Rijkere mensen hebben meer ruimte nodig
Een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling vereist meer overheid, meer markt en meer burgers, betogen Geert Teisman en Roel in ’t Veld....
Veel bestuurders lijken ten prooi aan een gevoel van bestuurlijk onvermogen. Ze mopperen over bestuurlijke drukte en roepen dat het nu echt anders moet. Sommigen willen dat de rijksoverheid of superprovincies de regie ‘terugpakken’. Anderen zien meer in marktpartijen, omdat zij beter in staat zijn de burger te bedienen en te innoveren. Weer anderen pleiten voor een sterkere rol van burgers.
Maar zijn wij blijer als alle macht bij één overheid komt te liggen, of bij een privaat consortium? En zullen we blij zijn als het volk aan de macht komt? Al deze aanlokkelijke en eenzijdige oplossingen zijn uitgeprobeerd en nooit bevielen ze zo goed dat we er definitief voor kozen. Steeds weer komen we uit op complexe bestuurlijke systemen, en dat is niet zonder reden.
De regel lijkt dat besturing checks and balances vereist. Bestuurlijke daadkracht vloeit niet voort uit de dominantie van één der partijen, maar uit adequate verhoudingen tussen partijen die elkaar op dynamische wijze in evenwicht houden. Dat is de grondslag van de democratie. En omdat er weinig aanwijzingen zijn dat autoritair of collectivistisch leiderschap meer daadkracht genereert, lijkt het ons verstandig vanuit deze grondslag verder te bouwen aan een beter bestuur.
Toch is er het nodige veranderd in de Nederlandse samenleving, en we moeten ons serieus bezinnen op de vraag welk bestuur daarbij past. De grootste verandering is de gegroeide rijkdom. En rijkdom verzadigt niet. Hoe rijker mensen zijn, des te meer ruimte ze eisen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Eenmaal bevochten claims op ruimte willen ze niet opgeven. Zij willen meer mogelijkheden hebben tot mobiliteit en minder last van voorzieningen om mobiliteit te accommoderen.
Deze veeleisendheid stelt hoge eisen aan de inrichting van de ruimte. Overheden, private partijen, noch burgergroepen kunnen deze kwaliteit op eigen kracht bieden. Daarom moeten ze een alliantie aangaan. Ons lijkt het van groot belang deze realiteit te erkennen en consequenties te trekken.
Gebrek aan daadkracht wordt niet veroorzaakt door drukte. Het aantal bestuurders is zelfs afgenomen. Kon een minister of gedeputeerde in 2000 1.700 wethouders tegenkomen, anno 2006 ligt dat beneden de 1.600. Waren er in 1950 1.000 burgemeesters, momenteel zijn er minder dan 500.
Het gebrek aan bestuurlijke daadkracht wordt veroorzaakt door de bestuurders zelf. Ze maken geen voortgang in hun agenda’s. Ze bespreken onderwerpen keer op keer zonder tot voorstellen te komen van een hogere kwaliteit. Bestuurders activeren burgers niet op een productieve manier en ze activeren private partijen niet op een manier die marktwerking koppelt aan algemeen belang. De 100 dagen van dit kabinet en eerdere ideeën over partnerschap zijn een mooie start, maar men moet ook met inhoudelijk rijkere voorstellen komen. Dat vereist een geavanceerdere aanpak dan alleen maar praten.
De ruimtelijke ontwikkeling in Nederland vraagt een bestuurlijke aanpak waarbij bestuurders partijen bijeenbrengen die de agenda verder helpen; dat zijn naar ons idee vooral private partijen, burgers en adviesbureaus. Daarna moeten ze de kwaliteit van de voorstellen vooral laten beoordelen door panels van burgers, experts en politici, die daarover publiekelijk debatteren.
De Volkskrant heeft daartoe een aanzet gegeven met de Ruimtelijke Agenda. Het wordt tijd dat het bestuur deze initiatieven tot een vitaler publiek debat overneemt, om zo de ruimtelijke inrichting in Nederland op een hoger plan te brengen. Hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling vereist meer overheid, meer markt en meer burgers en dus meer drukte. Juist op kruispunten zijn in de geschiedenis steeds de nieuwe activiteiten begonnen. Ook nu mag worden verwacht dat daar de nieuwe combinaties ontstaan. We verwachten daarbij ook dat de burgers en de media beter in staat zullen zijn dan politici om dat wat er zich ruimtelijk ontwikkelt naar waarde te schatten.
Als dat gebeurt, zal de rol van volksvertegenwoordigers veranderen. Misschien kunnen zij hun rol hernieuwd elan geven als maatschappelijk regisseur. Regisseur van participatieprocessen waarmee ambities en voorstellen van hun eigen achterban gestalte krijgen. Zo verrijken zij het publieke debat en jagen de nieuwe politici/bestuurders op daar nog betere voorstellen tegenover te zetten.