Column
Politicus, durf je moreel uit te drukken
Het gonst van de moraal in Den Haag. Zowel het ABN Amro-debat over een tonnetje meer of minder als het flexcontractendebat over de handelwijze van ING als werkgever liet politici zien die van alles goed of slecht vonden zonder er zelf echt veel aan te kunnen doen.
Volgens Bas Heijne (NRC Handelsblad, 11 april) toonde de politiek een 'rammelend kunstgebit' in plaats van 'echte tanden', het was 'pronken met moraal'. Ik vond het juist een welkome en ook onvermijdelijke stellingname.
Misschien heeft mijn mening wel te maken met hoe ik zelf met vallen en opstaan in dit debat ben opgegroeid. Toen ik in de jaren negentig lid van de Tweede Kamer werd voor de PvdA, was het derdewegdenken dominant.
Het begrip 'derde weg' kende een Angelsaksische oorsprong: de Derde Weg was vooral een nieuwe lijn van denken tussen traditioneel-liberaal en traditioneel-socialistisch denken in. Voor de PvdA was het verzoenen van die denkbeelden veel minder nieuw dan bijvoorbeeld voor Labour; denk aan hoe de Vrijzinnig Democratische Bond naast de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (en de Christen Democratische Unie) een van de oprichters was van de PvdA in 1946.
Het derdewegdenken was in hoge mate amoreel. Zingevingskwesties kwamen niet aan de orde, moraal hoorde niet in het politiek domein, symbolisch geladen politiek legde het meestal af tegen bread-and-butter-issues.
Het compromiskarakter van de Derde Weg was daar misschien ook wel een reden voor. Liberalen en socialisten konden het over veel zaken eens worden, maar vaak vanuit heel verschillende motieven; daar moest dan misschien ook maar beter niet over uitgeweid worden.
Na de grote nederlaag van de paarse coalitiepartijen in 2002 werd dit 'technocratische' karakter van de Derde Weg door velen aangedragen als verklaring voor het verlies van steun bij de kiezer. Ook ik was een kind van dat derdewegdenken. Mijn eerste wake-up call was die verkiezingsnederlaag in 2002.
Mijn tweede wake-up call was het succes van 'normen en waarden', het CDA-antwoord op de technocratie van Paars. De traditionele Bas Heijne-achtige reactie van sociaal-democraten op menig CDA-verhaal over normen en waarden was dan ook tegelijk lacherig en legalistisch: waar hebben die rare CDA'ers het toch over? Fatsoen moet je doen? Zo gaan we niet met elkaar om? Sinds wanneer gaat de politiek daarover?
Toch wilde menig kiezer de politici daar maar wat graag over horen. En voor het CDA was het de hoeksteen onder vele electorale successen in de eerste tien jaar van deze eeuw.
Mijn derde wake-up call - koude douche is misschien toepasselijker - kwam, o ironie, bij mijn eerste topinkomendebat als minister van Financiën. Als ik het me goed herinner ging het vlak achter elkaar over de beloningen die Rijkman Groenink en Jan Bennink bij hun afscheid van ABN Amro en Numico meekregen. Heel verschillende beloningen, heel verschillende redenen, maar wel allebei in de tientallen miljoenen.
Er stak een storm van verontwaardiging op. Mijn ambtenaren gaven mij een advies dat wonderwel aansloot bij hoe er in de Derde Weg ook over dit soort zaken werd gepraat: je moet er niets van vinden, want je kunt er toch niets aan doen en je gaat er niet over.
Pijnlijk debat
Het werd een heel pijnlijk debat voor me en het duurde even voor ik op dit onderwerp iets van geloofwaardigheid had teruggevonden. De denkfout was deze: juist omdat ik er niet over ging wilden mensen weten wat ik er van vond.
Het is om die reden dat ik denk dat het goed is als politici zich moreel durven uit te drukken over goed en fout gedrag. Niet om het af te straffen of te belonen, niet om het meteen in wetten en regels om te zetten, maar juist omdat dat allemaal niet aan de orde is en mensen dan toch willen weten waar je voor staat.
En ja, dat is een balanceeract van jewelste. Voor je het weet straal je vooral je eigen machteloosheid uit. Maar een politicus die alleen standpunten heeft over de zaken die hij met wetten en regels kan veranderen, verandert al snel in een technocraat. Willen mensen een politicus vertrouwen, dan willen ze weten wie je bent, waar je voor staat en wat je beweegt. Ook, en misschien juist wel, als je strijdend ten onder gaat. Zolang dat maar niet te vaak gebeurt...