Opeens begon de stewardess op de vlucht van Boedapest naar Warschau over 1944
'Dames en heren, welkom op deze vlucht van Boedapest naar Warschau. Graag wil ik u uitnodigen deel te nemen aan onze campagne voor de vaderlandse helden die in 1944 hun leven riskeerden voor de hoofdstad. De vluchtduur zal ongeveer één uur en vijf minuten...'
Heb ik dat goed gehoord? Begon die beminnelijke vrouwenstem nou over 1944? Ik kijk naar mijn buurman aan het vliegtuigraampje in de hoop dat die mijn verbazing deelt. Hij blijft strak naar zijn gsm kijken.
Eenmaal in de lucht spreek ik een jonge steward aan die zich voorstelt als Mateusz. Hij legt uit dat de Poolse vliegmaatschappij Lot Airlines sinds twee weken een actie heeft met ansichtkaarten. Passagiers kunnen die opvragen en in hun naam naar oorlogsveteranen laten sturen. Het gaat om mannen die meevochten bij de fatale Opstand van Warschau, waarbij Polen jaarlijks met trots stilstaat. Ik knik, en vraag of ik een ansichtkaart mag hebben.
Terwijl Mateusz die gaat halen, stel ik mezelf de vraag over welke bovennatuurlijke krachten de Poolse geschiedenis beschikt. In een moment van onoplettendheid kan ze plots voor je staan, klaar om zich in de kiertjes van je dagelijkse routine te wurmen. Ook op 12 duizend meter hoogte op een lijnvlucht Boedapest-Warschau, een uurtje waarin ik me normaal gesproken onledig houd met de vraag of ik het zanderige chocoladekoekje van de stewardess zal aannemen.
Mateusz is terug. Op de kaart staan de contouren van een soldatenhoofd, vergezeld van de tekst 'Wij herinneren ons...' Wat vindt Mateusz zelf eigenlijk van de actie? Hij wenkt naar achteren. 'Loop even mee, daar kan ik praten.'
'Het is een geweldige actie', zegt Mateusz na een korte aarzeling. Er is wel een klein probleem: ik blijk de eerste passagier te zijn die om een kaart vraagt. Mateusz werkt pas kort voor Lot en vliegt niet zo vaak. Ik moet het maar aan Agnieszka vragen, de hoogblonde purser die voor het opstijgen het praatje hield.
Op elke vlucht die zij doet, deelt ze wel een paar kaartjes uit, zegt Agnieszka als ze haar trolley met koffie en thee heeft weggezet. 'Het zijn vooral Polen.' Heel belangrijk, zegt ze, want veel veteranen zijn eenzaam en zitten verlegen om wat liefde per post. Vindt zij het een goede actie?, dring ik nog een keer aan. Heeft zij zelf ook een kaartje gestuurd?
Haar antwoord verrast me. Nee, ze heeft niet aan de actie meegedaan. '1944 was natuurlijk iets groots. Maar eigenlijk vind ik dat er te veel mensen bij zijn omgekomen.' Voorzichtig zeg ik dat ik dat geluid vaker hoor van Poolse vrienden. Niet iedereen zit te wachten op het de hemel in prijzen van een opstand die volgens sommige historici gedoemd was te mislukken, en die een geschatte 200 duizend burgers het leven heeft gekost.
'Waarom herdenken we Sobieski niet?', lacht Agnieszka, die nu pas echt op stoom komt. Het duurt een ogenblik voor ik me realiseer dat ze spontaan begonnen is over de Poolse koning Jan Sobieski, de man die met zijn huzarenleger de Turken in de pan hakte voor de poorten van Wenen (1683). Gedecideerd: 'Ik gedenk liever een overwinning dan een nederlaag.'
Kort daarop stap ik uit in Warschau, de ansichtkaart in mijn schoudertas. Nu nog een mooie tekst bedenken.