Oud geld stinkt niet
In het door en door burgerlijke Nederland, waar de parvenu's sinds jaar en dag de dienst uitmaken, komt de adel uit de kast als toonbeeld van verfijning. Liever een slecht verwarmd landhuis dan fout geld.
Tot voor kort gold belangstelling voor de Nederlandse adel als enigszins suspect. De adel was al helemaal niet genegen om over zichzelf te schrijven, althans niet voor een breder publiek. Wie dat - zoals Ursula den Tex, Agnies Pauw van Wieldrecht of, meer recentelijk, Binnert de Beaufort - toch deed, hoedde zich nadrukkelijk voor nostalgie en groepsverheerlijking. Deze adellijke auteurs bedienden zich van zelfspot en ironie, en brachten vooral hun milde verwondering over de wereld van gisteren tot uitdrukking.
Daarnaast voelden niet-adellijke auteurs zich met enige regelmaat geroepen om voor de extra dikke zomernummers van de opinieweekbladen voyeuristische reportages over de adel als residu van de standenmaatschappij af te scheiden. Hierin stelden zij ten overvloede vast dat de adel nog steeds jaagt, onderling trouwt en wc verkiest boven toilet, broek boven pantalon en taartje boven gebakje. Voor de historici die zich voegden naar de mores van de sociologie was de adel hooguit nog relevant als rolmodel voor de nieuwe elites. Maar zelf deed ze er niet meer zoveel toe.
Nu de geschiedschrijving niet langer wordt gereduceerd tot het verhaal van de grote verbanden, zijn ook het individu en de subcultuur weer als legitieme thema's aanvaard. De adel, als een van die subculturen, mag dus weer. En inmiddels zijn we er ook niet meer zo zeker van dat haar rol is uitgespeeld. In 2000 stelde de socioloog Jaap Dronkers vast dat de Nederlandse adel goed is vertegenwoordigd in de bestuurlijke en economische elite. Bij de exploitatie van landgoederen is ze vruchtbare allianties aangegaan met natuurbeheerders en ecologische boeren. Meer dan voorheen wordt het erfgoed op waarde geschat, en de adel is zijn hoeder. Haar mores, waarover tot voor kort wat lacherig werd gedaan, gelden als toonbeeld van verfijning in vergelijking met het bombast van de hedendaagse geldaristocratie.
Op televisie getuigde de serie Hoe heurt het eigenlijk - over 'de verschillen tussen oud en nieuw geld' volgens Jort Kelder - van de herwaardering voor de Nederlandse adel. Twee onlangs verschenen boeken sluiten aan bij dezelfde ontwikkeling. Schrijfster, historica en voormalig NRC Handelsblad-redacteur Ileen Montijn boekstaafde 250 jaar adellijk leven in Nederland. De historicus Jaap Moes promoveerde op een studie over 'adel, patriciaat en andere notabelen in Nederland, 1848-1914'.
Hoezeer de werkwijze, de penvoering en het perspectief van de auteurs ook verschillen, ze geven beiden blijk van hun bewondering van de Nederlandse adel om het hoofd te bieden aan de concurrentie van parvenu's en niet-geadelde notabelen. Beide boeken zijn een verslag van de - eindweegs succesvolle - pogingen der aristocratie om, in de woorden van de Duitse socioloog Werner Sombart, 'oben zu bleiben'.
Dat gebeurde in de context van een door Montijn geformuleerde paradox: 'Nederland, algemeen beschouwd als een burgerlijke, ja zelfs egalitaire samenleving, is met zijn adel de laatste anderhalve eeuw zo zuinig omgesprongen dat die adel exclusiever werd dan in landen waar nog wel mensen geadeld werden.'
Lees verder op pagina 3.
undefined