Peter
ie vroeger schreef over kinderen, huisdieren of afwasmachines, telde niet mee als columniste. In plaats van op papier zo dicht bij huis te mogen blijven als je in het werkelijke leven (noodgedwongen) was, moest je de stoere, wijde wereld in. Aan kijkjes in keukens, kinderkamers en vertederde ouderharten had de lezer geen boodschap. Dat was 'typisch vrouwelijk'.
Gek genoeg konden mannelijke collega's zich meer permitteren, zoals jongens altijd in alles worden voorgetrokken. Zo kwamen Martin Brils 'meiden', achter op de fiets, aan de ontbijttafel, waar niet al, veelvuldig aan het woord en sprong de poes van Remco Campert geregeld op diens schoot of op bed en er weer af. En de laatste tijd is er helemaal geen houen meer aan: Frits Abrahams laat zijn grootvaderliefde de vrije loop, Giphart voert grappige gesprekken met zijn nageslacht en Wim de Jong, nou ja, dat is weer een ander verhaal, maar wel een dat zich in en om huis afspeelt (gelukkig niet meer in het tuinhuis).
Ook columnistes hebben tegenwoordig weer carte blanche. Vorige week vrijdag schreef Sylvia Witteman een column over haar 13-jarige dochter die nog steeds haar schoen zet naast die van haar broertje 'om het sprookje niet te verstoren'. Het liefst zou ik aan het citeren blijven, maar ik zal trachten de laatste hartbrekende alinea in mijn eigen woorden weer te geven. Toen, 's avonds om een uur of tien - de dochter 'hing' met haar laptop op de bank - Witteman, vooruitlopend op bezoek vanuit de schoorsteen, de schoentjes had gevuld met een stuk afgehapte wortel naast een quasi-leeggeslobberde nap, riep op het moment dat haar moeder er 'het lekkers' bij ging voegen, het meisje uit: 'Niet doen!' Ik weet het wel, maar ik wil het niet zien!'
Na mijn vertederde compliment mailde Witteman terug dat haar dochter, in tegenstelling tot dat kinderlijke gedrag, al helemaal oogt als een vrouw.
Onmiddellijk zie ik een tekening voor me van Peter van Straaten. Dat is niet zo gek want die hangt hier aan de wand. Eind vorige eeuw waren de begenadigde tekenaar en ik enige tijd meer dan bevriend. Vooral in het begin van onze verhouding (nooit relatie zeggen) waren wij zo verrukt van elkaar dat de een de ander inspireerde. Nou ja, die ene was ik en die ander hij. Resultaat: een aantal tekeningen die in zoverre afwijken van zijn gebruikelijke werk dat er vaker opgroeiende jongens in voorkomen: die van mij. Een van de meest geslaagde is die over mijn jongste zoon (door mij bedacht, maar door Peter op geniale wijze uitgewerkt). Destijds had deze 14-jarige, uit identificatie met Robert Smith, aanvoerder van The Cure, een mistroostige Engelse popgroep, zijn haar ravenzwart geverfd. Ook droeg hij een oorringetje en was hij onveranderlijk gehuld in vaalzwarte plunje. Die verschijningsvorm weerhield hem er niet van om, zodra hij 's woendags thuiskwam uit school, te informeren of de Donald Duck al was gearriveerd.
Van mijn zoon maakte Peter - veel leuker - een weelderig pubermeisje dat, een en al zandlopersfiguurtje, met netkousen onder een ultrakort rokje, op hoge hakken de trap afkomt. Beneden staat een van die non-descripte, bebrilde Peter Van Straatenhuisvaders de post uit te zoeken. Terwijl de seksbom die trap af loopt, piept via het onderschrift haar kinderstem: 'Pap, is de Donald Duck er al?'
Waarom is deze kunstenaar tegenwoordig naar een plaats achter in Het Parool verbannen? Boze tongen beweren dat hij voor een fait accompli werd gesteld: óf een kleiner formaat tekening óf weg van zijn vertrouwde plaats. Wat denken ze wel bij dat Parool?! Mocht mijn ex-geliefde ooit weggaan bij de krant, die dankzij hem nog net te pruimen is, dan zeg ik mijn abonnement op.
undefined