Schrijver
'Vader, moeder en Margot mogen wel heel lief zijn, en ik kan hun ook wel veel vertellen, maar met m'n dagboek en vriendinnengeheimen hebben ze toch niets te maken.'..
Anne Frank, in de nieuwe, onlangs gepubliceerde inleiding tot haar dagboek.
Anne Franks dagboek is na meer dan vijfenvijftig jaar compleet: de passages over het huwelijk van haar ouders, die vader Otto Frank te pijnlijk vond om bij leven gepubliceerd te zien, zijn opgenomen in de nieuwe wetenschappelijke editie, die deze week verscheen.
Het is al heel wat als er één wetenschappelijke editie aan het werk van een 15-jarig meisje wordt gewijd, en nu is er dus zelfs een nieuwe, nog wetenschappelijker editie, mogen wij aannemen, waarin alles staat.
Alles, behalve het nawoord van de vrouw die als puber een dagboek bijhield in de oorlog en nu omkijkt in dankbaarheid? Verwondering? Wie weet, met nauwelijks verholen wrevel?
Niemand die het zeggen kan, ook D. Barnauw en G. van de Stroom niet, die deze laatste editie verzorgden. Zij zijn niet de enige wetenschappers die geprobeerd hebben te handelen in de geest van Anne Frank, bij gebrek aan beter. Dat is altijd lastig, want geesten bieden geen tegenspraak, geesten laten tamelijk weerloos met zich sollen.
Al die exegeten, historici en literatuurwetenschappers (en het zijn er velen), die zich verzameld hebben rond het dagboek ontnemen je bijna het zicht op de tekst. Ze staan daar, gewapend met hun voetnoten en hun onderzoeksresultaten om de nagedachtenis van Anne Frank te beschermen, en onwillekeurig doen ze je denken aan de lijfwachten van Salman Rushdie.
Een veiligheidscordon voor iemand die met de dood wordt bedreigd - het blijft onwennig, maar onlogisch is het niet.
Maar hoeveel veiligheidsagenten zijn er nodig voor iemand die al meer dan 55 jaar dood is?
Nog heel wat, omdat er naast de gewone, lijfelijke moord ook nog zoiets bestaat als de karaktermoord, de aantasting van iemands goede naam en reputatie, die zich niet stoort aan een sterfdatum.
In 1950 werd het dagboek van Anne Frank voor het eerst vertaald, in het Duits: het verhaal over het achterhuis werd meteen stukgelezen, met een schuldbewuste gretigheid die alleen daders kunnen opbrengen. Maar al in 1958 roerde zich in Duitsland L. Stielau, nazi voor en na de oorlog, die zeker wist dat het hier om een vervalsing ging.
Het koor van de kwade trouw is sindsdien nooit meer stilgevallen, en tot ver in de jaren tachtig hebben revisionisten als Faurisson beweerd dat 'schrijfstijl en handschrift' van Anne Frank 'te volwassen' zouden zijn voor een meisje van haar leeftijd. En daarom, zo vatte E. Schönborn samen, moest het dagboek wel 'een product' zijn 'van een joodse, anti-Duitse gruwelpropaganda, om de leugen van de zes miljoen vergaste joden te steunen.'
Het dagboek werd een historisch document, en het document weer een principekwestie van de hoogste orde.
Afijn, het mag inmiddels duidelijk zijn waarom zoveel veiligheidsbeambten, met walkietalkies in de aanslag, zich verdringen rond een onschuldig ogend en redelijk onbeholpen zinnetje als: 'Vader, moeder en Margot mogen wel heel lief zijn en ik kan hun ook wel veel vertellen...'.
Het heeft lang geduurd voordat ik Anne Frank ging lezen. Haar dagboek was er altijd; ik neem aan dat Nederlandse ouders bij het inrichten van de babykamer automatisch een exemplaar aanschaffen, voor naast de muziekdoos. De schrijfster zelf was allang een monument geworden, onze eigen Anne Frank: ze lag morsdood begraven onder de educatieve aanbevelingen van opvoeders en leraren, die haar naam met een heilig ontzag uitspraken.
Niets werkt zo effectief en zo averechts.
Ik ben wel eens bang dat die goede bedoelingen nog steeds hun verwoestende werk doen op middelbare scholen.
Maar op een onbewaakt moment, toen er allang geen autoriteiten meer in de buurt waren om over mijn schouders mee te lezen en goedkeurend te knikken, las ik Anne Frank zelf: niet het symbool, niet de naam van de dodenherdenkingen, maar de schrijfster.
Mijn eerste jaloerse reactie, als bijna-dertiger: 'Ik schreef niet zo goed op die leeftijd.'
Waarschijnlijk verschaft naijver een betere basis voor nadere kennismaking dan afgedwongen ontzag. Het boek smaakte heel wat minder zoet dan ik verwacht had, en ook hoefde ik niet de hele tijd vertedering voor te wenden om verveling te maskeren.
Je kon het boek daadwerkelijk genieten.
Er zit iets helders en profaans in de manier waarop Anne Frank ditjes & datjes door de oorlog heen klutst, en de oorlog zelf ter sprake brengt op een toon die nog het meest weg heeft van de onvermijdelijke huishoudelijke mededeling.
Ze beheerste die schijnbaar nonchalante, springerige parlando-stijl, die later het kenmerk zou worden van de betere Nederlandse columnisten.
Bij herlezing zijn er nog steeds fragmenten waarbij ik mezelf moet voorhouden: 'Nee, hier is niet de jonge Renate Rubinstein aan het woord, dit is nog steeds de officiële Anne Frank.'
Je ziet in haar werk hoe iemand die schrijft zich ineens kan ontwikkelen tot schijfster. De activiteit blijft hetzelfde, maar de instelling verandert. De woorden richten zich rechtstreeks tot de lezer, die anoniem is en die tegelijkertijd meer vertrouwen geniet dan wie dan ook uit de directe omgeving.
Patricia de Martelaere heeft de bekende uitspraak van Wittgenstein wel eens zo geparafraseerd: 'Waarover men niet spreken kan, daarover moet men schijven.'
Zo klinkt Anne Frank, op haar beste 15-jarige momenten: steeds minder als de dochter van Otto Frank, zuster van Margot, steeds meer als schrijfster die iets te zeggen heeft, of haar ouders nu luisteren of niet.
Nu wordt het ook begrijpelijk waarom Otto Frank zijn leven lang gewacht heeft, bovenstaand citaat van zijn dochter aan de openbaarheid prijs te geven.
Ogenschijnlijk staat er niets bijzonders - en het staat er nog onhandig ook.
Maar Anne Frank spreekt met zoveel woorden een onafhankelijkheidsverklaring uit die vaders liever niet uit de mond van hun kleine meisje horen. En het was Annes noodlot eeuwig klein en 16 te blijven:
'Vader, moeder en Margot mogen wel heel lief zijn en ik kan ook heel best met ze praten, maar met mijn schrijven hebben ze toch niets te maken.'