School OMA kwam voort uit vat vol tegenstrijdigheden
Referentie OMA. Nederlands Architectuurinstituut Rotterdam, t/m 5 november...
Het leest als een brutaal jongensboek, de getuigenissen die zijn opgetekend van de eerste generatie architecten die het Office of Metropolitan Office (OMA, het bureau Rem Koolhaas) heeft afgeleverd. Nou ja afgeleverd, ze zijn zelf de grote wereld ingetrokken, ontmoedigd of geïnspireerd. Een tussenweg lijkt niet te bestaan.
Waarom kwamen die jongeren af op de magische uitstraling van Rem Koolhaas? De Amerikaan Ron Steiner verklaart de populariteit gedeeltelijk 'uit de raadselachtigheid' van het werk. 'Men bekeek mysterieuze tekeningen, de collages, bij elkaar gefrunnikte modellen en kon onmogelijk in de bekende termen van de ontwerpdidactiek doorgronden hoe het ontwerp was ontstaan.' Die ongrijpbaarheid, vanwege het omgooien van architectonische conventies, werkte als een frisse wind in een cultuur die bol stond van formalisme. Koolhaas introduceerde termen als associatieve kortsluiting en culturele recycling. Tekenen, dat was in die eerste jaren van OMA eind jaren zeventig, nauwelijks aan de orde. Steiner vertrok met 'cold turkey-verschijnselen' in 1993.
Een enkeling verzeilde bij toeval op het bureau in Rotterdam. De aspirant-medewerker Georg Ritschl, op doorreis vanaf Schiphol, belde op of er nog plaats was en werd onmiddellijk aangesteld. 'Onbekende Japanner stapt uit onze lift. Hij pakt de telefoon en redt onze dag; meteen aangenomen: Fuminoro Hoshino.' Zo ging dat in de aanvangstijd toen OMA vooral leefde van de voordrachten van Koolhaas en van 'competitie-inzendingen'. Het bureau had nog geen enkel ontwerp uitgevoerd en was al wereldberoemd.
De 'leerlingen' in deze platte organisatie waarin er geen leraar was maar wel een roerganger, begonnen op zeker moment ook te rebelleren. Klaas Kingma en Ruurd Roorda, die halverwege de jaren tachtig bij OMA vertrokken, kregen de neiging 'dingen te maken die Rem niet goed vond.' Herman de Kovel zag zichzelf ineens gedisciplineerd op ruitjespapier tekenen en op vaktechnische problemen studeren die bij OMA opzettelijk werden genegeerd. 'Ik begon zelfs Quist mooi te vinden.'
Aankomende architecten die als 'dummy' achter het bureau werden gezet om indruk te maken op potentiële opdrachtgevers, eindeloze discussies: het moet een bijna anarchistische situatie zijn geweest, zo valt op te maken uit de catalogus bij de expositie. De organisatie van het bureau werd door Koolhaas zelf genegeerd of onklaar gemaakt. Ex-OMA-lid Frank Roodbeen kon de onthechting niet langer aan en stapte op: 'OMA een laboratorium? Daar weet ik niks van. Een chaos was het.' Hoewel hij speciaal daartoe een cursus Effectief Functioneren volgde, was er geen kruid tegen het kwaad gewassen. Roodbeen gaf de moed op. En hij niet alleen. Wie het allemaal leest, verbaast zich er niet langer over dat er eerder dit jaar geen salaris werd uitbetaald. OMA is meer nog dan een laboratorium een duiventil, met Koolhaas als voornaamste duif.
Referentie: OMA is zowel voor 'leerlingen' als 'leraren' het veel te vroege moment voor een terugblik. Koolhaas (50) is nog lang geen geschiedenis en de leerlingen zijn nog nauwelijks van de schrik bekomen. Ze staan pas recent op eigen benen. Van velen moet het eerste gebouw nog worden opgeleverd. De samensteller van de expositie en schrijver van de catalogus, Bernard Colenbrander, begint dan ook met een bekentenis: 'Bij geen van de boeken en tentoonstellingen waarbij ik betrokken was heb ik meer aarzelingen van buitenaf moeten overwinnen dan bij referentie: OMA.' Koolhaas zelf hield hem van een afstand neutraal in de gaten, de leerlingen doken voor hem weg. 'Iedereen keek met respect terug op OMA in het algemeen en Koolhaas in het bijzonder, maar niemand had zin om met het verleden dat zij belichaamden, steeds verbonden te blijven', schrijft Colenbrander. Zou dat gebrek aan medewerking te maken hebben met het ontzag voor of de afkeer van de eigenzinnige Koolhaas?
Colenbrander vergelijkt Koolhaas niet ten onrechte met Howard Roark, de hoofdpersoon uit de roman The Fountainhead van Ayn Rand. Voor Roark stond Frank Lloyd Wright model, het type architect dat allerlei wetten in de bouw wil tarten. Geniaal, want visionair. Onuitstaanbaar, ook. Koolhaas heeft iets van Roark, misschien wel meer dan Wright. Hij bouwt op en breekt af, hij geeft les maar ook niet. Het is een vorm van heroïek zonder heldendom. Hoe moet er uit zo'n vat vol tegenstrijdigheden, uit zo'n middelpuntvliedend centrum een school zijn ontstaan?
Dat dat toch gebeurd is, wijst waarschijnlijk vooral op de timing: de architectuur was toe aan een 'edel-sloper' als Koolhaas en de jongeren onderkenden zijn dynamiek. Architectuur, die vooral gedacht werd vanuit de metropool, met uitstapjes naar de film en de literatuur, was een nog niet zo vaak vertoonde attitude. Koolhaas en zijn bende van zestien zijn daarom, willens en wetens, de belichaming geworden van de MTV-generatie die opleeft bij een beeldcollage en een vrije associatie. Het betekent een breuk met 'Delft' waar andere goeroes (Van Eijck, Hertzberger) nog de maakbaarheid van de samenleving predikten.
De stad van OMA is de stad gezien vanuit de auto, vanaf de snelweg. Het stadsconcept van OMA is de collage van stedelijke en landelijke motieven. De architectuur van OMA is de doos, soms opengewerkt, soms op zijn kant gezet, soms gesloten. Dat moet voor romantici als Van Eyck en Hertzberger een schok zijn geweest en voor hun epigonen al helemaal. Koolhaas en zijn volgelingen kwamen ineens met een Metropolis die rücksichtlos brak met het inerte systeem van woonerfjes en verkeersdrempels. In de 'nomadische ruimte' van Koolhaas' leerlingen (Rients Dijkstra, Alex Wall, Willem Jan Neutelings) schuiven modellen als schijven over elkaar: een compacte stad, een tuinstad, publieke en privé ruimten, wandelgebieden en autowegen. Mega-gebouwen verlenen structuur aan die gebieden.
De toekomstige stad Leidsche Rijn bij Utrecht is volgens dat principe vormgegeven: dat wil zeggen, de compacte bebouwing contrasteert met een royaal groengebied. Het is de S van Small tegenover de XL van Extra Large uit het manifest S, M, L, XL van Koolhaas, dat vermoedelijk dit najaar verschijnt.
Ze hebben het nieuwe modernisme van OMA meegenomen in hun privé-praktijk, maar niet zonder huivering. Christian Rapp, die samen met Hans Kollhoff een superblock bouwde op het KNSM-eiland in Amsterdam, moet er niet aan denken dat dergelijke blokken in andere Nederlandse steden herhaald zullen worden. Het is immers het gevaar van een 'school', dat de minder begaafden terugvallen op een bewezen succes.
Net als Koolhaas gaan ze de complexiteit niet uit de weg. Integendeel, de complexiteit van de opgave is het ideaal. Ze kunnen dan te rade gaan bij het ontwerp van Euralille waar Koolhaas schaakte op verschillende niveaus: een verbinding tussen de oude en de nieuwe stad, tussen de auto en de hogesnelheidstrein, tussen wonen en winkelen, nog aangevuld met een razend ingewikkeld congresgebouw. Dat is geen architectuur meer, dat is scheikunde. Vanzelfsprekend zijn z'n discipelen nog niet voor dergelijke projecten geplaatst, maar zelfs op eenvoudiger niveau vallen ze terug op de wisselwerking tussen chaos en ordening. Kees Christiaanse en Art Zaaijer hebben een woonblok aan de Haagse Dedemsvaartweg niet alleen gevuld met allerlei woontypologieën, ze hebben het ook nog eens 'opengezaagd'.
Die opengezaagde doos voert als een rode draad door de tentoonstelling; door de openingen zien we plattegronden of foto's, zelfs op het plafond zijn schetsen en teksten geprojecteerd. Hoewel de oogst nog schraal en onrijp is, bewijst het toch dat er ontegenzeggelijk een OMA-school moet zijn. Een enkel ontwerp maakt nieuwsgierig, in het bijzonder het nieuwe VPRO-hoofdkantoor van het bureau MVRDV, waarvoor een dezer dagen de eerste schop de grond ingaat.
Het wordt een parafrase op de villa en het is een OMA-werkstuk in de beste traditie. Hier is sprake van recycling. Het villa-gevoel wordt ingeladen, meegenomen, omgegooid en gesublimeerd. Kamers-en-suite, balkons, veranda's, oude plafonds, ze keren allemaal terug in een vierkante doos met verschillende plateaus waarvan het dak wordt belegd met hei. Het kan niet anders, of de leraar tegen wil en dank moet er met voldoening naar kijken. Als hij het al niet te druk heeft met het zeefront van Nanking of de metamorfose van Baltimore.
Jaap Huisman