Op naar het nieuwe Deltadenken
Door klimaatverandering zal Nederland in de 21ste eeuw, net als vroeger, moeten vechten tegen het water. Dat is geen verrassing....
De vraag is echter of de Nederlandse samenleving deze nieuwe strijd tegen het water nog wel kan voeren. De afgelopen decennia heeft de overheid de regie over de ruimtelijke ordening namelijk uit handen gegeven. Centrale planning is verruild voor de vrije markt. Met andere woorden: is de overheid nog wel in staat terug te keren tot een nieuw ‘Deltadenken’? Afgezien daarvan kan men zich afvragen of er in een individualistische cultuur überhaupt nog wel plaats is voor een centrale planning.
Het antwoord op die vragen komt van de socioloog Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en als zodanig adviseur van de overheid als het over de mentaliteit van de Nederlanders gaat.
Is onze identiteit gevormd door de strijd tegen het water?
‘Dat is wel het verhaal: Nederlanders moesten samenwerken om het water buiten de deur te houden. Gezien de geschiedenis van de waterschappen is het ook wel aannemelijk dat het water een belangrijke rol heeft gespeeld. Maar bij de Germanen zag je al volksvergaderingen, het met elkaar ouwehoeren tot je eruit bent. Dat beheerst de Nederlandse samenleving tot op de dag van vandaag. In andere Germaanse samenlevingen, zoals in Scandinavië of Noord-Duitsland, zie je een vergelijkbare cultuur.
1948 - Geboren in Bergen op Zoom
1967 - 1973 Studie sociologie in Utrecht en Bielefeld
1973 - 1977 Onderzoekscoördinator Stimezo (stichting medische zwangerschapsonderbreking)
1977 - 1991 hoofd onderzoek Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid
1982 - promotie Utrecht
1986 - hoogleraar sociologie Utrecht
1992 - decaan Netherlands School of Public Health
1998 - directeur Sociaal en Cultureel Planbureau
]]> ‘De gedachte dat het water ons heeft gevormd, is vooral verbreid door de 19de-eeuwse geschiedschrijving, die een nationale identiteit wilde creëren. We streden tegen het water, we waren een zeevarende natie. Voor een deel was dat mythologie, want het aantal zeelieden was in de 16de en de 17de eeuw zeer gering.
‘Maar het is natuurlijk wel zo dat vooral Noord-Holland door mensen is gevormd. Op oude kaarten zie je een duinenrij, met daarachter heel grote open vlakten van water. In Velsen heb je nog een buiten, Akerendam, met een mooi park. De oorspronkelijke eigenaren, de familie Bicker, zeilden in twee, drie uur van Amsterdam naar hun buitenhuis. Dat was veel comfortabeler dan met het paard of de koets.’
‘De Nederlanders waren ook trots op de inpolderingen, omdat het landschap helemaal door mensen is gemaakt, en ook mooi is in zijn geometrie. De Beemster is het ideale landschap van de welgestelde burger uit de 17de eeuw. Totale ordening.’
Die ordening is een belangrijke Nederlandse traditie. De afgelopen decennia heeft de overheid de planning steeds meer aan de markt overgelaten. Kan en wil de overheid nog wel ordening opleggen?
‘Denk aan de Betuwelijn, die de overheid heeft doorgezet, terwijl de burgers het niet wilden. Heel veel dingen gebeuren omdat de overheid toch doorzet. Op een aantal terreinen is dat gemakkelijker dan men denkt, zeker als de overheid duidelijk weet te maken dat het nodig is. Daar is ook een zeker rijpingsproces voor nodig. Tien jaar geleden zag je dat rond de bijna-overstromingen in het rivierengebied. Daarna zijn de dijken opgehoogd. De plannen lagen er allang, maar er was twintig jaar verzet tegen geweest. Nu zagen ook de burgers de noodzaak.’
Accepteren burgers wel een grotere bemoeienis van de overheid met de ruimtelijke ordening, waardoor ze misschien meer belasting moeten betalen, of een hoge dijk voor hun huis krijgen?
‘Als de overheid dat wil, gebeurt dat. Als er politiek draagvlak is, worden er offers van de burger gevraagd en door hen gebracht middels belastingheffing. In zekere zin is de politiek nog altijd machtig. Kijk naar het roken. De definitieve slag aan het roken is toegebracht toen het praktisch overal verboden werd om te roken. Dat is in vrij korte tijd gebeurd. En de mensen houden zich er ook nog aan.’
De vrije markt is de afgelopen decennia dominant geworden. Kunnen we wel terug naar een centrale planning?
‘Wie vragen nu om ordening? De ondernemers! Die zeggen: stapt u even in mijn privévliegtuig, dan kan ik u laten zien hoe erg het is. Er is weer behoefte aan planning, aan ordening van een buitengewoon klein gebied. Als je kijkt wat er in honderd jaar is gebeurd met het ruimtegebruik. In 1900 woonden er vijf miljoen mensen in Nederland, ze hadden een miljoen huizen, 100 duizend fietsen en honderd auto’s. Nu wonen er drie keer zo veel mensen, ze hebben zeven miljoen huizen, zestien miljoen fietsen en zeven miljoen personenauto’s. Dat vraagt om een ordenende hand. Anders verrommelt het onherstelbaar.
‘In de Randstad zie je het ook vastlopen. Al die kleine partijen met hun eigen bevoegdheden, dat werkt niet. Ik denk dat economische motieven heel belangrijk worden om die ordening weer sterker ter hand te nemen. Het verkeer loopt vast, we worden bang dat we niet meer kunnen concurreren met het buitenland, dat we niet tegen China en India opkunnen. Dat geeft impulsen om het anders te gaan doen.’
‘Nederland verkeert wel in een bijzondere positie. Door onze ligging zijn we heel kwetsbaar voor klimaatveranderingen. Maar onze schaal is te klein om ons volledig autonoom te kunnen aanpassen aan veranderde klimatologische omstandigheden. We moeten samenwerken met Vlaanderen, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.’
Wat is er nodig om burgers te overtuigen van de noodzaak om het land opnieuw in te richten vanwege de klimaatverandering?
‘Daar heb je een minister voor nodig die dat leuk vindt, die ook de schoonheid ziet van grote waterstaatswerken zoals de stormvloedkering in de Oosterschelde en de Maaslanddam, en die de kracht heeft om die boodschap over te brengen. Bij dit soort dingen is persoonlijke inzet heel belangrijk. Het is raar voor een socioloog om te zeggen, maar ik geloof dat het zo is. Je ziet het bij Pieter Winsemius. Die is een half jaar minister van VROM en er gebeurt iets. Hij is in staat om mensen in eenvoudige woorden het gevoel te geven: ja, leuk, dat gaan we doen!’
Heeft Nederland een soort Al Gore nodig?
‘Precies. In november 2006 was Al Gore in Nederland om aandacht te vragen voor zijn klimaatfilm An Inconvenient Truth. Ik zat bij een ontbijt met Gore. Dan zie je wat een persoon kan doen, die van zichzelf een charisma van niks heeft, maar waar wel hard aan is gewerkt. Alles was bedacht en ingestudeerd. Op elke vraag had hij een antwoord met een citaat van een dichter. Dat wordt gewoon net zolang gerepeteerd tot het spontaan lijkt te gaan.
‘Hij heeft een standaardset van vijftig vragen die altijd gesteld worden. Maar het is heel knap. Mensen willen zijn film gezien hebben en zijn boek gelezen. In elk geval gekocht. Al Gore heeft ook iets messianistisch. Dat past ook in de Amerikaanse traditie.’
Hebben we dat messianisme ook in Nederland nodig?
‘Een beetje wel, hoewel het ook weer een deel van de mensen zal afstoten. Sommige mensen worden er cynisch van. Maar ik kan me heel goed voorstellen dat je een regeringscommissaris voor deze problematiek aanstelt, zoals Steven van Eijck het jongerenbeleid helemaal heeft doorgelicht.
‘Wat gaan we doen met de Randstad, het water, de zeespiegel? Zo iemand als Pieter Winsemius zou daar uitstekend geschikt voor zijn. Je moet geen apparatsjik hebben, maar een beetje een Johan Cruyff van de politiek. Prins Willem-Alexander was al vroeg actief in het watermanagement, maar hij zit nu te dicht bij het koningschap. Hij moet steeds statiger geworden. Je kunt hem er wel bij betrekken, maar je kunt hem niet het project laten trekken. Daarvoor is het te politiek gevoelig.’
Maken burgers zich wel druk over het klimaat?
‘Dat gaat nu wel, na jaren van een beetje schouderophalen. Nederlanders zijn er nog wel een beetje dubbel in. Ze vinden het eigenlijk wel lekker als het een beetje warmer wordt. De ernst van de situatie wordt nog niet voldoende ingezien.’
Het helpt misschien als er geen sneeuw meer ligt in de wintersportgebieden.
‘Dat is zichtbaar. Dat maakt indruk. Net als die bijna-overstromingen van destijds. Zo zijn er natuurlijk wel meer verschijnselen die mensen aan het denken zetten, zoals de stormen en de ziekten die optreden door het verschuiven van de klimaatgrenzen. Zo zijn er elk jaar weer meer gevallen van de ziekte van Lyme.’
Maar wat kun je doen om de burger van de ernst van het probleem te doordringen?
‘Je zou een soort Madurodam voor het water moeten bouwen. Een miniatuuromgeving waarin je kunt zien hoe Nederland zichzelf in de loop der eeuwen heeft drooggehouden. Daar kun je ook via animaties en simulaties laten zien wat de toekomst kan brengen, onder welke condities Amersfoort aan zee komt te liggen.
‘Je kunt ook de gevolgen van de klimaatveranderingen voor de individuele burger laten zien. Stel dat de zeespiegel in 2050 met 50 centimeter is gestegen. Wat betekent dat concreet voor uw huis? Toets je adres in en je krijgt het antwoord.
‘Zo’n park zou je ook op het laagste punt van Nederland moeten bouwen, in de Alexanderpolder bij Rotterdam. En dan zou je eerst met een trap omhoog moeten naar het niveau van de zeespiegel straks, en dan weer omlaag. Als je zoiets kunt maken, raken mensen er ook van doordrongen dat Nederland voor een deel diep onder de zeespiegel ligt. Ik denk dat je zoiets heel spectaculair zichtbaar zou kunnen maken.’
Kortom, de overheid kan nog altijd ordenen en de burgers zijn bereid dat te accepteren. Dat is een optimistische boodschap.
‘Van nature ben ik enigszins tot somberheid geneigd. Maar somberen geeft geen energie. Het is natuurlijk heel Europees om de zaken zwart in te zien. Europa is een oud werelddeel dat veel te verliezen heeft. Dat is een enorm verschil met Azië, dat nog alles te winnen heeft.
‘Je moet ook niet te veel angst zaaien, dat is een oude sociologische wet. Als mensen te bang zijn, sluiten ze zichzelf af. Ze gaan bij de pakken neerzitten en denken: het zal mijn tijd wel duren. Elke inspanning is zinloos, er is toch geen hoop meer. Die is er wel, anders zaten wij hier niet met droge voeten.’