Over de drempel dankzij je taalmaatje
Vrijwillige taalcoaches bevorderen de communicatie op de werkvloer. En ze helpen nog tegen de eenzaamheid ook...
Wat premier Balkenende en minister Vogelaar willen, bestaat al lang in Leeuwarden. De bestuurders willen de taalbeheersing op de werkvloer verbeteren, onder meer door allochtonen te koppelen aan taalcoaches. Sociale werkvoorziening Caparis begon een jaar geleden met Nederlandse lessen op de werkvloer, waarbij de deelnemers gekoppeld worden aan ‘taalmaatjes’ die hen na werktijd meenemen naar de supermarkt en de bioscoop.
De FNV en AbvaKabo hebben het idee bij Caparis gelanceerd; de maatjes zijn deels collega’s van de sociale werkvoorziening, deels medewerkers van de vakbond. Donderdag krijgen de eerste negentien deelnemers hun diploma.
Janny Pitstra zou er het liefst haar werk van maken, zo leuk vond ze het om taalmaatje te zijn. Sinds maart trok ze geregeld op met de Soedanese Frida Ding en met Madlen Korkes Koma uit Irak. Ze ging bij de dames op visite en hielp hen met ingewikkelde papieren. Frida vergezelde ze bij een gesprek op het CWI over een herindicatie voor de Wet Sociale Werkvoorziening.
‘De dame van het CWI zei: u bent hier voor uw indicatiestelling voor de WSW; als u het niet begrijpt, mag u interrumperen. Ik vroeg Frida of ze het begreep. Nee dus.’
De dames maakten er een gezellige middag van: moeilijke woorden kijken op de prikborden in de CWI-hal en een uitje naar het tuincentrum. ‘Ik vroeg haar me te vertellen wat er op de bordjes stond: i.v.m. bacterie-overdracht niet met de handen in het water. Dat laatste kon ze wel lezen en begrijpen, maar dat bovenste? En wat betekent eigenlijk i.v.m.? Nou ja, dat soort dingen dus.’
Pitstra weet als geen ander hoe fijn het is om een taalmaatje te hebben. Dertig jaar geleden was ze als reisleidster in Noorwegen een buitenstaander die de taal niet sprak. ‘Ik weet hoe moeilijk het is om je in een vreemd land te moeten redden.’
Frida en Madlen zijn beiden tien jaar in Nederland. Hun Nederlands is niet vloeiend, maar ze hebben veel van Janny geleerd, verzekeren ze. ‘Moeilijke woorden’, zegt Korkes Koma. ‘Als we een fout maken, helpt ze ons.’ Tijdens de bezoekjes praten ze veel over taal. ‘En het weer’, lacht Ding.
Ook nu het project is afgesloten, houden de drie vrouwen contact, als vriendinnen.
Het doel is tweeledig, vertelt Bernard Posthumus, directeur van de afdeling Leeuwarden van Caparis. ‘De mensen leren de taal gebruiken in de praktijk. Soms moeten ze net een drempel over om Nederlands te durven spreken. En het is ook een manier om contacten te leggen, zowel voor de deelnemers als de maatjes. We hebben hier veel eenzame mensen die na vieren in een heel klein wereldje zitten.’
Minister Vogelaar verwacht dat de helft van de Nederlanders wel taalcoach wil worden. Dat is niet Posthumus’ ervaring. ‘Het kost gemiddeld een avond per week. Die tijd heeft niet iedereen er voor over.’
Het project krijgt na de zomer een vervolg. Dan komen ook mensen die niet bij Caparis werken, in aanmerking – het wordt getrokken bij de inburgeringscursussen. ‘In het vervolg willen we de maatjes al bij het begin betrekken, in plaats van in de tweede fase’, zegt Posthumus. ‘Het is een laagdrempelige manier om spelenderwijs de taal te leren. Daar hoef je niet mee te wachten, en op die manier weten de maatjes precies hoe ver hun pupillen zijn.’