Oud-commissaris promoveert op rol Brabantse politie in Tweede Wereldoorlog 'Beeld van foute politie is te kras'
Lou de Jong schetst in zijn standaardwerk een negatief beeld van de politie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Volgens de Eindhovense oud-politiecommissaris DEES DE JAEGER (75) is dat oordeel gebaseerd op emotionele gebeurtenissen en ontbeert het de nuance....
GESCHIEDENIS is altijd een hobby geweest van de Eindhovense oud-politiecommissaris Dees de Jaeger. Maar dat hij op 75-jarige leeftijd nog eens zou promoveren op een proefschrift over de rol van de Brabantse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog, had hij nooit durven dromen. De waarnemend hoofdcommissaris van Eindhoven ging in 1983 met de VUT en dacht 'rustig te gaan rentenieren'.
Wel bleef hij na zijn actieve dienst als medewerker verbonden aan het Tijdschrift voor de Politie. Toen hij vier jaar geleden aan de redactie opperde om vijftig jaar na de bevrijding aandacht te besteden aan de oorlog - 'gezien de veel besproken rol van de politie daarin' - veranderde het leven van de gepensioneerde drastisch. Hij schreef enkele artikelen, die niet onopgemerkt bleven.
Prof.dr. H. van den Eerenbeemt, emeritus-hoogleraar politieke, economische en sociale geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Brabant, adviseerde hem meer met die kennis en informatie te doen. Zo was het idee geboren om promotie-onderzoek te doen naar 'de houding van de Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog in de grote steden van Noord-Brabant'. Vrijdag verdedigde De Jaeger zijn proefschrift. 'Vader is de afgelopen jaren van de straat geweest', merkte zijn zoon kort geleden op.
- Het oordeel over het functioneren van de politie tijdens de oorlog is in het algemeen niet erg gunstig. Veel mensen beschouwden de politie als verlengstuk van de bezetter. Komt u tot een andere conclusie?
'Ja. Het beeld is veel genuanceerder dan in sommige standaardwerken wordt geschetst. Vooral in de reeks van Lou de Jong komt de politie er bijzonder slecht van af. Dat oordeel was vaak gebaseerd op zeer emotionele gebeurtenissen, zoals de jodenvervolging, de arrestatie van onderduikers en het optreden tegen zwarthandelaren.
'In het westen van het land is het optreden tegen de joden veel radicaler geweest. Bovendien heersten daar de specifieke omstandigheden van de hongerwinter. De Jong heeft zijn vernietigende oordeel voornamelijk gebaseerd op gegevens uit het westen van het land. Maar de rol van de Amsterdamse politie was een heel andere dan die van de politie in Brabant. Het beeld dat de politie in heel Nederland niet deugde, is te kras. Er zijn genoeg politiemensen in Brabant geweest die tijdens de oorlog geen enkele keer in aanraking zijn gekomen met joden.
'Mijn conclusie is dat het merendeel van de politie niet beter, maar ook niet slechter heeft gefunctioneerd dan andere beroepsgroepen tijdens de bezetting. Terwijl ze wel in aanzienlijk moeilijker omstandigheden moesten opereren. Natuurlijk, er zaten ook aperte fouten in het politie-apparaat, die op verraderlijke wijze hulp verleenden aan de vijand. Maar het is onterecht om dit het hele politiekorps aan te rekenen.'
- De politie stond onder toezicht van de Duitsers. Wie dienden de dienders tijdens de oorlog: de burgers of de bezetters?
'De politie werkte inderdaad met een onduidelijke opdracht. Het beeld bestaat dat de politie meewerkte met de bezetter. Maar daar was niets onoirbaars aan. Al in 1937 had de regering de aanwijzing gegeven dat ambtenaren bij een vijandelijke bezetting op hun post moesten blijven in het belang van de bevolking. Pas als zou blijken dat de belangen van de bezetter meer gediend werden - dus als het eigenlijk naar collaboratie ging rieken - moest de functie worden neergelegd.
'Dat was een vreselijk dilemma voor de politiemensen en andere ambtenaren. Want waar lag het omslagpunt? Als ze nou bij de ambtseed ook trouw aan de Führer moesten zweren, dan was het duidelijk geweest. Maar dat gebeurde niet. De inpalming van de politie ging stapje voor stapje. Het omslagpunt werd voor veel politiemensen eigenlijk pas bereikt met de april-mei-staking in 1943.
'Het overgrote deel van de politiefunctionarissen had sympathie voor de stakers. Maar ze kregen wel de opdracht om krachtdadig op te treden, geen waarschuwingsschoten te lossen en onmiddellijk raak te schieten zonder aanzien des persoons. Desondanks is, zo merkt ook De Jong op, voor zover bekend nimmer raakgeschoten.
'Dat deze opdrachten niet werden uitgevoerd, wijst erop dat ook binnen de politie-organisatie het lijdelijk verzet groeiende was. Het trieste van het verhaal is echter dat de meeste joden toen al waren gedeporteerd.'
- Wie waren er goed en wie waren er fout in de oorlog?
'De rol van de gewone politieman is bij de deportatie van joden beperkt geweest. De opsporing en arrestatie van ondergedoken joden werd vooral uitgevoerd door speciaal geselecteerde politiefunctionarissen die deel uitmaakten van de zogenoemde Politieke Politie, of die bij de Sicherheitspolizei waren gedetacheerd. Met name deze kleine groep apert foute politiefunctionarissen, die merendeels pas tijdens de bezetting in dienst waren getreden, hebben gezorgd voor het slechte imago van de politie.
'Daarnaast had je de mannen van de Arbeidscontroledienst. Die liepen in dezelfde uniformen als de politie en schoten op alles wat bewoog. Ze hebben in Den Bosch eens een bakkerij omsingeld op zoek naar onderduikers. De bakkersknecht werd pardoes doodgeschoten. Dat soort incidenten bepaalde het beeld.
'Maar er waren ook politiemensen die meewerkten met het verzet. Of die orders net een dag te laat uitvoerden, waardoor mensen op tijd konden vluchten. Of huiszoekingen met de ogen dicht verrichtten, waardoor niets verdachts werd gevonden.
'Het merendeel probeerde er slechts het beste van te maken. Ze hoorden niets en ze zagen niets. Net als de meerderheid van de bevolking.'
Peter de Graaf