Rapport Human Rights Watch: etnische zuiveringen in Birma
In Birma is sprake van misdaden tegen de menselijkheid en van georganiseerde etnische zuiveringen. Dat stelt de internationale mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch.
JAKARTA - Aanleiding is het gebrek aan actie van de Birmese overheid tegen het etnisch geweld jegens de Rohingya-minderheid. In veel gevallen heeft de regering dat geweld aangemoedigd en er zelfs aan meegedaan. Ongeveer 125 duizend Rohingya werden uit hun huizen verdreven en zitten in vluchtelingenkampen, verstoken van humanitaire hulp.
De organisatie dringt aan op vervolging van de verantwoordelijken. Ook moeten de Verenigde Naties (VN) toegang krijgen tot het getroffen gebied en moeten VN- en andere hulporganisaties worden toegelaten tot de vluchtelingenkampen. Als dat niet snel gebeurt, aldus Human Rights Watch (HRW), dreigt er een ramp voor 125 duizend gevluchte Rohingya.
De mensenrechtenorganisatie heeft maandag een 150 pagina's tellend rapport over de etnische zuiveringen in Rakhine (ook wel Arakan genoemd) gepubliceerd. Het geweld in deze meest westelijke provincie van Birma barstte vorig jaar los nadat een vrouw door drie islamitische Rohingya was verkracht. Enkele dagen later overvielen Boeddhistische Rakhine een bus en doodden tien moslims. Daarop ontbrandde het geweld waarbij groepen van beide kanten elkaars dorpen overvielen en in brand staken.
In oktober 2012 volgde een tweede geweldsgolf. Die kwam volgens HRW niet spontaan, maar was goed georganiseerd. Arakanese politici en boeddhistische monniken hadden de Rakhine opgestookt, en op 23 oktober vielen bendes Rakhine met hakmessen en knuppels Rohingya-dorpen aan.
Tientallen, mogelijk honderden Rohingya werden afgeslacht. HRW vermeldt een bloedbad in het dorp Yan Thei waar zeker zeventig doden vielen. De politie en het leger wisten van de overval, maar Birmese militairen deden niets, ondanks beloften dat zij de bewoners zouden beschermen. De geweldsgolven hebben de provincie Rakhine zo goed als etnisch gezuiverd.
De Volkskrant bezocht eind vorig jaar vluchtelingenkampen en de laatste overgebleven Rohingya-enclave, Aung Mingalar, in de provinciehoofdstad Sittwe, een wijk die een getto kon worden genoemd. Aung Mingalar was met barricaden van de buitenwereld afgegrendeld. Alle andere moslimwijken van de stad waren met bulldozers met de grond gelijk gemaakt.
Tienduizenden Rohingya zaten in vluchtelingenkampen aan de kust. Ook die kampen waren van de buitenwereld afgesloten. Hulpverleners werden er door gewapende politiemannen weggehouden. Rohingya die de kampen wilden verlaten werden met geweld tegengehouden. Die situatie is in de afgelopen maanden niet veranderd, blijkt uit het rapport.
undefined