Roep om dijken hindert Maasplan
Voor de Limburgers die verleden jaar hun inboedel in de Maas zagen wegdrijven, biedt het rapport van de commissie-Boertien vooralsnog weinig hoop....
Van onze correspondent
André Lammerse
MAASTRICHT
Bij de presentatie van het rapport pleitte de Limburgse gouverneur B. van Voorst tot Voorst er dan ook voor het advies snel om te zetten in een plan van aanpak. Waarschijnlijk zal het Maasplan organisatorisch worden opgedeeld in twee regio's en een behandeling krijgen in twee afzonderlijke milieu-effectrapporten.
Voor Zuid-Limburg stelt de commissie een ingrijpende verbreding van de Maas voor. Dit stuk van de rivier, de Grensmaas, die de grens met België vormt, zal een metamorfose ondergaan. Door de oevers en het winterbed af te graven, krijgt de rivier haar oorspronkelijke, natuurlijke bedding terug met ooibossen, kreken en nevengeulen.
De Maas tussen Roermond en het Noordlimburgse Mook moet alleen worden uitgediept. Een verbreding van de rivier in Noord-Limburg beinvloedt de overstromingskans minder dan verbreding in Zuid-Limburg, zo staat in het advies. Ze zou bovendien te duur worden. Het project van 1,3 miljard wordt in hoofdzaak gedragen door de opbrengsten van de grindwinning in Zuid-Limburg. Het uitbaggeren van de Noordlimburgse Maas levert vooral zand en klei op en daaraan wordt minder verdiend dan aan grind.
Als de Maas wordt verruimd, wordt over bijna de hele lengte van de rivier de waterstand fors lager. Bij net zo'n extreem grote wateraanvoer als in december 1993, ontstaat er nog maar 10 procent van de schade van toen. Dat komt neer op 25 miljoen gulden. Ook zal er nog maar 4 procent van het aantal evacués (achtduizend) van verleden jaar zijn.
Om deze normen te halen, moet ook 62 kilometer dijk worden aangelegd op plaatsen waar de rivieraanpassingen onvoldoende waterstandverlaging opleveren. De dijken zijn vooral voor Noord-Limburg gepland; de Maas krijgt hier het karakter van een gestuwde rivier, vergelijkbaar met de IJssel.
Het Maasplan van de commissie zou de kans op een nieuwe watersnood terugbrengen van eens in de 155 jaar naar eens in de 250 jaar. Deze nieuwe beschermingsnorm is lager dan voor de meeste andere delen van Nederland. Zo is het overstromingsrisico voor Noord- en Zuid-Holland één op tienduizend; voor Groningen, Friesland en Zeeland één op vierduizend. De commissie heeft voor Limburg een lagere norm gesteld omdat 'levensbedreigende risico's' hier kleiner zijn dan in laag-Nederland.
Nadeel van natuurontwikkelingsvariant is de lange uitvoeringstijd (twintig jaar), en daarover zal in Limburg nog niet het laatste woord zijn gezegd. Een van de voornaamste obstakels kan de Belgische overheid gaan opwerpen. Op drie grote locaties in Vlaanderen moet het zomerbed van de Maas worden afgegraven, maar daarvoor heeft Nederland geen toestemming gekregen. Onduidelijk is verder hoe opbrengsten van de grindwinning in België zullen worden verdeeld.
Er zullen bovendien veel discussies komen over het verleggen van de Nederlands-Belgische grens. Die verschuift wanneer de Maas in Zuid-Limburg op grote schaal word verbreed en uitgediept.
En dan is er nog de lokale politiek. In oktober protesteerden de Noordlimburgse gemeenten Arcen en Velden en Bergen al bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat tegen de trage totstandkoming van een waterkeringsplan. Volgens burgemeester C. Klaverdijk van Bergen duurt het nog tot 2050 voordat Limburg is beschermd tegen wateroverlast van de Maas. Klaverdijk en zijn ambtgenoot van Arcen en Velden vinden dat België het probleem voortvarender aanpakt met de huidige uitvoering van het Vlaams dijkenplan.
Maar de roep om dijken zou de uitvoering van het natuurontwikkelingsplan kunnen vertragen. Voor het plan van de commissie-Boertien is het dus niet te hopen dat de Limburgse gemeenten hun kont tegen de krib gooien.