InterviewRechtspsycholoog Peter van Koppen

Rechtspsycholoog Peter van Koppen: ‘Zelfs liegende officieren van justitie vinden rechters geen enkel probleem’

Als een van de eersten drukte rechtspsycholoog Peter van Koppen de rechterlijke macht met haar neus op de feiten: justitie kan het ook wel eens fout hebben. Meerdere gerechtelijke dwalingen later komt de hoogleraar aan de vooravond van zijn pensioen tot de conclusie: ‘Er is niks veranderd.’

Elsbeth Stoker
Rechtspsycholoog Peter van Koppen. Beeld Manon van der Zwaal
Rechtspsycholoog Peter van Koppen.Beeld Manon van der Zwaal

Nog wekelijks krijgt Peter van Koppen mailtjes en telefoontjes van teleurgestelde, boze of radeloze mensen. Soms staan ze zelfs voor de deur van zijn Haarlemse woonhuis, met de vraag of de hoogleraar rechtspsychologie – grote bos grijze krullen, bassende stem - een blik op hun zaak wil werpen. ‘Onlangs nog belde een man wiens stiefkind zeven jaar geleden is verdwenen, hij hoopt nog altijd op helderheid in de vermissingszaak.’

Meestal gaat-‘ie met hen in gesprek. ‘Als ze niet te raar zijn.’

Ziet Van Koppen iets in hun zaak, dan maken ze kans op een nieuw onderzoek door zijn studenten van het project ‘Gerede Twijfel’. ‘En ik word ook soms als deskundige benaderd. Voor een advies in lopende strafzaken.’

In april zou de 66-jarige rechtspsycholoog, die verbonden is aan de Amsterdamse Vrije Universiteit en de Universiteit van Maastricht, zijn afscheidsrede houden. Die is uitgesteld, vanwege de coronacrisis. Al zegt de graag geziene deskundige op tv en in de krant er meteen bij dat zijn pensionering niet betekent dat hij stopt. ‘Ik word betaald uit een ander potje. Hoe het precies zit, weet ik niet: maar ik blijf doen wat ik deed.’

Dus blijft hij de ontwikkelingen in de rechtspraak op de voet volgen. ‘Ik zit voortdurend op mijn stoel te wippen', zegt hij over de wijze hoe de rechtelijke macht in tijden van corona opereerde. 'Zo slecht georganiseerd.’ Zittingen waren deels uitgesteld, en als een strafzaak wel doorging volgden de verdachten hun zaak veelal via een videoverbinding vanuit de gevangenis. Vanwege logistieke redenen kon de zitting met een videoverbinding maximaal een uur duren. ‘Ik begrijp niet waarom de rechters zich lieten piepelen door gevangenisdirecteuren. Ze zijn een staatsmacht, en hadden moeten zeggen: ik wil de verdachte langer dan een uur kunnen spreken, regel het! Het irriteerde me mateloos.’

In 1992 schokte Van Koppen samen met collega’s de Nederlandse rechtsorde. In hun boek Dubieuze Zaken constateerden ze dat ook de rechter het wel eens mis kan hebben. Het was destijds een opzienbarende conclusie, een met als resultaat ‘dat heel veel mensen ons een stelletje idioten vonden’. Inmiddels behoort Dubieuze Zaken tot een standaard naslagwerk voor advocaten en, stelt menigeen, zou het dat ook moeten zijn voor rechters.

Hadden jullie voorafgaand aan Dubieuze Zaken deze conclusie verwacht?

‘Nee. We waren van plan om een wetboek te schrijven over het bewijsrecht: aan welke eisen moet het bewijs voldoen? Daarvoor schreven we strafrechtadvocaten aan met de vraag: lever ons zaken aan waarin jij denkt dat er bewijsproblemen zijn. Dat resulteerde in 35 zaken. We schrokken ons rot.’

Afgelopen twintig jaar kwamen er zeven gerechtelijke dwalingen aan het licht. ‘Nou wel meer, maar daar wordt in justitia heel raar mee omgegaan.’ De eerste spraakmakende dwaling dateert uit 2002. Toen werd duidelijk dat twee mannen ten onrechte veroordeeld waren in de Puttense moordzaak. In die zaak rapporteerde Van Koppen dat de politie meer dan 200 misleidende verhoortechnieken had toegepast. In diezelfde periode schreef hij, na onderzoek met zijn studenten, een boek over de Schiedammer parkmoord. ‘Bij Schiedam is het niet per ongeluk misgegaan: het Openbaar Ministerie heeft de boel daar belazerd. De advocaat en de rechter zijn voorgelogen.’ Zijn boek werd aanvankelijk ter zijde geschoven door de Hoge Raad. Maar toen de echte moordenaar van de 10-jarige Nienke Kleiss in 2004 de moord bekende, werd de dwaling alsnog groot nieuws en het boek werd omarmd.

Deze dwaling resulteerde onder meer in ‘Gerede Twijfel’: ‘We sluiten de studenten op op de 15de verdieping van de Vrije Universiteit, in een beveiligde kamer. Om het dossier te lezen. Daarna stellen we de thema’s vast die we gaan onderzoeken.’ Het resulteerde in een lange reeks publicaties over moordzaken, met titels als De dansende dader en Het likkende hondje.

Zo moesten ze eens een Moerdijkse moordzaak beoordelen. Volgens de rechters was een Oost-Europese vrouw door haar buurman gedood. Zijn dna werd onder haar gelnagel gevonden.

‘Volgens die buurman was ze tien dagen voor haar dood wauws geworden door haar drugsgebruik. Ze was niet zo groot, en hij had haar - al spartelend – opgepakt en naar huis gebracht. Toen heeft ze zijn nek open gekrabd.’ Dit zou verklaren waarom zijn dna werd aangetroffen, aldus de veroordeelde.

‘Het was opmerkelijk dat dit het enige dna was dat gevonden werd op haar handen. Het slachtoffer zat in de prostitutie, ze had half Amsterdam onder haar nagels kunnen hebben. De vraag op zitting was: kan je na tien dagen nog andermans dna op je handen vinden? De deskundigen hadden geen idee, het is nooit onderzocht.

‘Dus wij zaten te puzzelen: op die avond waarover de buurman vertelde had het slachtoffer één van haar gelnagels gebroken. Een vriendin van haar vertelde dat zij die nagel diezelfde avond had gerepareerd. Vier studenten hebben een gelnagel laten breken, en zij kregen dna van een donor onder hun gebroken nagel. Daarna hebben we hun nagels laten repareren. En ja hoor: tien dagen later zat onder die gelnagel nog steeds dna van de donor.’

Wat is er nu – 18 jaar na de Schiedammer parkmoord - veranderd?

‘Niets.’

De destijds aangekondigde maatregelen om onder meer tunnelvisie tegen te gaan, hebben volgens de emeritus-hoogleraar nauwelijks effect gehad. ‘Het probleem bij de politie is dat het een semimilitaire organisatie is. Daar zijn ook heel goede redenen voor: je moet gewoon in je auto rondrijden, surveilleren en doen wat de baas zegt. Maar er moet ook een plek zijn in die organisatie waar mensen juist wel vrij moeten kunnen denken, waar zelfs de jongste bediende zijn hand op moet durven steken. Dat is de plek van de ingewikkelde recherchezaken. Voor die zaken moet je dus beter, en anders opgeleide mensen hebben.

‘Dat gebeurt nog onvoldoende. De enige winst die ik na al die jaren zie, is dat er bij de politie inmiddels veel betrokken mensen rondlopen die zich realiseren: we kunnen het fout doen.’

Is dit de enige verbetering?

‘Bij rechters zie je dat ze voorzichtiger zijn geworden. Te voorzichtig. Vroeger werd 4 procent van de verdachten vrijgesproken, en nu 11 procent. Terwijl hoogstwaarschijnlijk de meeste vrijgesproken mensen zo schuldig zijn als de neten.’

In welk percentage van de strafzaken is er sprake van een gerechtelijke dwaling?

‘Echt zo’n journalistenvraag. Ik weet het niet, en vind dat ook niet zo interessant. Het gaat mij om het mechanisme waarom het misgaat. Ik hou me bovendien niet bezig met de gemiddelde strafzaak. In die zaken is het evident: daarin heeft de verdachte het gewoon gedaan. De gecompliceerdere strafzaken zijn de zaken waarin juist veel misgaat.’

Van Koppen ziet nog vaak genoeg dossiers waarvan hij denkt: ‘Wat hebben jullie nou zitten broddelen.’ Zo kreeg hij vorig jaar een opname onder ogen van een verhoor van een verkrachtingsslachtoffer. ‘De rechercheurs hadden hun telefoon op tafel liggen, en liepen midden in het verhoor weg om te bellen. En dáár zit je dan tegenover als verkrachtingsslachtoffer. Waar het mij omgaat is dat je nadenkt over waarmee je bezig bent: en veel agenten doen dat niet.’

Hoe gaan rechters met dit ‘broddelwerk’ om?

‘Rechters vinden eigenlijk alles wel best. Ze zijn ontzettend gevoelig voor de noden van de politie. En dat terwijl we een betere opsporing zouden krijgen als rechters consequenties zouden verbinden aan fouten van de politie. Zelfs liegende officieren van justitie vinden rechters geen enkel probleem.’

Bij veel gerechtelijke dwalingen was er sprake van een onder druk afgelegde bekentenis door de verdachte. U wordt gezien als een van de ‘founding fathers’ van het besef dat verdachten ook een valse bekentenis kunnen afleggen.

‘Oh ja?’

Van Koppen is het er zichtbaar niet mee eens. Volgens hem is dit besef er nog onvoldoende. Er worden nog steeds te veel fouten gemaakt bij het op waarde schatten van een verklaring of een bekentenis, stelt hij.

‘Wat je ziet is dat rechters zeggen: we hebben geen rechtspsycholoog nodig om de verklaringen van getuigen en verdachten te beoordelen.’

Kunnen rechters dat dan zelf niet? Ze zien dagelijks verdachten.

‘Ze hebben te weinig kennis voor een hele hoop bewijskwesties. Dat is niet zo erg: je kunt niet van een jurist verwachten dat hij op elk gebied deskundig is. Deskundigheid kun je inhuren. Voor de beoordeling van dna gebeurt dat ook. Waarom zou de beoordeling van dna-bewijs simpeler zijn dan een beoordeling van een getuigenverklaring?

‘Ik word bijvoorbeeld helemaal niet vaak benoemd als deskundige. Misschien in 20 tot 30 zaken per jaar, vaak op verzoek van een advocaat. Rechters vinden mijn tarief vaak te hoog.

‘Het gebeurt dat zowel de verdediging als het OM vindt dat er een deskundige moet komen en dat de rechters zeggen: nee, we doen het zelf wel. Dan zie je soms dat rechters heel rare missers maken.’

U zegt: rechters zijn te voorzichtig geworden. Maar ook: rechters zijn niet kritisch genoeg als de recherche fouten maakt en dat de rechters rare missers maken. Dat klinkt tegenstrijdig.

‘Dat zijn twee verschillende dingen. Rechters zijn niet kritisch genoeg over het werk van de recherche, zodat bewijs dat niet deugt of niet goed genoeg is wordt geaccepteerd. Dat gaat over het beoordelen van bewijs. Rechters zijn te voorzichtig geworden bij het waarderen van het bewijs als geheel. Waar veroordeeld kan worden omdat er voldoende bewijs is, wordt te vaak vrijgesproken.’

Bel je in de advocatuur, rechtspraak en academische wereld rond over Van Koppen dan rijst een beeld van een bon vivant die er aan gewend is dat niet iedereen hem begrijpt. ‘Ik vind het geen probleem als mensen me voor gek verklaren.’ Hij wordt geprezen vanwege zijn kritische tegengeluid – al vinden sommigen dat hij zaken te academisch benaderd, dat hij te veel vanaf een afstand en vanuit papieren dossiers oordeelt.

Heeft u het weleens mis gehad bij een zaak?

‘Nee.’

Nooit?

‘We maken altijd gedegen analyses. Daarbij zetten we de argumenten waarom een veroordeelde het gedaan heeft en de argumenten waarom hij het niet heeft gedaan op een rij. In sommige gevallen zijn de argumenten waarom hij het niet heeft gedaan veel sterker.’

Van Koppens fascinatie voor strafzaken zit diep. Als zoon van een advocaat is hij ‘gewoon rete-nieuwsgierig’. Als hij op vakantie is, staat minstens een dag in het teken van een bezoekje aan de rechtbank. Want, stelt hij: het is heel leerzaam om te zien hoe men zaken in het buitenland aanpakt.

‘We waren met de kinderen een aantal jaar geleden in de New York en toen vielen we met onze neus in de boter. Het was een ontzettend mooie moordzaak, we waren er net op de dag dat de forensisch psychologen aan het woord kwamen. Dat was leukste dag in New York.’

Wat voor zaak was het?

‘Een moeder die een kind om het leven had gebracht.’

Het zijn complexe moordzaken waar de hoogleraar enthousiast van wordt. Zijn uiteindelijke doel: de kwaliteit van de justitiële keten verbeteren. ‘We hebben ook een keer een wasmachine-experiment gedaan bij Gerede Twijfel. Dat was fantastisch, echt bizar.’

De zaak draaide om Marcel, een twintiger uit Breukelen die in 2012 werd veroordeeld voor moord. ‘De zaak zit zo: een vader en zoon horen gekreun uit de bosjes. Daar ligt Marcels bovenbuurvrouw. Ze is ernstig geslagen, de volgende dag gaat ze dood.’

De vader en zoon bellen de politie, en zeggen daarbij dat ze even daarvoor Marcel hebben zien rondlopen in de buurt, ze vonden hem verdacht. ‘Dus staat de politie kort daarna voor de deur van de min of meer autistische Marcel. Die houdt de deur gesloten, waardoor de politie de deur intrapt. Binnen zien ze Marcel in zijn onderbroek, zijn kleren liggen in de wasmachine in een laagje water. Er zit nergens bloed op, ook niet op zijn schoenen – terwijl er wel op alle blaadjes van de bosschage bloedspetters zaten van het slachtoffer. Volgens het gerechtshof heeft Marcel zijn kleren gewassen. Maar kan dat wel? In de wasmachine is ook geen bloed gevonden. Wij hebben een emmer bloed gehaald bij het slachthuis, vers bloed, en hebben de studenten vol gespetterd. Wat bleek: nadien zat overal bloed in de wasmachine.’

Volgens Van Koppen kan Marcel het dus niet hebben gedaan.

Hoe is het nu met Marcel?

‘Hij zit nog vast.’

Een autistische – volgens u onschuldige - jongen zit vast. Hoe gaat u daarmee om?

‘Zijn moeder is met onze analyse naar een advocaat gestapt. Dan hopen wij dat het lukt, maar ik ben geen belangenbehartiger. Ik doe niks met die conclusies. Ik ventileer het alleen.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden