Nieuws
Rutte III evenaart record van Lubbers voor meeste opgestapte bewindslieden
Op de valreep verliest het kabinet Rutte-III nog twee bewindslieden, Kaag en Bijleveld stapten op na een motie van afkeuring. Hoe vaak stappen ministers en staatssecretarissen op? En komen zij daarna nog wel eens terug in een nieuw kabinet?
Voortijdig vertrokken ministers keren zelden terug
Door het opstappen van Sigrid Kaag en Ank Bijleveld evenaart Rutte III het record van Lubbers III, met tien bewindslieden die voortijdig ontslag namen. Kaag trok haar conclusies uit de motie van afkeuring die de Tweede Kamer donderdagavond aannam, en trad terug als minister van Buitenlandse Zaken. Nu kan zij zich als lijsttrekker volledig op de formatie van een nieuw kabinet richten.
Bijleveld wachtte een dag langer, maar besloot vrijdag om toch op te stappen. Toch lijkt het alsof er elke week wel iets verandert in de personele bezetting. Naast de tien officiële ontslagaanvragen kwam Martin van Rijn tijdelijk invallen, wordt Bas van ‘t Wout momenteel vervangen vanwege een burn-out en zal hij niet meer terugkeren, en zijn er vele herverdelingen van portefeuilles geweest.
In afgelopen dertig jaar zijn in totaal 46 staatssecretarissen en ministers voortijdig gestopt, los van hele kabinetten die vielen. Gemiddeld haalden vijf bewindslieden per kabinet de eindstreep niet. Rutte I was het enige kabinet sindsdien waar niemand voortijdig struikelde of vertrok, maar dit minderheidskabinet hield het dan ook maar twee jaar vol.
Het gebeurt niet vaak dat een opgestapte minister in een later kabinet terugkeert. Sinds 1989 is dit slechts twee keer het geval. Piet Hein Donner die in 2006 aftrad als minister van Justitie werd een jaar later minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ernst Hirsch Ballin stapte in 1994 op na een motie van afkeuring. In 2006 keerde hij terug in het kabinet als minister van Justitie, om CDA-partijgenoot Donner te vervangen.
Ministers vaak al vóór de motie weg
De meeste bewindslieden stappen op vanwege politieke redenen. Persoonlijke omstandigheden (Tamara van Ark, Bruno Bruins) of een andere baan (Cora van Nieuwenhuizen) komen minder vaak voor. Wie vanwege de politiek vertrekt, wacht een motie van afkeuring of wantrouwen meestal niet af. Zo vertrok Robin Linschoten in 1996 omdat hij verwachtte dat er een motie zou komen. Van de 46 vertrokken bewindslieden waren Hirsch Ballin en Kaag de enigen die direct als gevolg van een motie opstapten.
Ook in 1994 volgde op het vertrek van Hirsch Ballin een tweede vertrek. Ed van Thijn besloot de dag na de motie onder druk van het CDA ook te vertrekken. Net als Ank Bijleveld zag hij zelf de motie niet als een directe aanleiding om op te stappen, maar werd zijn positie onhoudbaar na het vertrek van zijn collega. Alle andere ministers die aftraden sinds de jaren ‘90 wachten de motie niet af maar vertrokken zelf.
In totaal zijn sinds 1989 dertien bewindslieden tijdens hun ambtstermijn een andere functie gaan bekleden. Zo verloor Balkenende IV twee staatssecretarissen aan het burgemeestersambt, en vertrokken Hedy d’Ancona en Hanja Maij-Weggen naar het Europees Parlement. Cora van Nieuwenhuizen is de enige minister van deze aftreders die het ambt verliet voor een commerciële functie.