ColumnEva Hoeke
Rouw is ook: onbeschaamd leeglopen tegen de crèchejuf, de bakker en de buschauffeur
Ik wil opruimen.
Laatjes, stapels, hele kamers, alles opruimen.
Die lelijke stoel, weg. Schreeuwerig boekje van de Dochter, weg. Kranten weg, zegelboekjes weg, frutsels weg, cd’s weg, post weg, alles weg, ja die bloemen ook, weg, klaar. Hier, hou maar open die vuilniszak, die vieze chocopasta hoef ik ook niet meer en die papieren feesthoedjes ook niet, hup, wég.
Wilt u dit verhaal liever beluisteren? Hieronder staat de door Blendle voorgelezen versie.
Het helpt alleen niet.
De wc ruikt naar bleek, de ramen zijn schoon en het glas ligt in de glasbak, maar het is wat het is: Carlijn is dood.
Een week geleden was ze er nog.
Twee weken geleden hadden we zelfs nog allerlei plannen.
Drie weken geleden wisten we überháúpt nog van niks. Niet dat ik daar toen bij stilstond, nee stel je voor, dat moet je bij elke dode kennelijk opnieuw leren, dat het allemaal niet zo vanzelfsprekend is. Even bellen. Even appen. Zij daar aan tafel, vriendin tussen vijf andere vriendinnen, lachend, luisterend, zwijgend. Gewoon, weten dat jij hier bent en zij daar en dat je tot in lengte van dagen vriendinnen zal zijn, ook als je elkaar een maand niet ziet. Zelfs het ergeren mis ik. Haar perfectionisme: ‘Was het nog gelukt met die bloemen?’ Ja-haa, ik heb toch gezegd dat ik het zou doen.
Nu zou ik een lief ding overhebben voor die Pünktlichkeit.
Maar het is wat het is en de wereld draait gewoon door. Niks geen zondvloed, niks geen psychose. Na mijn vader niet, na Justin niet, dus na Carlijn ook niet. In plaats daarvan smeer ik brood en haal ik een stofzuiger door de kamer. Het leven is overwegend banaal, schrijft een kennis, ik ben bang dat ze gelijk heeft. Alleen, en daar heeft het leven je dan toch nog mooi te pakken, doe je dat stofzuigen nu wel ineens met de constante druk van hangende oogleden en een venijnige pijn in je hoofd, linksvoor om precies te zijn. Zit daar je vriendschapskwab?
Rouw is ook: onbeschaamd leeglopen tegen de crèchejuf, de bakker, de buschauffeur. Hallo slager doet u mij maar een kipfiletje en een brede schouder, nee die van u graag, ziet u: mijn vriendin is dood. De tranen rollen er zomaar uit, ik voel ze pas als ze over mijn lippen lopen. Een werkgever blaf ik af, wanneer ze me terecht op mijn vingers tikt en ik hortend en stotend mijn verhaal doe, win ik alsnog.
Helpt ook al niet.
Gedachten aan de dienst in de Sint-Odulphus-kerk, één groot pleidooi voor zachte krachten. Carlijn had geen talent voor boosheid – de kerk zat vól. Janken op Moby’s Why does my heart feel so bad, lachen om Dirty Dancings Time of my life. Na afloop ontmoet ik een vriend van Carlijn die ik nog niet kende. Het klikt, we beloven elkaar snel een borrel te drinken. Dat helpt wel, een beetje.
Tik, tak, op, af, het gaat niet, het gaat wel, het naat giet, het giet wel.
Op zondag doorbreken opa en oma mijn getob met een fietstocht. Jammer voor mij, ik ben teruggekeerd naar mijn geboortegrond, dus alles doet pijn.
Kijk, daar op dat terras zagen we Van Persie scoren tegen Spanje.
Hier, onze middelbare school, ik zie ons nog gaan, kleine meisjes met grote tassen, luidruchtig en beschroomd tegelijk.
Langs Verkade, Cacao de Zaan en Loders Croklaan, daar werkte Carlijns vader.
IJsje dan maar.
Opa zal achteraf foto’s sturen van de Dochters op een bankje: ‘Mijsjes’.
De laatste stop is voor een weiland vol lammetjes. Zo lief, dat dartele nieuwe leven, dat zie ik zelfs. Pas wanneer we verder fietsen zie ik het bord ‘Lamsvlees te koop’.
Wég.