Peper zoekt schuddend eerherstel
Het is de middag van de in bewaring gestelde boosheid. Want het liefst zou Bram Peper tijdens deze zitting van de Raad van Tucht voor Registeraccountants willen briesen en brullen....
Een enkele keer ontsnapt hem het begin van een vloek. 'Godverd. . .' Maar zijn advocaat J. Mentink maant hem met een parmantig handgebaar tot stilte en zegt zachtjes: 'Ssst, laat maar zitten.' De Raad van Tucht voor Registeraccountants behandelt een klacht van Peper tegen de forensische accountants van KPMG, B. Crouwel en R. Rozekrans. Zij deden het Rotterdamse 'Onderzoek uitgaven bestuur 1986-1999' naar de declaraties van de toenmalige burgemeester.
Het is het onderzoek dat uiteindelijk tot het aftreden van Peper als minister van Binnenlandse Zaken leidde. Krijgt Peper de tuchtraad aan zijn zijde, dan is dat een stap op weg naar het door hem zo vurig gewenste eerherstel.
De bijna-vloek is Pepers reactie op een prikkelende opmerking van de advocaat van accountantsbureau KPMG, F. Waardenburg, die had gezegd dat hij zichals openbaar bestuurder 'netjes aan de regels had moeten houden'.
In een sfeer vol onhebbelijk heden en ingehouden strijdkreten probeert Pepers advocaat de bevindingen van KPMG in stukken te hakken. Mentink noemt het onderzoek 'fröbelen' 'smoezelig', 'een olifant in een porseleinkast' en 'een fragmentatiebom zonder ontploffing'.
Terwijl Mentink zijn verhaal houdt, plukt Peper aan zijn rechterwang alsof die er eigenlijk niet hoort. Hij kijkt de leden van de Raad van Tucht indringend aan alsof hij wil zeggen: u kunt gerust van ons aannemen dat het allemaal waar is wat wij zeggen.
Het echtpaar Peper-Kroes heeft een schade geleden die onherstelbaar is, laat Mentink weten. 'Het graaien in de kas, die sugggestie is nooit, maar dan ook nooit hard gemaakt.' Instemmend knikt Peper en laat hij twee seconden een glimlach zien.
En weg is de lach. De advocaat van de beklaagde partij komt aan de beurt. De oud-bewindsman kan zijn afkeuring niet meer voor zich houden. Hij beweegt nog harder en langer met zijn hoofd, bijt op zijn onderlip en zet hele grote ogen op. Gaat naar voren, naar achteren of draait half weg.
Waardenburg spreekt over de vele reizen die Peper als burgemeester van Rotterdam maakte en waarover Mentink even daarvoor had gezegd: 'U denkt toch niet dat de burgemeester van de tweede stad van dit land niets beters te doen heeft dan verre reizen maken. Dat hij denkt van: ha, ha we gaan naar Bangkok?'
Om er nog aan toe te voegen: 'Ik kan u vertellen dat mijn cliënt liever thuis in Wassenaar in zijn leunstoel zit om een goed boek te lezen. Hij hoeft niet zo op reis.' Waardenburg: 'Wat dat lezen van dat goede boek in de leunstoel betreft, dat willen we allemaal wel. Maar misschien had hij als burgemeester van Rotterdam wat vaker dat goede boek moeten lezen.'
Mentink, aangebrand: 'Maar dan was de stad niet zo goed bestuurd geweest.' Peper, op zijn beurt sussend: 'Laat maar, laat maar. Dit is geestig, dit is geestig.' En weer schudt hij langdurig het hoofd.