'Saai zijn we geloof ik nog steeds niet'
Yvonne van der Houwen is VVD-wethouder in Zutphen. Haar man Aart is VVD-lid van de Provinciale Staten in Gelderland en directeur van de Kamer van Koophandel noord-Veluwe en Achterhoek....
Yvonne (53): 'Wij praten altijd. We toetsen onze ideeën bij elkaar. Dat we allebei in de politiek zitten, heeft grote voordelen: ten eerste beïnvloeden we elkaar, ten tweede begrijpen we elkaars problematiek verdomde goed.'
Aart (54): 'Een vriend vroeg eens toen hij ons in een restaurant zag zitten: ''Waar praten jullie toch samen over? Jullie blijven maar ouwehoeren.'' Dat is zo. Maar wij maken natuurlijk allebei een hoop mee.'
Yvonne: 'Van Aart hoor ik dat de provincie nog ik-weet-niet-hoeveel geld in een pot heeft zitten voor welzijnszaken. Hé, denk ik als wethouder welzijn van Zutphen. Dat kan ik gebruiken. Zulke dingen weet ik snel, dank zij hem.'
Aart: 'Je hoort ook van me voor welke argumentatie de provincie gevoelig is en welke redenering niet werkt.'
Yvonne: 'Precies. Dat weet jij. En dat is verrekte handig.'
Aart: 'En ik heb veel aan haar kennis. Het kan voorkomen dat een wethouder van een naburig dorp van Zutphen mij opbelt en vraagt hoe de provincie aankijkt tegen een bepaalde zaak. Soms kan ik zo'n man gerust stellen, omdat ik van Yvonne weet dat Zutphen helemaal geen plannen heeft om iets te ondernemen dat nadelig is voor de buurgemeente. Zo heb ik onlangs nog...'
Yvonne: 'Dat wil ik niet in de krant hebben. Neem me niet kwalijk. Dat komt me nu politiek helemaal niet uit.'
Aart: 'Dat zie ik niet.'
Yvonne: 'En ik zie het duidelijk wel.'
Aart: 'Zij is daar angstiger voor dan ik. Jij bent toch terughoudender in die dingen? Ik ben er makkelijker in.'
Yvonne: 'Het woord angstig is niet op zijn plaats. Jij bent makkelijker, en ik ken de verhoudingen in Zutphen beter.'
Aart: 'De gevoeligheden.'
Yvonne: 'Ja, ik heb daar geen zin in. Als ik verhalen van hem over de Kamer van Koophandel of de provincie hoor, moet hij honderd procent zeker weten dat ik er niet over praat. Ik moet dat van hèm weten, en hij is daar nonchalanter in dan ik ben. Dit onderwerp moet niet zo naar buiten. '
Yvonne: 'Het was 1961. Ik was achttien. Hij twintig. Ik moest kiezen tussen twee jongens. Met wie zou ik naar een lustrumgala van de hts gaan? Ik stond in de serre van ons huis en ik zei: ''Mijn God, moeder, daar komen er drie aan. Wat moet ik nu doen?'''
Aart: 'Toen mijn vrienden vertelden dat ze allebei hetzelfde meisje naar het gala zouden vragen, wilde ik meemaken hoe ze dat zouden uitvechten.'
Yvonne: 'Ik moest kiezen uit een van die hts'ers. Alleen zij gingen naar het gala. Maar Aart leek mij veel leuker. En jij wilde mij geloof ik ook wel wat beter leren kennen.'
Aart: 'Dus ik vroeg aan die jongens of er nog een hts-feest kwam waar ik als economiestudent wel mocht komen. Ik ben toen met een ander meisje naar dat feest gegaan. Na afloop heb ik haar vlug naar huis gebracht. Ik wilde op tijd terug zijn om ook Yvonne naar huis te kunnen brengen. Ja, dat heb ik geloof ik redelijk netjes gedaan. Het klikte meteen. Ik denk dat we na veertien dagen al heftig met elkaar vreeën.'
Yvonne: 'Dat hoeft er toch niet allemaal in, godsamme nog aan toe zeg.
'We waren, geloof ik, vroeger al een opvallend stel. Jij reed motor. Ik was opvallend gekleed. We scheurden overal naar toe. Ik zie me nog zitten met die korte rokjes en die hoge hakken en die zwarte kousen en dat bolhoedje op. Saai zijn we geloof ik nog steeds niet. Wij gaan vaak op pad en halen altijd weer streken uit met elkaar.'
Aart: 'Een van de aardigste is die grap toen ik 52 werd. Ik kreeg een verrassingsontbijt met 52 vrouwen, van wie Yvonne wist dat ik ze aardig vind.'
Yvonne: 'Bijzonder, hè? Hij was voor het eerst sprakeloos. Kun je je dat voorstellen?'
Aart: 'Wat heel bijzonder was: een van die vrouwen had de anderen opgeroepen iets sexy's aan te trekken. ''Want dat vindt hij wel leuk'', zei ze. Het was ook wel mooi. Laatst vroeg iemand me of er gevaarlijke vrouwen bij waren.'
Yvonne: 'En jij zei: ''ja.'' Daar moeten we het nog eens over hebben. Ik weet niet welke vrouwen hij bedoelt.'
Aart: 'In 1972 solliciteerde ik voor de grap voor de functie van directeur van de Kamer van Koophandel in Zutphen. Als ik de baan zou krijgen, zou ik de jongste KvK-directeur ooit worden. Tegelijkertijd vroeg het hoofdbestuur van de VVD me Tweede-Kamerlid te worden.'
Yvonne: 'Wij juichten als gezin, tjongejonge, wat een belangrijke man. Hij komt in de Tweede Kamer. Maar toen gingen we erover nadenken.'
Aart: 'Ik vond het heel uitdagend, maar tegelijkertijd twijfelde ik. Ik zou de hele week weg zijn. De kans dat we uit elkaar zouden worden gedreven, was zeer groot. Uiteindelijk hebben we gekozen voor het directeurschap van de Kamer van Koophandel, waarvoor ik goed werd bevonden.'
Yvonne: 'Ik geloof niet dat ik hem had tegengehouden. Maar ik ben erg blij dat het niet is doorgegaan.'
Aart: 'Achteraf gezien heb ik er nooit spijt van gehad. Voor onze relatie is het buitengewoon goed geweest. En voor de kinderen. Want je hebt elkaar veel meer gezien.'
Yvonne: 'Toch hebben we het aan tafel waar de kinderen bij zaten, heel veel over politiek gehad.'
Aart: 'Hadden we het met ze over hun school, dan vroegen wij ons af of er wellicht bezuinigd kon worden en wie eigenlijk wie benoemde. Of het ging over de vraag hoe ver een onderwijzer moet gaan in zijn beïnvloeding.'
Yvonne: 'Ik ben later dan Aart politiek actief geworden. Eerst bij Amnesty International. Ik heb het gevoel dat ik helemaal op eigen kracht wethouder ben geworden. Dat heb ik niet aan hem te danken. Die vraag wordt me wel vaker gesteld, maar omgekeerd hoor ik nooit de vraag waarom Aart zo'n mooie carrière maakte. Dat is alleen maar doordat ik hem de ruimte heb gegeven. Als ik, toen de kinderen nog klein waren, had gezegd: ''Ik accepteer niet dat je drie à vier avonden in de week weg bent, je moet thuis zijn, de kinderen in bad stoppen''- dan was het heel anders gelopen.
'Eigenlijk is er niet veel veranderd. Wie kookt er nu? Het antwoord is: ik. Wie doet de was? Ik. Wie stofzuigt? Ik. Wie doet de boodschappen? Ik. Een enkele keer doet hij de boodschappen, en in het weekend maakt hij het ontbijt.'
Aart: 'Zullen we het nog een keer overnieuw doen? Incidenteel kook ik.'
Yvonne: 'Nou, weinig.'
Aart: 'Eens in de week.'
Yvonne: 'Goed, laten we het daar maar op houden. Maar het gaat niet goed, wat dit betreft. De werkzaamheden zijn niet verdeeld. En daar krijgen we niet echt grip op.'
Aart: 'Maar dus - even kijken hoor - ik maak 's ochtends altijd het ontbijt.'
Yvonne: 'Ja, omdat ik dan boven opruim. En zeg dan even wat je doet. Want anders denkt hij dat je echt ontbijt maakt. Je snijdt boterhammen en je zet een pot thee. We ontbijten door de week altijd staande in tien minuten.'
Aart: 'Dat is tòch ontbijt, snoes.'
Yvonne: 'Nee, daar klopt niets van. Soms wordt het me te veel. Dan begin ik even te kankeren, en dan komt het weer in evenwicht, een beetje.'
Aart: 'Want ik ben wel beïnvloedbaar, hè?'
Yvonne: 'Zeker. Maar het meewerken is snel weer voorbij.'
Aart: 'Het blijft niet zo lang hangen, geloof ik. Ik krijg niet snel een schuldgevoel. Maar vandaag heb ik zo'n dag dat ik denk: ''Ja, ze heeft wel gelijk.'' Misschien dat ik vanavond maar eens wat kook. Dat is afgesproken.
'Ik ben econoom van huis uit. Ik zoek naar de optimale aanwending van schaarse tijd. Zij heeft een fulltime baan. Ik weet dat ik haar moet helpen als op zaterdag de kinderen komen. Maar als ik knoflook snij, denk ik toch: ik moet volgende week vragen stellen over champignonvoetjes en over de Nuon.'
Yvonne: 'Als de kinderen komen, is tijd voor mij geen schaars goed. Dat vind ik zo vreselijk leuk. Daar zet ik alles op in. En ik werk geconcentreerder dan Aart. Als ik dat niet deed, zou er van het huishouden niets terecht komen. Als ik leefde zoals hij, zouden we gewoon vergaan.'
Aart: 'Ik beperk me als ik help tot het simpele werk. Ik ben koksmaat. Ik snij de uien en doe boodschappen. Zo gauw ik zelfstandig dingen doe, merk ik dat er commentaar komt. Dat vind ik best moeilijk. Dan zegt ze: ''Weet je het zout nou nog niet te staan?'''
Yvonne: 'Dat staat al twintig jaar op het aanrecht.'
Aart: 'Ja, maar op dat moment ben ik het even kwijt.'
Yvonne: 'Niets doen. Dat doen we eigenlijk nooit. Heel af en toe als ik heel moe ben, zit ik voor de tv.'
Aart: 'Ik lees 's avonds altijd aan tafel. Ik neem stukken door, bereid speeches voor.'
Yvonne: 'Het is zo belangrijk om eens niks te doen. Maar godnogaantoe. In deze maatschappij moeten we allemaal werken. Stilzitten mag niet.'
Aart: 'Ja dat mag wel, Yvonne.'
Yvonne: 'Nee. We moeten tegenwoordig bereikbaar zijn. Telefoon in de auto, faxen thuis. Ik verdom het. Ik wil zo nu en dan niet bereikbaar zijn. Hij zei een tijd geleden: ''Ik denk dat ik autotelefoon neem.'' Ik zei: ''Ik denk dat wij dat niet doen.'' Een mens heeft het recht om af en toe ongestoord naar muziek te luisteren.'
Aart: 'In de weekenden maken we geen afspraken. We hebben zelden politieke congressen bezocht. We zijn dan vrij. We gaan op stap en ontbijten rustig bij het raam.'
Yvonne: 'Dat vinden we heerlijk. Ook dan praten we, met elkaar en met de vogels in de tuin.'
Aart: 'Maar als ik heel eerlijk ben, moet ik zeggen dat we zondagmiddag natuurlijk weer werken. Want we hebben altijd dingen voor te bereiden, je moet dingen doen.'
Yvonne: 'Oh kijk, in de boom, een Vlaamse Gaai. Hé, heb je honger. Ja, hij heeft honger, zie je dat?'
Aart: 'Kijk eens, hij pakt een noot.'
Yvonne: 'Wat een show hè.'
Bas Mesters