgesproken liefdes. Dan weet je zeker dat het een goed idee is geweest is Richard II eens door een vrouw te laten spelen, al ziet Fiona Shaw er dan nog zo androgyn uit. Zo wordt die spanning die onder al die teksten schuilt aangetoond. Een groot actrice geeft daar een meerwaarde die in de Engelse traditie voor een man niet haalbaar is.

We krijgen het terug, dat afscheid, tot tweemaal toe. John of Gaunt op zijn sterfbed, de man die het allemaal voorzien had. Hij heeft gewaarschuwd voor de intriges die Richard II uiteindelijk ten val zullen brengen en nog eenmaal verheft hij zijn stem, wijs, speels en bedroefd. Toen Richard zich naar het vertrek spoedde waarin Gaunt lag te creperen kon hij zich nog vrolijk maken, omdat hij binnenkort van een lastpak verlost zou zijn. Oog in oog met zoveel rechtschapenheid, zoveel kracht, vergaat de spotlust hem.

Richard II is van al Shakespeare's stukken het meest monologische; iedereen spreekt er in redevoeringen die keer op keer vele minuten in beslag nemen. Dat kan zo'n voorstelling statisch, moeilijk en vervelend maken. In de regie van Warner is het publiek aan weerszijden van de speelvloer opgesteld op twee hoog oplopende tribunes. Er is geen twijfel mogelijk: wij zijn de backbenchers in het Lagerhuis.

We mogen slechts hear, hear roepen, klappen en met onze voeten roffelen, en zijn intussen getuigen van de machtsstrijd. Die monologen tonen de eenzaamheid aan van hen daar aan de top, ze maskeren hun onvermogen werkelijk met elkaar in contact te treden. En er is ook niemand te vertrouwen, want in Richard II is de ene samenzwering nog niet ontmaskerd of de volgende doemt alweer op.

Als in de vierde acte Richard zijn kroon afstaat aan Bolingbroke, Bolingbroke, die hem voor zijn ballingschap nog zo na stond, wordt de pijn van een verloren vriendschap, van beschaamd vertrouwen, in volle hevigheid tastbaar. Richard flirt er als het ware met de troonsafstand, met het gewicht van de macht. Hij legt het op de weegschaal, en legt op de andere schaal het belang van de trouw. Dat gaat hij bezuren. Het is misschien de enige smet op Fiona Shaw's interpretatie van Richard, die als geen ander de ondraaglijke lichtheid van het bestaan schijnt te kennen, dat die frivole omgang met het koningschap iets te ver is doorgevoerd. We kennen bij haar Richard als een vorst die zijn ambt niet al te serieus neemt, als iemand met misschien eerder een vrouwelijke dan een mannelijke opvatting over haar werk.

De kroon wisselt van schedel, en Richard wordt mettertijd in de Tower omgebracht. Wanneer zijn lijk in een ruwhouten kist voor Bolingbroke, die nu Henry IV is, wordt neergezet volgt het laatste afscheid - en blijkt Richard Bremmer dat net zo goed in zijn vingers te hebben als Fiona Shaw helemaal aan het begin. De cirkel is rond, en de zakdoeken kunnen opnieuw te voorschijn gefrommeld worden.

Deborah Warner heeft van Richard II het stuk van het afscheid gemaakt, afscheid van de macht, van een land, van een taal, van vrienden. Haar tekstregie is fenomenaal, want, zo moeilijk als Shakespeare's Engels is, je mist er hier geen woord van. Dat er in feite alleen maar gepraat wordt merk je nauwelijks: ook de debatten in het Lagerhuis zijn een genoegen om te bekijken. Met haar voorstelling herstelt ze de band tussen taal en gevoel, tussen poëzie en emotie, tussen woord en beeld, tussen wat we zeggen en wat we werkelijk zijn. Dat is onvergetelijk.

Er rest slechts een vraag: waarom moeten Nederlandse toneelliefhebbers voor zoiets moois naar Salzburg - waarom was deze voorstelling nou niet in het Holland Festival te zien?

Michaël Zeeman

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden