PIAZZA DEL CAMPO

Het is lang geleden dat ik van de Dam hield. Misschien is het ook maar een ogenblik geweest. Het was een zomerzondagmorgen en de stad heiligde de dag door zich heel stil te houden....

KEES FENS

Een gelijk streng beeld van het gebouw zou ik later zien op schilderijen van Jan van der Heijden, maar die 17de-eeuwers trokken zich er niets van aan. Toen ik, ook alweer later, las dat Nijhoff eens per jaar een hotelkamer betrok in Krasnapolsky, alleen om maar de Dam te kijken, dacht ik aan mijn zomerzondagmorgen, toen de zon het rijk alleen had.

Zeker veertig jaar na die zondag herhaalde zich de sensatie twee keer op één dag. In Siena staat een kerk die een van de mooiste van Europa is, misschien juist doordat zij onvoltooid is gebleven. Wat de grootste kerk van het avondland had moeten worden, is nu slechts een romp: de pestepidemie van 1348 betekende de dood van bijna alle werklui en er was daarna ook geen geld meer. Maar een eeuw later werd toch de marmeren vloer voltooid en die is - het spijt me, maar het is zo - de mooiste van Europa.

Hele delen ervan zijn afgedekt om beschadiging te voorkomen, overbodig, want niemand zou over de volmaaktheid durven te lopen. Wie de hemel naar beneden haalt, schept heilige grond. Een vloer die niemand durft te betreden, dat is het op aarde hoogst bereikbare. Wat niet is afgedekt, is afgezet. Een van de afzettingen was weggehaaald. Maar niemand waagde zich op het marmer.

Siena is een middeleeuwse stad waarin alle straten en stegen en op elkaar lijken, zodat je al gauw niet meer weet waar je bent. Ik liet mij maar gaan, het straatje ging naar beneden. Ineens brak het gedempte licht in de verte tot helderheid, ik liep sneller en ineens lag daar, iets in de diepte, de Piazza del Campo, het vele licht dat hij van de zon kreeg in nog vollere mate teruggevend. Ik was verbijsterd, bleef roerloos bijna een halfuur staan en keek ernaar.

Het was half drie en Siena gaf zich nog over aan de kleine wellust van de siësta. Behalve een paar andere verbijsterden die als ik op de 'omgang' stonden, was er niemand. Het plein had aan zichzelf genoeg en dat liet het soeverein zien. Het is een zeer zelfbewust plein. Voor de tweede keer die dag zag ik een vloer die ik niet durfde te betreden. Men gaat niet boven op een kunstwerk staan.

Het plein heeft de vorm van een schelp. En de aderen daarvan lopen als lijnen erover heen. Sommigen laten het de vorm van een waaier hebben, maar dat zou het plein gekunsteld maken. Men legt geen waaier neer. Het idee van de schelp is geniaal. Eens was de ruimte een waterbekken (daardoor ligt het plein ook enigszins in de diepte), misschien wel een poel en dus in een oude stad een poel des verderfs.

Het water verdween, maar het bleef zichtbaar, om niet te zeggen, hoorbaar in de schelp die het voortbracht. Wie er zich op waagt, loopt op water. Een der zijden van het plein wordt afgesloten door het stadhuis en de schaduw van de zeer hoge campanile ervan valt als de wijzer van een zonnewijzer op de schelp. Wie het geduld van de contemplatief heeft, kan de wijzer heel traag zien verschuiven. De schaduw van een toren als klokkentoren.

De siësta was voorbij, te horen aan dat mooie geluid van het ophalen van de ijzeren schermen voor de etalages. Er kwamen meer mensen op de 'omgang' staan en in het café achter me werd het wat luidruchtig, maar het plein bleef leeg. Er liep een enkeling over, maar die maakte de verlatenheid juist goed zichtbaar. Die ene wat donkere figuur op het lichte plein - ineens werd de Piazza del Campo een foto uit een heel oude reisgids, uit Couperus' tijd, toen Italië nauwelijks bevolkt leek. De enkeling haalde de overkant - ik was bijna bereid tot een zucht van verlichting.

Waaraan denk je zo'n paar uur? Dat een egaal plein zo kan fascineren, zoals dat met sommige geheel witte schilderijen het geval is. Volkomenheid verdraagt geen afleiding van kleuren of figuren. Aan stilte, die een vorm van leegheid is. Aan de vloer van de dom (die wel afbeeldingen kent) en aan Dominico Beccafumi, die een deel van die vloer ontwierp. Welk genie zou dit plein hebben ontworpen? En ik dacht aan de eeuwigheid, onontkombaar bij het voor mijn ogen zo traag voorbijgaan van de tijd. En ik dacht hoe mooi het is dat naar beneden kijken zo intens gelukkig maakt. Misschien dacht ik toch vooral aan niets, in die grote leegte. En heel even dacht ik aan Bernardinus van Siena.

Aan de voet van het stadhuis tegenover mij staat een kleine stenen preekstoel. Daar heeft hij staan preken, het hele plein vol mensen - een wonderbare visvangst moet hij die massa hebben gevonden. Nu staat het plein alleen vol met de twee keer per jaar gehouden Palio, paardenraces over de omgang.

Ik wilde het stadhuis nog van binnen zien. De kortste weg was over het plein. Ik zette de stap niet, maar begon om te lopen. Toen zag ik een straatje - een van de elf die je van het plein weer in de wereld terugbrengen - zo verleidelijk dat ik erin verdween. De volgende ochtend kwam ik terug. Het regende, zelfs de enkeling was nu afwezig. De toren kon zijn loop niet beginnen. Ik vond in de grijsheid het plein nog mooier, want iets ouder en dus milder geworden.

Dit verbaasde mij het meest: de midden op het plein staande fontein, die de fontein van de vreugde heet, was mij de vorige dag helemaal ontgaan. Ik moet te veel gedacht en te weinig gekeken hebben.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden