Risico's van Obama's nette oorlog
In de een maand durende kronkelige aanloop naar een militaire confrontatie met de Libische leider Moammar Kadhafi heeft de regering-Obama een schoolvoorbeeld van progressieve oorlogsvoering laten zien. Nauwelijks een week geleden, toen het tij zich keerde tegen de anti-Kadhafi-opstandelingen, leek president Obama ervan overtuigd dat Amerika niet betrokken moest worden bij de burgeroorlog in Libië. Maar het blijkt dat de president al die tijd van zins was om Amerika te laten interveniëren. Hij wilde alleen dat dat zou gebeuren op de meest multilaterale en minst cowboyachtige manier denkbaar. Dat is gelukt.
In deze openingsfase tenminste lijkt onze oorlog in Libië op het ideaal van een internationale interventie volgens het progressieve boekje. Er was de zegen van de VN-Veiligheidsraad en er was de steun van de Arabische Liga. Het waren de diplomaten op Hillary Clintons ministerie van Buitenlandse Zaken die erop aandrongen en niet de militairen van Robert Gates' Pentagon. Het humanitaire doel is veel duidelijker dan een link met de Amerikaanse nationale veiligheid. Franse gevechtsvliegtuigen begonnen de strijd en niet Amerikaanse mariniers of de luchtmacht.
Deze interventie komt rechtstreeks uit Bill Clintons boekje in de jaren negentig en wijkt sterk af van de meer unilaterale optredens van de regering Bush. Hier geen 'coalition of the willing', geen neerbuigende verwijzingen naar het 'oude Europa', geen 'je bent voor ons of voor de terroristen'. In plaats daarvan heeft het Witte Huis volledig respect getoond aan alle internationale instellingen en buitenlandse regeringen waar de regering-Bush over heen walste of die ze negeerde.
Zo'n manier van oorlogvoeren heeft duidelijke voordelen. De last van militaire acties wordt gedeeld, het maakt onze bondgenootschappen sterker in plaats van ze te verzwakken en het haalt de angel uit wereldwijde anti-Amerikaanse gevoelens. En wat nog het beste is, het moedigt Europese machten aan hun eigen verantwoordelijkheid te nemen voor het handhaven van de mondiale orde, in plaats van slechts over de VS te zeuren vanaf de zijlijn.
Maar deze benadering van oorlogen brengt ook grote problemen met zich mee. Omdat 'progressieve' oorlogen gebaseerd zijn op het voortdurend zoeken naar consensus binnen de internationale gemeenschap, neigen ze ertoe middels commissies uitgevochten te worden, in het tempo van een slak en met een omzichtigheid die naadloos overgaat in tactische incompetentie. En omdat het verband met nationale veiligheid in het beste geval zijdelings is, worden ze vaak uitgevochten met de armen op de rug gebonden en de ogen gericht op de opiniepeilingen, en niet met de volledige inzet die overwinningen vergen.
Deze problemen achtervolgden de Amerikaanse buitenlandse politiek in de jaren negentig, de vorige bloeiperiode van vooruitstrevende interventies. Het publiek morde over onze humanitaire missie in Somalië toen duidelijk werd dat er tegelijkertijd hulpgoederen werden verspreid én doden vielen. In voormalig Joegoslavië stelde de Navo in 1993 een no-fly-zone in, maar het kostte twee jaar moeizaam pogen de vrede te handhaven en diplomatiek geworstel, terwijl de oorlog toch onverminderd doorging, totdat Amerikaanse luchtaanvallen uiteindelijk de weg vrijmaakten voor vredesonderhandelingen.
Een nog krachtiger waarschuwing gaat uit van onze interventie in 1999 in Kosovo. De bombardementscampagne van de Navo droeg bij aan de val van Slobodan Milosevic en baarde een onafhankelijk Kosovo. Maar door de belangen van Milosevic en zijn vijanden in het Kosovaarse bevrijdingsleger leidde het optreden van het Westen waarschijnlijk tot meer bloedvergieten en etnische zuiveringen op korte termijn, daarmee de humanitaire crisis vergrotend die het juist wilde voorkomen.
Hetzelfde soort problemen plaagt nu al onze Libische oorlog. De doelen van onze coalitie zijn onzeker: president Obama heeft met zo veel woorden laten weten dat Kadhafi weg moet, maar admiraal Mullen, voorzitter van de chefs van staven, liet zondag weten dat de dictator uiteindelijk aan de macht zou kunnen blijven. Onze middelen zijn ook beperkt. De VN-resolutie die we uitvoeren, sluit nadrukkelijk grondtroepen uit en president Obama heeft dat ook herhaaldelijk gedaan.
Sommige van onze zogenaamde partners lijken ook niet tegen gevechten opgewassen. Het duurde nog geen 24 uur of Amr Moussa, nog maar net leider van de Arabische Liga, suggereerde dat het mandaat van zijn organisatie voor de no-fly-zone geen bombardementen behelsde.
De tijd die het kostte om een multiculturele coalitie op te bouwen, gaf Kadhafi gelegenheid om zijn positie te land zodanig te versterken dat een staakt-het-vuren hem de controle over het grootste deel van het land zou laten. Vandaar dat admiraal Mullen toegaf dat onze inspanningen tot een impasse kunnen leiden, met een Libische dictator die zich ingegraven heeft.
Wat een 'progressieve' oorlog uiteindelijk hoopt te bewerkstelligen, is zo zuiver mogelijk te vechten met zo min mogelijk risico. Maar oorlog en ethiek vormen geen gelukkig koppel en conflicten met 'lage risico's' blijken dat vaak allesbehalve te zijn. Door Amerika bloot te stellen aan de gevaren van nog weer een militaire interventie heeft Barack Obama akelig veel ingezet op de hoop dat ons Libische avontuur de uitzondering zal zijn die de regel bevestigt.