Schade na Brexit groot: 'tot 1.000 euro per Nederlander'
De kosten van een Brexit - het uittreden van Groot-Brittannië uit de EU - kunnen oplopen tot 1.000 euro per Nederlander. Dit stelt het Centraal Planbureau (CPB) in een rapport dat vanochtend wordt uitgebracht.
Door verminderde handel zal het bruto binnenlands product (bbp) van Nederland met 1,2 procent dalen. Dat kost al 10 miljard euro oftewel 575 euro per inwoner. Daarbij komt dat ook schade wordt geleden doordat handel leidt tot extra innovatie en productiviteitsstijging. En die valt nu weg. Daarom moet er nog eens 65 procent bij de schadeposten worden opgeteld, zo luidt de redenering.
Nederland heeft meer last van een Brexit dan andere landen, omdat de Nederlandse handel meer verweven is met die van de Britten. 'Een Brexit zal de economie van Nederland relatief hard raken', zegt het CPB.
Grote schade
Behalve de uittreding zelf zal ook de onzekerheid over de nieuwe status van Groot-Brittannië tot grote schade leiden. Het CPB gaat ervan uit dat onderhandelingen over de definitieve uittreding minimaal twee jaar zullen duren. 'Dit zal het bedrijfsleven raken. De economische schade door deze onzekerheid is op korte termijn het grootst en is nu al zichtbaar in de aanloop naar het referendum.'
Raoul Leering, hoofd Internationaal Handelsonderzoek van de ING, berekende eerder al dat 3,7 procent van het Nederlandse bbp afhankelijk is van de vraag uit Groot-Brittannië. 'Dat zijn 300 duizend banen (3,3 procent van de werkgelegenheid). Alleen voor Ierland en Malta is het Verenigd Koninkrijk van nog groter belang.'
Toegangspoort naar Europa
De EU kan eventueel meer buitenlandse investeerders aantrekken omdat Groot-Brittannië minder aantrekkelijk zal worden als toegangspoort naar Europa. Maar dat weegt niet op tegen de nadelen die zich vooral op langere termijn zullen doen voelen.
Vooral de zogenoemde niet-tarifaire handelsbelemmeringen tussen het VK en de EU zullen aanzienlijk groter worden. Hieronder worden verstaan de verschillen in technische specificaties of milieueisen waaraan verhandelde producten moeten voldoen voordat ze binnen de EU verkocht mogen worden. De kosten door deze handelsbelemmering zullen voor bedrijven met 13 procent toenemen.
De Nederlandse kosten van de Brexit zijn sectorspecifiek. De sectoren 'overig transport' en 'transportvoertuigen' zijn weinig gevoelig voor een Brexit, omdat deze meer met de EU dan met Groot-Brittannië zijn verbonden. Maar dit geldt niet voor de sectoren 'chemie, kunststof en rubber', 'elektronische apparatuur', 'motorvoertuigen en onderdelen', 'voedselverwerkende industrie' en 'metaal en mineralen' (samen 12 procent van het Nederlandse bbp). Zij zullen een productieverlies van ongeveer 5 procent lijden', schrijft het CPB.
Brexit-blog
Op 23 juni bepalen de Britten in een referendum of zij de EU zullen verlaten: een stembusgang die de toekomst van Europa én het Verenigd Koninkrijk enorm beïnvloedt. In aanloop naar het referendum blogt onze correspondent Patrick van IJzendoorn elke dag over de mogelijke Brexit. Lees het blog hier.
Minder zware economische gevolgen
Als het lukt om tot een nieuw vrijhandelsverdrag met Groot-Brittannië te komen, zullen de economische gevolgen van een Brexit voor Nederland minder zwaar zijn. Door dit verdrag zullen de handelsbelemmeringskosten met maar 6 procent stijgen in plaats van 13 procent.
Maar de EU zal terughoudend zijn om een dergelijk verdrag te sluiten, om te voorkomen dat er een precedentwerking uitgaat van de Brexit, of dat er vrijelijk gewinkeld wordt in de voor en nadelen van het EU lidmaatschap. De EU zal daarom de kosten van uittreding zo hoog mogelijk maken, verwacht het CPB. Met name de landen uit Oost en Zuid Europa, die veel minder gebaat zijn bij een nieuw vrijhandelsverdrag dan Nederland, Ierland of België, zullen kunnen gaan dwarsliggen.
Het CPB zegt dat de kosten voor Groot-Brittannië nog veel hoger liggen: van 4,1 tot 8,7 procent van het bbp. 'Dat is evenveel als tijdens de crisis van 2008-2009.'