InterviewJe kunt het maar één keer doen
Petra wilde de ander een goed gevoel geven en daardoor ging ze zelf met een goed gevoel dood
Tuurlijk, dood gaan we allemaal. Maar afscheidnemen kan op veel manieren en dat maakt nogal wat uit. In deze serie spreekt Barbara van Beukering nabestaanden over het stervensproces van hun dierbaren.
Petra Deelen (73) overleed op 15 mei j.l. aan de gevolgen van alvleesklierkanker. Ze was getrouwd met Emiel Pronk (76), had vier zoons en zeven kleinkinderen, een broer (72) en een zus, Stella van Zanten (61).
Stella: ‘Petra was twaalf jaar ouder dan ik en ze was heel zorgzaam voor mij toen ik een baby was. Toen ik 7 was ging zij het huis uit en zijn we uit elkaar gegroeid. Sinds ze tien jaar geleden in Renesse is komen wonen, waar ik al langer met mijn vriendin woon, is ons contact heel hecht geworden. Petra had veel levenslust en had veel oog voor andere mensen. Als ik aan kwam fietsen stond ze al klaar bij de poort: ‘Hallo lief zusje, wat fijn je te zien!’
Begin dit jaar kreeg ze last van pijn in haar buik na het eten. Dat leidde ertoe dat ze nauwelijks meer durfde te eten, dus ze begon af te vallen. Ze was ook erg moe, ging elke middag liggen. Toen ze ook nog koorts kreeg, ging ze naar de dokter. De bloedwaarden werden getest maar die waren heel goed. Ook andere onderzoeken leverden niks op. Omdat niemand kon vinden wat ze had terwijl de klachten bleven, is ze zelf gaan googelen. Alle symptomen wezen op de ziekte van Crohn. Ze maakte een afspraak met de internist en in maart kreeg ze een CT scan. De dag voor de uitslag werd ze gebeld door de assistent met de vraag of ze met z’n tweeën konden komen. Mijn zwager ging mee, mij zou ze na het gesprek bellen of appen. Maar dat deed ze niet. Toen wist ik dat het fout was.
Anderhalf uur later kwam ze onze tuin inlopen. Ze zei niet ‘hallo lief zusje’, ze schreeuwde op afstand: ‘alvleesklierkanker met uitzaaiingen!’ Ik bevroor. We zijn op het terras gaan zitten en huilden met z’n vieren. Ze vertelde dat ze klaar zat om te horen: ‘Mevrouw Deelen, u heeft inderdaad de ziekte van Crohn.’ Maar in plaats daarvan had de internist gezegd: ‘We hebben heel slecht nieuws. U heeft alvleesklierkanker met uitzaaiingen in de lever. Onbehandelbaar. We kunnen bestralen om tijd rekken, maar uw levensverwachting is twee tot vier maanden.’ Ze hoefde geen seconde na te denken en zei dat ze zich niet zou laten behandelen. Er werd een drietrapsraket op me afgevuurd die meteen ontplofte. Het was dus niet de ziekte van Crohn, het was is iets heel ergs en het hield ook meteen op. Petra was heel kalm en nuchter en zei: ‘Ik heb een heel mooi leven gehad. Ik had er graag nog een aantal jaar aan vastgeplakt maar ik heb alles gedaan wat ik wilde.’ Ze vond het vooral erg dat ze haar jongste drie kleinkinderen niet zou zien opgroeien, de andere kleinkinderen waren al groot. Emiel zat er als versteend bij. En ik kon alleen maar denken: over een paar weken zit Emiel hier in z’n eentje.
De dag na de diagnose ging de knop om bij mij zus. Met ongeëvenaarde daadkracht sloeg ze aan het regelen. Ze sprak met de huisarts af dat ze palliatieve sedatie wilde. Ze koos niet voor euthanasie want dat vond ze te abrupt. Inslapen en in de dood wegglijden sprak haar meer aan. Ze is dezelfde dag nog begonnen met het uitzoeken van haar sierraden. Ze maakte voor haar schoon- en kleindochters doosjes met briefjes waarop schreef wat voor sieraad het was en van wie ze het zelf had gekregen. Toen Emiel vroeg of ze daar niet nog even mee kon wachten, zei ze dat ze het meteen wilde doen omdat ze bang was dat ze niet genoeg tijd zou hebben. Na het verdelen van de sierraden dook ze haar atelier in de tuin in. Als 7-jarig jongetje was mijn broer door onze buurman meegenomen naar Artis. Nadat ze op een bankje de van thuis meegenomen boterhammen hadden opgegeten, deed de buurman alsof hij kleine beestjes, zogenaamde flutters, ving die hij in het boterhamzakje stopte. Als onze broer onderweg in de tram de zak goed vasthield, zou hij de beestjes thuis kunnen loslaten. Toen hij door het dolle heen thuiskwam met zijn zak vol flutters, ging het hele gezin eromheen staan. De zak bleek leeg. De beteuterde blik van haar broertje was Petra nooit vergeten. Voor haar dood wilde ze hem een volle zak met flutters geven. Op wilskracht ging ze nog drie keer naar haar atelier om fantasiebeestjes te kleien, te verven en te bakken. Daarna ging het heel snel bergafwaarts met haar. Met haar laatste energie gaf ze Emiel kookles. Ze stond in de keuken en gaf hem instructies die hij moest opschrijven. En ze instrueerde hem ook hoe hij met de familie moest what’sappen want dat deed hij nooit, zij onderhield altijd alle contacten.
Twee weken voor haar dood ging het zo slecht met Petra, ze lag alleen nog maar in bed, dat ze besloot afscheid te nemen van de familie. Ze maakte een schema voor het bezoek. Dat moet voor haar verschrikkelijk emotioneel zijn geweest, om die hele rij met kinderen, kleinkinderen, broer en zus aan dat bed te krijgen. Zij moet zich bij elk bezoek ervan bewust zijn geweest dat het de laatste keer was dat ze hen zag. Hoe moet dat geweest zijn in dat hoofd? Maar je merkte er helemaal niks van. De sfeer was huiselijk en gezellig, Petra hartelijk en geïnteresseerd. Ze maakte grapjes, er werd veel gelachen. Ze probeerde de ander een laatste goede herinnering te geven. Ze had daar duidelijk over nagedacht. Petra dacht altijd vanuit de anderen. Ze was nog steeds belangstellend, voerde hele gesprekken met haar kleinkinderen. Vroeg hen van alles over hun opleiding en liefdesleven. Ze zei tegen haar oudste kleinzoon die worstelde met zijn studie: ‘Het gaat er niet om hoe je het doet, als je het maar doet.’ Ze probeerde mensen altijd positief te stimuleren en dat deed ze in de laatste gesprekken ook. Ondanks het gegeven dat zijzelf lag dood te gaan. Het ging niet over haar, het ging over de ander. De bijl van de dood hing natuurlijk wel boven haar hoofd en die zakte steeds verder naar beneden. Maar zij kon heel goed omgaan met het feit dat het onvermijdelijk was. Het ging nu eenmaal gebeuren en zij realiseerde zich dat het geen enkele zin had om zich daartegen te verzetten of er wrokkig over te zijn.
Zes weken na de diagnose, op 15 mei, knapte er iets in haar ingewanden waardoor ze extreem veel pijn kreeg. De huisarts zag meteen dat het foute boel was en dat het niet lang meer zou duren. Emiel belde de jongens die in Amsterdam wonen. Petra heeft nog meegekregen dat haar zonen ’s middags om vier uur arriveerden. De huisarts gaf onmiddellijk een heel hoge dosis morfine waardoor ze wegzakte. Om half twaalf ’s avonds werd ik gebeld door haar oudste zoon dat ze was overleden. Langzaam weggeleden in de dood, precies zoals ze wilde.
Het heeft op mij diepe indruk gemaakt. Petra wilde de ander een goed gevoel geven en daardoor ging ze zelf met een goed gevoel dood. Het was mooi, heel mooi.
Sindsdien heb ik vaak gedacht; stel dat ik zelf in zo’n bed terecht kom, hoe zou ik het doen? Ik ben bang dat ik het niet zo goed kan als mijn grote zus.’
Lees hier alle interviews in de reeks ‘Je kunt het maar één keer doen’, door Barbara van Beukering. Van Beukering is auteur van het boek ‘Je kunt het maar één keer doen: een persoonlijke zoektocht naar sterven, het grootste taboe in ons leven.’