Opinie
Over de Zwitserse bonenschotel waren we het eens: fenomenaal
Laatst maakte ik tijdens het suffig koffie drinken met mijn broer iets opwindends mee. Hij trok zijn ijskast open en toonde mij een volle ovenschaal. Al had ik hem 35 jaar niet meer gezien, ik herkende hem meteen: de 'Zwitserse bonenschotel' die mijn moeder ons, kinderen, vroeger wekelijks placht te serveren.
Een loodzwaar gerecht van witte bonen met rookworst en ei, bij uitstek geschikt voor een arm gezin met opgroeiende kinderen, en dat wáren we. Mijn moeder was geen held in koken, maar over deze schotel waren we het eens: die was fenomenaal.
Het kookboek waar ze die creatie uit had stond me nog scherp voor de geest. Dagkookboek 2 van Marianne Stuit, die decennia lang de kookrubriek voor de Volkskrant maakte. Een langwerpig, smal boek, oranje met groen, want het waren de jaren zeventig, met 365 dagmenu's in het genre 'omelet met champignons/ spinazie/ gebakken aardappelen/ druiven' of 'heldere kippensoep/ lamskoteletten met bananenmoes/ sla/ patates frites'.
Er was nog geen internet, met zijn miljarden recepten, dus voor vertwijfelde huisvrouwen was zo'n kookboek een baken in de woeste zee van de dagelijkse warme hap, met Marianne Stuit aan het roer als schipper naast God. Ach, wat zou ik dat boek graag terugzien!
Zoals gewoonlijk bood mijn lievelingssite boekwinkeltjes.nl uitkomst. Ik maakte 2 euro 50 over en de volgende dag al zat ik feestelijk te bladeren, op zoek naar méér highlights uit mijn jeugd. 'Corned beef puree'? Nee. 'Niertjes in mosterdsaus'? Zeer zeker niet. 'Pot au feu'? Dat ging wel, al had het vlees griezelige vetranden.
Ja! Zabaglione! Het boek viel als vanzelf open bij dit weergaloze toetje van warm, zoet schuim, het toetje dat alles goed kon maken, zelfs een hoofdgerecht van 'leverspiesjes met poestasaus' of 'gekookte kabeljauw met worteltjes'. Aan de vlekkerige pagina te zien was het ook bij andere bezitsters van het boek in de smaak gevallen. Nog nooit had ik zabaglione voor mijn kinderen gemaakt, besefte ik vol schuldgevoel, om de stompzinnige en zelfzuchtige reden dat ik inmiddels allang niet meer van toetjes houd, zodat die stakkers geregeld hun heil bij Magnums moeten zoeken.
En niet alleen op toetjesgebied ben ik in gebreke gebleven. Bij het recept 'gegrilleerde varkenskarbonade' herinnerde ik mij een akelig incident. Mijn oudste zoon had laatst bij een vriendje gegeten en bij thuiskomst vroeg ik hem nieuwsgierig wat de pot geschaft had. 'Ik weet niet, maar het was wel lekker', zei hij. 'Een soort vlees.' Ja, dan ga je doorvragen, als kookbeluste moeder. Wat voor vlees? 'Ik denk varken', zei hij. 'Een plak, zó dik ongeveer, met aan één kant een botje. En dat dan gebakken. Echt best lekker.'
Nou ja, u raadt het al. Mijn zoon, bijna 15, had voor het eerst van zijn leven een doodgewone ribkarbonade gegeten. Bij iemand anders thuis. Omdat ik in mijn jeugd met karbonades doodgegooid ben, beroof ik mijn kinderen van zulke vitale culinaire ervaring? Het is een schande.
Beschaamd bladerde ik verder. Ach, daar was hij, de Zwitserse bonenschotel. Je moet er maar opkomen, bonen, worst, room, boter én kaas, met een snippertje peterselie als enig groen soelaas. En wat heeft Zwitserland ermee te maken, bij mijn weten een rookworstloos land?
Een raadsel. Maar hoe dan ook, die schotel ga ik mijn kinderen voorzetten, om een tweede karbonade-debacle te voorkomen. Met zabaglione toe.
Ik heb wat goed te maken.