Römkens ziet vrouw als slachtoffer-monopolist

De kritiek op het Intomart-onderzoek naar huiselijk geweld snijdt geen hout, betoogt Tom van Dijk. De meeste resultaten komen overeen met die van ander onderzoek....

TOM VAN DIJK

OP DE Forumpagina van 1 november uitte Renée Römkens scherpe kritiek op ons onderzoek naar de aard en omvang van huiselijk geweld. Het onderzoek zou niet deugen, en wij zouden ons bezondigd hebben aan cijferdemagogie. Wij zeggen het maar onomwonden: het commentaar van Römkens is tendentieus, suggestief en onzorgvuldig.

Römkens stelt: 'Als een kind op zaterdagavond bijvoorbeeld niet mag gaan stappen, of niet mag praten met derden op een feestje, is dat ongetwijfeld schadelijk voor het welbevinden van de betrokkene, maar dit ongerief behoort tot een andere orde dan molest of verkrachting.'

Natuurlijk heeft zij gelijk. Niemand zou het tegendeel durven te beweren, en wij hebben dat - anders dan Römkens suggereert - uiteraard ook niet gedaan.

In ons onderzoek hebben wij een brede definitie van huiselijk geweld gehanteerd. Wij hebben de ondervraagden een lijst met 32 voorvallen voorgelegd met de vraag of zij daar ooit in hun leven wel eens mee zijn geconfronteerd. Deze voorvallen zijn te rubriceren naar drie hoofdcategorieën: lichamelijk, geestelijk en seksueel geweld.

Binnen deze drie groepen hebben wij weer verschillende voorvallen onderscheiden. Zo rekenen wij tot de categorie seksueel geweld bijvoorbeeld verkrachting, maar ook 'het maken van obscene gebaren'. Onder fysiek geweld verstaan wij bijvoorbeeld 'geslagen worden', maar ook 'opgesloten worden'.

Tot geestelijk geweld rekenen wij 'geregeld bespot en gekleineerd worden', maar ook 'geen afspraak met anderen mogen maken'. Voor wie ons rapport echt leest, is duidelijk dat een keer op zaterdagavond niet mogen stappen of niet met anderen mogen praten op een feestje door ons niet onmiddellijk is bestempeld als huiselijk geweld. Wel achten wij het mogelijk dat ook deze ogenschijnlijk milde vormen van dwang onderdeel kunnen zijn van een massief onderdrukkend complex.

Dat hebben wij overigens niet zelf bedacht. De vragenlijst is tot stand gekomen door een intensieve samenspraak met professionals die in hun werk te maken hebben met slachtoffers van huiselijk geweld. Ook vrouwen uit een Blijf van m'n Lijf-huis zijn geraadpleegd. Mede op basis van hun verklaringen is gekozen voor een brede definitie van huiselijk geweld.

De onderzoeksuitkomsten geven aan dat die keus terecht is geweest. Huiselijk geweld doet zich in de praktijk inderdaad voor als een veelkoppig monster, waarin ogenschijnlijke futiliteiten vaak in combinatie voorkomen met andere geweldvormen waarvan onmiddellijk duidelijk is dat zij de persoonlijke integriteit van het slachtoffer schaden.

Römkens stelt dat wij tot een zo hoog percentage slachtoffers zijn gekomen doordat wij een brede definitie van huiselijk geweld hebben gehanteerd. Dat is echte nonsens. In haar eigen onderzoek naar geweld tegen vrouwen in man-vrouw relaties kwam zij in 1986 tot de slotsom dat 11,4 procent van de vrouwen slachtoffer is van niet-incidenteel geweld door mannen in relaties.

Wij hebben in ons onderzoek geconstateerd dat 46 procent van de vrouwen slachtoffer is geworden van huiselijk geweld. In ons onderzoek hebben wij echter niet alleen gekeken naar geweld van mannelijke partners, maar ook naar huiselijk geweld dat gepleegd is door ouders, broers, zussen, andere familieleden en vrienden.

Als wij ons beperken tot geweld dat gepleegd is tegen vrouwen door mannelijke partners, komen wij tot een slachtofferpercentage van 11,9. Dat is slechts een half procent hoger dan Römkens in 1989 vond.

Nel Draijer heeft in 1988 een grootschalig kwantitatief onderzoek gepubliceerd naar incest bij jonge vrouwen. Zij constateerde dat 15,6 procent van de vrouwen incest-ervaringen heeft opgedaan. Als wij op basis van ons eigen onderzoek nagaan hoeveel vrouwen (van 20 tot 40 jaar) in hun jeugd slachtoffer zijn geworden van incest, komen wij tot 14,6 procent. Dat is een procent lager dan Draijer vond.

Dat zijn toch opmerkelijke overeenkomsten. De slachtofferpercentages die wij in ons zogenaamd ondeugdelijke, ongebruikelijke en discutabele onderzoek vinden, komen feitelijk naadloos overeen met de bevindingen van Draijer en Römkens zelf. Deze overeenkomst tussen ons onderzoek en eerdere studies is overigens nog breder.

In haar Forum-bijdrage somt Römkens een aantal uitkomsten op van betrouwbare (inter-) nationale studies. Daarmee suggereert ze dat wij tot andere uitkomsten komen. Voor een heel belangrijk deel is dat niet zo. Ook wij hebben aangetoond dat seksueel misbruik binnen gezinsverband vooral meisjes treft.

In ons rapport staat: 'Vooral in de leeftijd tussen 10 en 25 jaar worden meisjes veel vaker slachtoffer dan jongens. In die periode wordt ongeveer één op de tien vrouwen het slachtoffer van een seksuele vorm van huiselijk geweld.' Römkens maakt in haar artikel melding van het feit dat naar schatting 4,5 procent van de mannen als jongens seksueel misbruikt is.

In ons rapport staat: 'Bij jongens vinden we de hoogste slachtofferpercentages tussen het tiende en vijftiende levensjaar. In die periode wordt één op de twintig jongens het slachtoffer van een vorm van seksueel huiselijk geweld'. Dat is dus 5 procent.

Ook van het inzicht dat van de volwassenen het vooral de vrouwen zijn die geconfronteerd worden met seksueel geweld, maken wij in ons rapport in alle duidelijkheid melding. In ons verslag staat: 'Vrouwen worden aanmerkelijk vaker het slachtoffer van seksueel geweld.'

Op één punt komen wij wel tot een betrekkelijk nieuw inzicht: ook mannen worden heel vaak slachtoffer van huiselijk geweld. Dat is het echte pijnpunt van Römkens.

Haar suggestieve, tendentieuze en onzorgvuldige betoogtrant dient ertoe deze ene uitkomst aan te vallen. In dat verband schroomt ze ook niet feitelijke onjuistheden in haar artikel te vermelden. Zo zou ons rapport geen precieze gegevens bevatten over naar geslacht en naar leeftijd uitgesplitste vormen van victimisering. Dat is gewoon niet waar. Over seksueel geweld hebben wij hier al gesproken, naar geslacht en leeftijd van het meestal vrouwelijke slachtoffer uitgesplitst.

Ook met betrekking tot geestelijk geweld zijn duidelijke uitspraken gedaan over de leeftijd en de sekse van het slachtoffer. 'Tot hun 25ste jaar worden meisjes en vrouwen vaker slachtoffer van geestelijk geweld dan hun mannelijke leeftijdgenoten. Tussen het vijftiende en twintigste levensjaar wordt één op de zeven vrouwen slachtoffer van geestelijk geweld. Bij mannen is dit één op de tien. Na het bereiken van de leeftijd van 25 jaar verdwijnt dit verschil tussen mannen en vrouwen en worden zij in gelijke mate het slachtoffer van geestelijk geweld.'

Ook met betrekking tot lichamelijk geweld zijn uitsplitsingen naar de leeftijd en de sekse van het slachtoffer opgenomen. Wij citeren letterlijk uit ons rapport: 'Jongens en mannen worden vaker slachtoffer van lichamelijk geweld dan vrouwen. Vooral in de leeftijd tussen tien en twintig jaar worden meer jongens dan meisjes slachtoffer van lichamelijk geweld. Op deze leeftijd wordt bijna éé op de vier jongens het slachtoffer van een lichamelijke vorm van geweld in de huiselijke sfeer, tegenover één op de zeven meisjes.

Direct daarna - in de leeftijd van 20 tot 25 jaar - zijn vrouwen juist vaker het slachtoffer van lichamelijk geweld dan mannen. Na het 25e levensjaar verdwijnt dit verschil en worden mannen en vrouwen ongeveer evenveel slachtoffer van lichamelijk geweld.'

Römkens meent dat onze uitkomsten huiselijk geweld tot een sekse-neutraal probleem bestempelen omdat uit ons onderzoek blijkt dat ook mannen vaak slachtoffer worden van geestelijk en lichamelijk geweld. Ook dat is een hele merkwaardige opvatting. Sekse-neutraal zijn onze bevindingen in het geheel niet. In de overgrote meerderheid van de gevallen (79 procent) zijn mannen de daders van het geweld.

Wij vinden het ongelooflijk spijtig dat Römkens zich zo onzorgvuldig over ons onderzoek heeft uitgelaten. In alle redelijkheid kan niet worden beweerd dat ons onderzoek ondeugdelijk is. Dat onze uitkomsten zo naadloos overeenkomen met de bevindingen van (onder anderen) Draijer en Römkens zelf, is natuurlijk geen toeval.

Dat wij hebben geconstateerd dat ook mannen op grote schaal slachtoffer worden van huiselijk geweld, hangt samen met het simpele feit dat wij in ons onderzoek ook mannen hebben geïnterviewd. Dat is niet gebruikelijk. In de meerderheid van het grootschalige kwantitatieve onderzoek op dit terrein worden alleen vrouwen geënquêteerd.

Het gevolg van het commentaar van Römkens is dat de intuïtieve twijfel die er bestaat over de uitkomsten van ons onderzoek vanuit wetenschappelijke hoek is ondersteund. Hoewel het commentaar van Römkens wat ons betreft van een onwetenschappelijke attitude getuigt, is zij natuurlijk wel een representant van de academische wereld. Zij heeft de rode loper uitgelegd voor alles en iedereen die de omvang van het huiselijk geweld wil bagatelliseren. Dat is kwalijk en onverstandig.

Tom van Dijk is onderzoeksdirecteur Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek Intomart.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden