Oplaaiend geweld maakt hulp aan Zuid-Soedan moeilijker
Zelfs voor de Veiligheidsraad is Zuid-Soedan te onveilig. Het wordt steeds moeilijker om de noodlijdende bevolking bij te staan. In de afgelopen weken gingen tienduizenden burgers op de vlucht voor geweld in hoofdstad Juba.
De Zuid-Soedanese Margaret Idugo voelt zich in buurland Kenia eindelijk thuis. Door honger in haar land geplaagd, reisde ze met haar drie kinderen naar het vluchtelingenkamp Kakuma. 'Ik heb iets te eten, keukenspullen, en een tent die ik mijn huis kan noemen.' Dankzij het World Food Programme (WFP) van de Verenigde Naties, 's wereld grootste voedseleverancier in conflictgebieden.
Maar zelfs het WFP kan niet voldoende hulp bieden aan de tienduizenden Zuid-Soedanezen die de afgelopen weken op de vlucht zijn geslagen na een uitbarsting van geweld in de hoofdstad Juba. WFP was ook het slachtoffer: een enorme opslagplaats werd geplunderd. De voorraad die voldoende was om ruim 200 duizend mensen een maand te voeden, verdween.
Een rondgang langs hulporganisaties die in Zuid-Soedan actief zijn, leert dat het steeds moeilijker wordt om de noodlijdende bevolking bij te staan. En de situatie was al erbarmelijk in de jongste natie van de wereld. Twee jaar na de onafhankelijkheid in 2011 raakten troepen van president Salva Kiir slaags met rebellen van de afgezette vicepresident Riek Machar. Meer dan tienduizend mensen, veelal burgers, kwamen sinds 2013 om. Meer dan een miljoen vluchtten.
'Mars op Juba'
De geschiedenis herhaalt zich. Machar, die als gevolg van een vredesakkoord in april op zijn post terugkeerde, werd vorige maand wederom ontslagen. In Juba braken gevechten uit tussen militairen van Kiir en rebellen van Machar. De laatste vluchtte, en dreigt nu vanuit de rimboe met een 'mars op Juba'.
Vooral leden van zijn Nuer-stam waren het doelwit van gericht geweld zoals executies en (groeps)verkrachtingen, maakte de VN-Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Zeid Ra'ad Al Hussein donderdag bekend.
Opnieuw kwam een vluchtelingenstroom op gang, vooral naar buurlanden Kenia en Oeganda. Volgens de VN gaat het om zeker 60 duizend mensen. Ze proberen te ontkomen aan geweld, maar worden ook gedreven door honger.
Het oplaaiende geweld dwong hulporganisaties hun werk op te schorten. 'We hebben ons kantoor om veiligheidsredenen een paar weken moeten sluiten,' vertelt Jan Cappon telefonisch vanuit de hoofdstad. Cappon, landendirecteur van Cordaid, is een van de circa 45 Nederlanders die nog in het land zijn. Elf landgenoten werden geëvacueerd met een Duits vliegtuig.
Hulpverlening beperkt mogelijk
Cappon zegt dat de rust in Juba langzaam terugkeert. Zijn Zuid-Soedanese veiligheidsadviseur voegt eraan toe dat het nog lang niet veilig is. Slechts op beperkte schaal is hulpverlening mogelijk. 'We delen medicijnen, potten en pannen, en dekens uit aan mensen die hun toevlucht hebben gezocht tot kerkgebouwen.' In sommige delen van het land is het relatief rustig. 'Daar kunnen we ook helpen bij wederopbouw. We leveren zaden, gereedschap en assistentie zodat mensen voedsel kunnen verbouwen.'
Het mag dan wat rustiger geworden zijn in Juba (al waren er afgelopen weekeinde weer berichten over gevechten), 'de bevolking voelt zich onveilig en heeft honger,' meldt Ton Berg, landencoördinator van Artsen zonder Grenzen (AzG), vanuit Juba. Ze ziet nog steeds 'busjes vol burgers' de stad verlaten. Tot overmaat van ramp is er cholera uitgebroken. 'En we hebben ongelooflijk veel mensen gevaccineerd tegen malaria.'
AzG, met ruim drieduizend Zuid- Soedanese en internationale medewerkers een van de grootste hulporganisaties, heeft ook maatregelen genomen. 'We hebben onze teams verkleind. Een deel van het personeel is overgebracht naar onze logistieke basis in Kenia', aldus Berg. De organisatie heeft ook medewerkers moeten evacueren, met name in de noordelijke stad Leer waar een AzG-lokatie geplunderd werd. 'Maar we blijven natuurlijk in Zuid-Soedan, het is zo duidelijk waarom we hier zijn.'
Kleinere hulporganisaties als Plan Nederland en ZOA laten eveneens weten personeelsleden te hebben geëvacueerd. 'Inmiddels lijkt de veiligheidssituatie in Juba te zijn verbeterd,' aldus een woordvoerster van ZOA , 'en is deze week een klein team vanuit Oeganda naar de stad teruggekeerd.' In de uitdijende vluchtelingenkampen in Oeganda bereidt ZOA noodhulp voor, in de vorm van water, ontsmettingsmiddelen, tenten en zeilen, en toiletblokken.
Bescherming van kinderen
Op het kantoor van Plan Nederland in Juba is 'een select groepje' teruggekeerd, maar 'onze collega's ondervinden hevige problemen,' zegt een woordvoerster. De regering staat bijvoorbeeld geen voedseltransporten toe naar gebieden die in handen zijn van de rebellen. Een van de belangrijkste taken van de hulporganisatie, de bescherming van kinderen, is niet of nauwelijks uitvoerbaar. En dat terwijl 'in deze verwarrende en gewelddadige situatie meisje en jonge vrouwen bijzonder kwetsbaar zijn voor allerlei soorten misbruik en geweld.'
Hulporganisaties hebben bij de VN-vredesmacht Unmiss geklaagd over de gebrekkige bescherming van juist deze groep. Alleen al de VN-bases in Juba herbergen zo'n 30 duizend ontheemden. Vrouwen en kinderen die de compounds verlaten om voedsel te zoeken, lopen groot gevaar. In de nabijheid van de bases zijn volgens verschillende bronnen de afgelopen weken ten minste honderd vrouwen en meisjes verkracht door regeringstroepen en andere gewapende mannen. VN-militairen grepen niet in.
De VN-missie verklaarde deze week de beschuldigingen hoog op te nemen. De patrouilles nabij de bases zijn 'geïntensiveerd.' Maar er gelden helaas 'strikte beperkingen voor de bewegingsvrijheid' van de blauwhelmen.
VN-chef Ban Ki-moon richtte zich in juli al tot de Suid-Soedanese regering met het dringende verzoek om 'zijn' 12 duizend militairen en politiemensen geen strobreed in de weg te leggen. Bij controleposten van het leger worden VN-militairen vaak teruggestuurd. Daardoor ontbreekt het de VN -net als particuliere organisaties- aan mogelijkheden om humanitaire hulp te bieden, zoals de behandeling van gewonde burgers.