Prepensioen
De verpleegster houdt de mogelijkheid vervroegd met pensioen te gaan. Door alle regelingen op elkaar te stapelen, zou het pensioenfonds voor de zorg, PGGM, samen met de vakbeweging en de werkgevers, werknemers de mogelijkheid kunnen bieden op de leeftijd van 59 jaar uit te treden....
Het is een verhaal dat de vakbonden graag willen horen. Dankzij de standvastige en massale tegenstand tegen de kabinetsplannen vorig jaar, creatieve voorstellen aan de CAO-tafel en een goede samenwerking met de werkgevers kunnen de snode planen van het kabinet-Balkenende worden gedemonteerd.
Het lijkt een verhaal dat te mooi is om waar te zijn. En dat is het ook.
Om te beginnen is een pensioenleeftijd van 59 jaar alleen bereikbaar met maximale benutting van de levensloopregeling, een nieuwe voorziening die nog helemaal niet bestaat en door CAO-partijen nog van begin tot eind moet worden vormgegeven. De eerste contouren van de levensloopregeling doen vermoeden dat werknemers zeventien jaar moeten sparen om maximaal gebruik te kunnen maken van de regeling.
Dat betekent dat van de werknemers jonger dan 55 jaar - voor 55-plussers verandert er niets - zij die nu 38 zijn zich misschien voorzichtig kunnen verheugen op een pensioenleeftijd van 59 jaar. Misschien dat een ruimhartige overgangsregeling die leeftijd een paar jaar kan optrekken, maar de bewering dat verpleegsters zich geen zorgen hoeven te maken, is op zijn minst voorbarig.
Veel twijfelachtiger is nog of het voorbeeld van de zorg als voorbeeld kan dienen voor andere sectoren. Het pensioenfonds PGGM kan profiteren van het geld dat in de zorg al vele jaren opzij wordt gelegd voor vervroegd uittreden. In andere sectoren is daar veel later mee begonnen of nog helemaal niet.
Wellicht dat enkele andere rijke pensioenfondsen een soortgelijke regeling als in de zorg in elkaar kunnen steken, maar voor het overgrote deel van de werknemers geldt dat zij zijn aangesloten bij een fonds dat aanzienlijk armlastiger is dan het PGGM.
Dat geldt onder meer voor het ABP, het pensioenfonds voor ambtenaren en onderwijzers. Daar liggen de vrij te besteden miljarden bepaald niet opgestapeld en ambtenaren en onderwijzers zullen dan ook precies moeten doen wat het kabinet beoogt: langer doorwerken. En hetzelfde geldt voor het overgrote deel van de overige Nederlandse werknemers.
Als de vakbonden de suggestie wekken dat na de historische dag op het Museumplein begin oktober vorig jaar de volledige nederlaag van het kabinet kan worden bezegeld aan de CAO-tafel, draaien zij hun leden een rad voor de ogen. Het PGGM, zo zal binnen afzienbare tijd blijken, is een uniek geval met een zeer beperkte voorbeeldwerking.