InterviewJustine le Clercq

Schrijfster en bordeelhouder Justine le Clercq: ‘Kunstenaars zijn leuk, maar je moet ze niet als ouders hebben’

Een moeilijke jeugd is een goudmijn voor een schrijver, luidt de uitdrukking. Justine le Clercq kan erover meepraten, als schrijvende bordeelhouder uit een artistiek milieu.

Carolina Lo Galbo
Schrijfster en bordeelhouder Justine le Clercq (50) Beeld Noél Loozen
Schrijfster en bordeelhouder Justine le Clercq (50)Beeld Noél Loozen

De sleutelbos om haar nek rammelt bij elke stap die Justine le Clercq zet. Vastberaden struint ze tussen de toeristen over de Amsterdamse Wallen, hoofd in de wind, wapperende jas. 'Aan die sleutelbos om de nek herkennen andere bordeelhouders me', zegt Le Clercq. 'Dat is het teken dat je 'ramen' bezit.' Ze snelt een stenen trapje op en steekt een van de sleutels in het deurslot van een grachtenpand. Even later staan we in een grijs betegelde peeskamer met in de hoek een knalrode badkuip, voor het raam een stalen paal badend in zonlicht. 'Mensen denken dat raamprostituees een laag zelfbeeld hebben, maar je moet behoorlijk zelfverzekerd zijn om met je billen rond zo'n paal te draaien terwijl drommen mensen op straat je aangapen', zegt le Clercq. 'Ik zou het niet durven. Je moet ook zakelijk zijn. Zodra een man het peeskamertje binnenkomt begint de onderhandeling. 50 euro voor 20 minuten is het starttarief en het is de kunst om extra handelingen te verkopen, zoals strelen of een kinky spelletje spelen. Als je dit werk niet leuk vindt, houd je het niet lang vol.'

Bonnie en Clyde

Justine le Clercq (50) is niet zomaar een bordeelhouder. Ze is bestuursvoorzitter en woordvoerder van stichting My Red Light, het eerste raambordeel ter wereld dat wordt gerund door prostituees zelf, zonder winstoogmerk; ze kunnen er per nacht een kamer huren. Het bestaat uit veertien kamers in vier panden op de Wallen die de vrouwen zelf hebben mogen inrichten. Wijlen burgemeester Eberhard van der Laan wilde de raamprostitutie hervormen door prostituees onafhankelijk van een pooier of raamexploitant te laten werken. My Red Light is nu een jaar open. Le Clercq houdt contact met de gemeente, politie en andere bordeelhouders, en staat 'de meiden' bij. Aan vooroordelen over prostitutie of de zelfkant van de maatschappij heeft ze een broertje dood, vertelt ze tijdens deze rondleiding in My Red Light. Ze spreekt uit ervaring. Opgegroeid in een beschaafd Haags kunstenaarsmilieu, leefde Le Clercq vanaf haar 15de tot haar 21ste op straat; ze raakte heroïneverslaafd en ging tippelen. Later kickte ze af en werd hulpverlener en projectmanager in de zorg en daarna docent sociale wetenschappen aan een hogeschool. Over haar ervaringen schreef ze haar lovend ontvangen debuutroman De roemlozen (2011) en haar verhalenbundel Wegens geluk gesloten (2013). Onlangs verscheen haar roman Krimp, een poldervariant op het roemruchte bankroversduo Bonnie en Clyde en gebaseerd op haar tienerjaren, toen ze overvallen plegend met haar vriendje rondtrok.

null Beeld Noél Loozen
Beeld Noél Loozen

Romanschrijver en bordeelhouder, Le Clercq vindt die combinatie weinig opmerkelijk. 'Kunstenaars, criminelen en prostituees zoeken elkaar vaak op, het zijn vlinders die een vrij leven leiden aan de randen van de maatschappij. Die rafelranden ken ik goed. Bij een leven middenin de burgerij kan ik me weinig voorstellen. Ooit hoorde ik een man van een verzekeringsmaatschappij aan zijn collega vragen: hoe lang moet jij nog tot je pensioen? Verbijsterend. Nou ja, anderen begrijpen weer niet waarom een vrouw als prostituee wil werken.'

In haar verhalenbundel Wegens geluk gesloten schrijft ze over een prostituee die in de huiskamer van de opvang vier boterhammen met hazelnootpasta eet. Le Clercq: 'Een recensent schreef iets in de trant van: Oh ja, prostituees eten natuurlijk ook gewoon boterhammen met pasta.' Ze lacht. 'Het zijn nét mensen. De motivatie om dit werk in te gaan, verschilt per vrouw. Bij My Red Light werken laag- en hoogopgeleiden. Eén dame is een fitnesskampioen, een ander is een tandartsassistent die een nacht per week voor de lol werkt. Mensen denken vaak dat elke prostituee het slachtoffer is van mensenhandel en geslagen wordt. Dat beweren politici ook, om te scoren. Ik word furieus als ik die onzin hoor. Sinds de gemeente de Wallen heeft schoongeveegd, zijn de grote criminelen en mensenhandelaren verdwenen.' Is er dan helemaal geen mensenhandel meer? 'Van de 130 intakes die we dit jaar hebben gedaan, vermoed ik bij één meisje uit Bulgarije mensenhandel. Ze is manisch vrolijk, werkt onafgebroken en woont in een kamertje met twee anderen terwijl ze veel verdient. Als ik haar ernaar vraag, zegt ze nee. Dan kun je niets, hoe hartverscheurend ook. Ik heb het bij de politie gemeld.'

Weer buiten lopen we langs een perfect geproportioneerd meisje met siliconenborsten achter een raam. Ze lakt haar teennagels. Veel vrouwen houden zich jong met sport en zijn met plastische chirurgie bezig, vertelt Le Clercq. Soms slaan ze daarin door. Maar hun schoonheid kan mannen ook intimideren. 'Niet voor niets is de succesvolste prostituee hier een dame van 71 met reuma en ouderdomsverschijnselen. Besef dat de meeste mannen zenuwachtig zijn als ze voor het eerst naar de Wallen gaan. Candela is lief en toegankelijk, ze verdient zich gek. Ik zal haar straks aan je voorstellen.

Houding van de straat

'Veel mensen denken dat de hoerenloper een dikke, zwetende hork is die al tijdens de onderhandeling een gigapenis uit zijn broek haalt, het meisje op bed gooit en begint te rampetampen. Dat beeld klopt niet. De Nederlandse man is keurig, neemt elke dag een douche en trekt schone kleren aan. En hij is vaak verlegen.'

Alle kamers die we bezoeken zijn leeg, het bordeel is overdag gesloten. Vlak voor de opening van My Red Light vorig jaar werd het bedrijfsplan afgekeurd. De stichting kreeg geen vergunning de kamers te verhuren aan prostituees die hun klanten online werven en daarmee in een kamer op de Wallen afspreken, doorgaans overdag. Het raambordeel op de Wallen is alleen voor prostituees die hun klanten, vaak 's avonds, vanachter het raam verleiden. 'Vanaf het begin lopen we de helft van onze inkomsten mis', zegt Le Clercq.

We zitten inmiddels in het kantoor annex huiskamertje van My Red Light, twee trappen boven de peeskamers: op de balie naast de zithoek staat een glazen pot vol condooms, 50 cent per stuk.

'De gemeente is doorgeslagen in het controleren, dat maakt het niet makkelijk om hier te werken. Als het zo doorgaat, moeten we sluiten.' Le Clercq is samen met haar collega's al maanden onophoudelijk in gesprek met de gemeente om het tij te keren. 'Ik voel me verantwoordelijk voor de meiden. Die werken hier graag.' Ze tuurt naar het beeldscherm aan de muur waarop camerabeelden staan van elk raam. 'Zolang we open zijn, bescherm ik ze. Als ik een dealer op de monitor zie, ren ik naar beneden om hem weg te jagen. Niet dat ik hem fysiek aankan, mijn stem en blik doen het werk. Ik loop erop af met een muur van agressie om me heen: 'Optiefen kankerlijer!' Even later zit ik dan weer geciviliseerd te praten met een gemeenteambtenaar. Het schakelen tussen die twee werelden is emotioneel uitputtend, dat heb ik onderschat.' Laconiek: 'Komt de houding van de straat me na dertig jaar toch nog van pas.'

Candela

'Darling!' Candela drukt Justine met jas en al tussen haar enorme borsten. Haar lichaam is met liposuctie en siliconen in model gebracht. De wangen in haar strak getrokken gezicht zijn rood geschminkt, haar ogen goud. Ragfijn oranje haar valt over haar rug. We dalen af in het peeskamertje met een bedstee en oudroze behang, krap als een kabouterhuisje. Er klinkt salsa. Elke ochtend komt Candela, afkomstig uit de Dominikaanse Republiek, met haar rolkoffer aangelopen in een onopvallende parka. Het gordijn van haar kamer gaat dicht en even later toont ze zich aan de voorbijgangers. 'When kan ik weer in My Red Light werken, Justine?' vraagt ze, nadat ze haar opgeblazen lippen heeft gestift. Ze kauwt op een fruitmentos. 'Ik weet het niet schat', antwoordt die. 'We hebben nog te weinig dames om overdag geopend te zijn.' Candela oppert van alles: ze zal haar Haagse vriendinnen hierheen halen en ze wil best haar eigen schoonmaakmiddelen betalen als dat helpt. Waarom wil ze zo graag een kamer van My Red Light? Op fluistertoon, alsof ze een geheim onthult: 'Com-for-tá-ble. Number één. De mensen: lief.' Waarom werkt ze niet 's nachts? 'Dan ik wil slapen!' Ze giert, en loopt na een omhelzing met Justine weer naar het raam om te lonken.

'Kreeg je nou de indruk dat Candela een slachtoffer is?', vraagt Le Clercq als we weer over de Wallen lopen. 'We moeten echt af van het idee dat elke prostituee een slachtoffer is.' Hoe vond Le Clercq het eigenlijk zelf om op haar 18de te tippelen? Ze valt even stil. 'Als je mijn leven wilt begrijpen, kunnen we beter in Den Haag afspreken, dan laat ik je zien waar ik opgroeide.'

Een week later ontmoeten we elkaar in het Haagse hotel Des Indes. Justine eet toast met aardbeienjam in de weelderige lounge met gouden ornamenten en palmen in potten. Hier kwam ze als meisje met haar ouders, vertelt ze. Haar vader is schilder en beeldhouwer. 'Kunstenaars laten het breed hangen als er een werk is verkocht.' In haar van zelfspot doordesemde autobiografische debuutroman De roemlozen beschrijft ze de pogingen van filmmaker Titine om een leven op te bouwen na de nodige mislukkingen. Zij probeert zich los te maken van haar egocentrische vader, ironisch aangeduid als 'de beroemde kunstenaar' en haar ziekelijk narcistische moeder Moemoe. Dat valt niet mee, want Moemoe duikt overal op om de aandacht op te eisen en haar benen en borsten te showen, zoals dat ook in het echt ging. Tragikomisch beschrijft Le Clercq het artistieke Haagse milieu waarin ze opgroeide, een eenzame jeugd van emotionele verwaarlozing. 'Kunstenaars zijn leuke mensen maar je moet ze niet als ouders hebben,' zegt ze. 'Ze zijn alleen met zichzelf bezig, als kind doe je er niet toe. Het kon ze geen zier schelen wat ik deed. Mijn ouders zetten me als baby in een wiegje in de wc met de deur dicht, zodat de buren me niet hoorden huilen en gingen dan stappen. Toen ik 8 was zat ik de hele nacht op de bank, wachtte tot ze thuiskwamen, doodstil uit angst voor inbrekers. Kwam ik uit school, dan rende ik naar de keuken om snel een boterham te smeren, met een groot mes in mijn hand tegen inbrekers. Met de besmeerde boterham rende ik dan weer naar buiten, daar was het veilig.'

Justine le Clercq Beeld Noél Loozen
Justine le ClercqBeeld Noél Loozen

Haar ouders keken amper naar haar om, maar ze moest wel uitblinken zodat ze met haar konden pronken. Ze speelde klarinet en viool in het jeugdorkest, moest naar het gymnasium en conservatorium. Maar het ging mis. 'Ik was naar buiten toe goedgebekt en sociaal, maar van binnen een gapend gat. Ik begreep de mensen niet en vond alles nep. Op mijn 15de dacht ik krankzinnig te worden in dat verstikkende milieu. Ik liep weg van huis.' Aanvankelijk voelde ze vooral opluchting. 'Op straat zeiden de mensen gewoon: 'Pleur op! Zó, dat vond ik lekker! En ze aten een gehaktbal met jus, niet dat ingewikkelde bourgondische gedoe.' Was het zwaar? Ze kauwt peinzend op een stukje toast. 'Ieders motivatie om op straat te leven is anders. Wat het voor mij zwaar maakte: ik was daar uit verdriet. Ik zag geen andere uitweg.' Toen ze voor het eerst heroïne rookte, wist ze niet eens dat het heroïne was. 'Zo naïef was ik. Ik vond het meteen geweldig. Ik voelde geen pijn meer maar warmte en liefde. Tegelijkertijd bleef ik helder en actief. Ik raakte verslaafd.' Grijns: 'Anders dan je zou denken, leidde ik een burgerlijk leven. Ook verslaving kent gradaties. Achter het station had je de ergste junkies die spoten. Griezelig, vond ik. Ik hoorde bij de chinezers, die heroïne roken.'

Rond elf uur 's ochtends ging ze naar de methadonbus in de haven waar ze in de rij aansloot bij de junkies. In de middag at ze een broodje hazelnootpasta. 's Avonds at ze buitenshuis om daarna in de daklozenopvang op de televisie naar een worstelshow te kijken. Dan ging ze 'werken' en naar de dealer. Slapen deed ze in goedkope hotels.

Gevangenis

Aanvankelijk pleegde ze diefstallen om rond te komen, tot ze een vriend kreeg en hem vergezelde als hij gewapende overvallen pleegde. 'Hij was een schat van een jongen en hartstikke goed voor mij, maar levensgevaarlijk voor de medemens. Het was wij tegen de wereld.'

In Krimp probeert ze de diepgewortelde agressie van haar hoofdpersoon Lina te verklaren. Lina wordt op haar 15de door haar vader uit huis gezet, belandt in de criminaliteit en pleegt met haar vriend overvallen. Uiteindelijk wordt het stel door de politie gearresteerd. Hij neemt alle schuld op zich en zit een jarenlange celstraf uit, zij gaat vrijuit. Zo ging het ook in het echt. 'Ik heb hem nog een tijdje dope gebracht tot ik ging afkicken, toen kon het niet meer. Daar heb ik me lang schuldig over gevoeld. Als je man in de gevangenis belandt, moet je voor hem zorgen in dat wereldje.'

Waarom ging ze tippelen? 'Dat was een rationele keus', zegt Le Clercq. 'Ik besloot op mijn 18de te stoppen met stelen, zodat ik geen strafblad zou krijgen. Om mijn heroïne te kunnen betalen, ging ik tippelen. Dat had ik andere vrouwen zien doen. Op een dag liep ik zelf náást de stoep om door raampjes naar mannen in rijdende auto's te kijken.'

Was de eerste keer niet doodeng? 'Joh, ik gebruikte heroïne. Niks was eng.' Maar hoe voelde het om dit werk te doen? 'Ik voelde niks.' Meteen: 'Zeg, ik ga er niet met terugwerkende kracht een traumaatje opleggen!' Is ze daar bang voor? 'Ik kreeg eens een rondleiding op het hoofdbureau van de politie in Delft. Toen ben ik uit nieuwsgierigheid op een bankje in een cel gaan zitten, zoals vroeger. Voordat ik me kon beheersen, barstte ik in huilen uit. Stond ik daar met mijn grote bek een potje te janken tussen die kerels, zo genant.' En toen? 'Toen ben ik de cel uitgelopen en klaar. Geen nachtmerries, niks. Ik heb trauma's van hier tot ginter maar daar hoef je pas wat mee als je leven er negatief door wordt beïnvloed.' Later zegt ze: 'De prostitutie was goed voor mijn zelfbeeld. Ik had een knappe moeder die zich voor me schaamde, ik heb heel mijn leven van haar gehoord dat ik lelijk was. De mannen die ik oppikte, vonden mij begerenswaardig.'

Als ze ergens een hekel aan heeft, is het wel aan slachtofferschap. 'Mijn leven lang word ik door hulpverleners opgeroepen een slachtoffer te zijn, van mijn ouders, mijn verslaving, het tippelen. Maar ik vóél me geen slachtoffer! In mijn boeken toon ik hoe sterk mensen zijn ongeacht de ellende die ze meemaken. Zolang je zelf kunt kiezen en niet gedwongen wordt, is het oké.' Maar in hoeverre is tippelen een vrije keuze als je verslaafd bent? 'Ik had ook kunnen stoppen met drugs of kunnen blijven stelen.' Maar in hoeverre is verslaving een keuze? 'Goed, in dat opzicht was het niet echt een vrije keus. Maar zo voelde het wel, daar gaat het om.' Minachtend: 'Al die psychiaters en therapeuten met hun etiketten, ze hebben me niet verder gebracht. Weet je wát helpt? De tijd. En Odorex Dry, zodat je niet steeds een schoon shirt hoeft aan te trekken als je zweet. En een oprecht contact op een cruciaal moment, een arm om je heen, van wie dan ook.' Maar liever niet van een hulpverlener die haar ook nog dapper noemt. 'Dápper, denk ik dan, omdat ik afgekickt ben? Valt wel mee. Ik heb met mes en vork leren eten, ik wist wat er te koop was in de wereld. Groei je op met een criminele vader en een verstandelijk gehandicapte moeder die jou geen enkel concept van het leven meegeven, dan is het veel moeilijker om blijvend af te kicken. Dan heb je geen alternatief.'

We lopen over het Lange Voorhout, op weg naar kunstenaarssociëteit Pulchri Studio, langs de lindebomen. Twee meeuwen trekken aan een wit papiertje. 'Het is maar een servetje', mompelt Le Clercq. Den Haag is haar thuis. Aan de mensen is ze niet verknocht, maar des te meer aan de lanen, de huizen, de sfeer.

null Beeld Noél Loozen
Beeld Noél Loozen

In een paar maanden kickte ze voorgoed af, vertelt ze. Ze kreeg een vriend, met wie ze inmiddels twintig jaar samen is, en ging werken als hulpverlener voor daklozen, verslaafden en jongeren. In de klimsport vond ze een nieuwe uitlaatklep; ze deed het zes dagen in de week. De schrijver in haar ontwaakte pas later, op haar ziekbed. Ze was 30 jaar toen ze vanwege een invaliderende vorm van hepatitis C. in een rolstoel belandde; ze moest jaren revalideren. 'In die tijd zijn mijn ouders me amper komen bezoeken', zegt ze. 'Tot dan toe had ik altijd gedacht: morgen komt het goed, dan krijg ik liefde van mijn ouders, een aai of wat dan ook. Ik was geobsedeerd door wat nog zou komen. In het ziekenhuis besefte ik: er komt niets. Pijnlijk, maar ik voelde me vrij. Pas toen ik geen verwachtingen meer van mijn ouders had, kon ik schrijven.'

Walhalla

Le Clercq schreef drie jaar het feuilleton Julia in de Haagse uitgave van Straatnieuws. Daar ontdekte ze haar eigen rauwkomische stijl met rake typeringen en oog voor detail. In haar verhalenbundel Wegens geluk gesloten geeft ze inkijkjes in de even kleurrijke als tragische levens van onder meer een prostituee, een junk, een geflopte schrijver. Menselijk gedrag zo nauwgezet kunnen observeren, is een kunst. En een last. 'Ik heb de pech een toeschouwer te zijn', zegt Le Clercq, terwijl we arriveren bij een villa waarop de naam 'Pulchri Studio' prijkt. 'Ik observeer altijd zonder ergens deel van uit te maken, ik ben niet in staat tot contact. Mijn vriend begrijpt dat, maar vriendinnen, daar doe ik niet aan. Kinderen heb ik niet gewild. Ik heb besloten dat de cirkel van geen liefde kunnen geven bij mij moet stoppen.'

Als ze de entree van de villa betreedt, begroeten de receptionistes haar hartelijk. 'Iedereen kent me hier', zegt Le Clercq die vroeger met haar ouders kind aan huis was in Pulchri en er nu exposities organiseert. 'Als kind vond ik dit een walhalla met al die kamertjes en gestoorde kunstenaarskinderen. We smeerden honing op de toiletbrillen in de dameswc en klommen op elkaars schouders om over de schotten de reacties te zien. In diezelfde wc's zat ik later te gebruiken. Ik ben altijd met één been in deze wereld blijven staan.' Het had erger met haar kunnen aflopen, mijmert ze. 'Als kunstenaarskind word je gestoord of je pleegt zelfmoord. Of je wordt zelf kunstenaar.'

Ze loopt via de wc's langs een wand met vergeelde foto's van kunstenaars van weleer. Het gezicht van haar vader lacht ons tegemoet. Het thema van zijn schilderijen? Le Clercq: 'Vrouwen, god, wat origineel. Vooral de benen en tieten van mijn moeder, zijn muze. Altijd doken die weer op. Gallisch werd ik ervan.

'En kijk, dit is het restaurant van Pluchri waarin ik in de keuken werkte, nadat ik was afgekickt. Stond ik eieren te bakken en koffie te zetten met de andere kunstenaarskinderen.' Aan een houten tafel zit een gepensioneerd stel koffie te drinken. 'Vroeger was dit een bruine kroeg met biljart waar kok Hans biefstukken van de grond raapte en opbakte. De drank vloeide rijkelijk.'

Soms begint ze aan haar verhalen te twijfelen, vertelt ze. Zou ze die absurde avonturen die ze beschrijft echt hebben meegemaakt? Een gevoel van bevreemding bekruipt haar dan. Tot haar opluchting kwam ze onlangs mensen uit haar gebruikerstijd tegen die alles bevestigden. Veel leeftijdgenoten van toen zijn inmiddels dood. 'Ik ben van nature somber, maar als ik met de dood flirt, denk ik: dat zal iedereen die ik heb begraven me kwalijk nemen. Ik moet verder.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden