Op ofioliet groeit niet iedere plant
Ofioliet is een natriumrijk, basaltachtig stollingsgesteente. Alleen vegetatie die zich goed weet aan te passen, kan op ofioliet overleven. Het voorjaar moet nog beginnen, dus is de Monte Prinzera helemaal onbegroeid....
DIVIETO di caccia - jagen verboden, staat om de paar meter op roestige bordjes aan de bomen van het regionaal park Boschi di Carrega, bij Collechio. Een roedel herten, ondanks hun ranke hoeven diep wegzakkend in de drassige grond, vertrouwt de ongenode passanten niet. Met grote, sierlijke sprongen vluchten ze de diepte in, telkens weer even stilstaand, een voorpoot opgetrokken, opkijkend, om verder onraad te bespeuren.
'Inderdaad, jagen is hier tegenwoordig absoluut niet toegestaan', benadrukt Antonia Cavalieri, guardaparco van het Italiaanse Boschi di Carrega. 'Jagers riskeren fikse straffen.' En dat terwijl Boschi di Carrega van de vijftiende tot de negentiende eeuw het exclusieve jachtdomein van talloze adellijke geslachten was.
Ook Maria Luigia d'Austria, de tweede vrouw van Napoleon, zwaaide hier de scepter. 's Winters woonde ze in Parma, van juni tot oktober in Boschi di Carrega. Op haar domein was de warmte draaglijker dan in de stad en er waren geen muggen. De aartshertogin van Oostenrijk hield toezicht op de oogsten, van graan tot kastanjes.
Het Casino dat ze er bouwde, moet een lustoord zijn geweest. 'Dat bewéért men tenminste', zegt Antonia Cavalieri samenzweerderig, 'in de officiële annalen is er niets over vermeld.'
Met mooi weer biedt het domein uitzicht op de besneeuwde toppen van de Alpen, verzekert Cavalieri. Vandaag blijven ze echter verborgen achter wolken en nevels. Stortregens hebben vannacht de uitgestrekte landerijen en cypressen- en kastanjebossen tot een druipend en dampend landschap gemaakt. De grillige calanchi, kale berghellingen van kleihoudende mergel, zijn één grote, donkergrijze moddermassa, terwijl ze 's zomers letterlijk keihard en licht van kleur zijn.
De calanchi, zeven tot tweeënhalf miljoen jaar geleden ontstaan, in de tijd dat Italië uit zee omhoog rees, zijn een uitgelezen plek om fossielen te zoeken. De steile hellingen zitten vol met slakken en zelfs haaientanden, legt Cavalieri uit. Na een fikse regenbui willen die fossielen nog wel eens aan de oppervlakte komen. We vinden slechts een paar slakjes, terwijl we diep wegzakken in de grijze klei.
Ook aan de oostflank van Monte Prinzera, ten zuiden van Fornovo, liggen woeste calanchi. Hier zijn geen fossielen te vinden, want het gesteente werd 100 miljoen jaar geleden op vijfduizend meter diepte op de zeebodem gevormd. Monte Prinzera is een kale, grimmige heuvel van 736 meter met de ambities van een echte berg, en Andrea Saccani is er de baas van. Dat wil zeggen: Saccani is directeur van het regionaal park dat Monte Prinzera met al zijn flora, fauna en bijzondere gesteente moet beschermen. En vergis je niet, er mag dan een lelijke, rood-witte tv-toren op de top staan, er valt heel wat te vertellen over die merkwaardige puist in het verder groene en lieflijke landschap. Vertellen doet Saccani dan ook uitbundig, ruim twee uur, de tijd en zijn gasten vergetend.
De klim richting top, via een stenig pad, is zwaar. Bij elke stap hecht zich een zware klomp klei aan de schoenen. Het zicht vanaf de zwarte top is prachtig. De rotsen lijken op gestolde lava, maar dat is het niet. We kijken naar ofioliet, verklaart Saccani, een natriumrijk, basaltachtig stollingsgesteente. 'De bodem zit boordevol ijzer en magnesium. Alleen vegetatie die zich goed weet aan te passen, kan hier overleven.' Het voorjaar moet nog beginnen, dus is de ofiolieten bergtop helemaal onbegroeid.
Andrea Saccani moet het met spijt in zijn hart bekennen: de eerste échte bergen na de Alpen liggen zuidelijker, in de Apennijnen. Op een uitstekende richel doemt Castello di Casola op. Het gehucht lijkt uitgestorven. De verweerde luiken zijn gesloten, maar het ruikt naar haardvuur van vochtig hout. Een muilezelpaadje, verscholen tussen twee huizen, duikt de diepte in, richting Cassio. In het ravijn kolkt en bruist de Baganza, die stenen, takken en modder met zich meesleurt. De vlakke hellingen zijn bewoond en bebouwd, de steile wanden zijn ingenomen door bos en imposante rotsformaties. Op de toppen ligt sneeuw, de afgelopen nacht vers gevallen.
Ook op de Passo della Cisa, met 1055 meter een van de laagste doorgangen door de Apennijnen, laat de lente op zich wachten. Langs de weg liggen grote hopen sneeuw. De ijzige storm loeit door de dennenbossen op de Monte Bardone, beukt tegen het puin van de ingestorte Villa Eugenia. Tempo di luppi noemen de herders dit weer. In de mist kunnen wolven ongemerkt de schapen naderen.
Doorgaand verkeer komt er nauwelijks over de Cisa-pas - dat maakt gebruik van een tunnel van twee kilometer, haast loodrecht onder de pas. In La Cisa Bar - panini, torte, formaggi - leunt een man onderuitgezakt tegen zijn kassa, verveeld wachtend op het hoogseizoen.
De pas vormt de grens tussen de provincies Parma en Massa-Carrara, het uiterste noorden van Toscane. Vanaf hier, richting Montelungo en Pontremoli, zijn de meeste hellingen niet gecultiveerd, maar dicht bebost. De geologische kaart geeft de verklaring: het gesteente is hier macigno-turbidiet, een allegaartje van gesteenten dat afwissellend uit lagen kalksteen, mergel en zandsteen bestaat. De aarde heeft er miljoenen jaren voor geperst, gewrongen en geduwd.
Alles is hier van donkere en lichte zandsteen opgetrokken: huizen, straten, bruggen en ook de Torre del Campabone, een brokkig overblijfsel van de veertiende-eeuwse burcht in Pontremoli.
Massa-Carrara is ook de provincie van het wereldberoemde marmer waaruit Michelangelo zijn beelden hakte. In de bergen bij Equi Terme, een dorp in de Alpi Apuane waar warm, zwavelrijk water uit de bergen komt, ligt een enorme marmergroeve. Bulldozers schuiven te kleine marmerblokken zonder pardon de helling af.
In de zagerij van Mario Giorgini, directeur van een 130 jaar oud familiebedrijf in Massa, liggen zestig manshoge blokken marmer. Met diamanten zaagtanden worden er drie centimeter dikke platen van gemaakt. De vier zaagmachines van Giorgini hebben dertig dagen werk aan die voorraad, want ze kunnen per uur slechts tien centimeter vorderen. 'Doen we het sneller, dan breekt het marmer.'
De witste blokken, met amper grijszwarte aders van calcium-carbonaat, leveren volgens Giorgini 800 duizend lire per ton op, omgerekend duizend gulden. 'Dat gaat naar de Verenigde Arabische Emiraten', zegt de directeur grijnzend, terwijl hij door een tientallen meters afgezaagde bergtop loopt. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes; ondanks de bewolking zijn de marmerwanden oogverblindend wit.
Bijna tweehonderd ton marmer haalt hij per maand uit zijn groeve. 'Over dertig, veertig jaar is deze hele berg afgegraven', zegt hij tevreden. 'Misschien kan het binnenkort met modernere machines nóg sneller.'
Of dat niet zonde is van het landschap? 'Misschien wel, maar wat is ons alternatief?', antwoordt de zakenman laconiek. En zo wordt het blanke marmer, 300 miljoen jaar oud, in een paar eeuwen verwerkt tot beelden, badkamertegeltjes, stoepranden en schuurmiddel voor tandpasta.