Oorlogs bodem
Hoe wordt in Nederland de oorlog herdacht? V reisde langs acht beroemde locaties: van Airborne experience tot Boulevard des Misères.
Kamp Vught? Te ver weg. Westerbork? Idem. Oorlogsmuseum Overloon dan? Mwah, te veel wapengekletter. Mij niet gezien. Dit verhaal is een zoektocht naar de manieren waarop musea de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend houden. De aanleiding lag bij mezelf, bij een bekentenis. Want hoe vanzelfsprekend ik het ook vind dat het verhaal van vervolging, verzet en verraad steeds opnieuw wordt verteld, ik moest, realiseerde ik me onlangs, erkennen dat ik (geboren lang na de oorlog) nog nooit een plek had bezocht waar talrijke professionals en vrijwilligers zich voor het hervertellen van dat verhaal dagelijks inspannen.
Als ik vrienden vraag of zij wel eens in kamp Westerbork zijn geweest, of de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, antwoorden ze bijna altijd: nee. Sommigen zijn ooit in schooltijd naar het Achterhuis geweest. Velen, ook ik, gaan op 4 mei naar de Dodenherdenking. Bezoeken een monument, kijken naar kransleggingen, vlagvertoon, fanfareklanken en ouderen die hun bekende doden herdenken, en een gestaag groeiend aantal kinderen die zich verbonden voelen met het monument, omdat ze het met de klas hebben geadopteerd. Maar nee, niet naar de oorlogs- en verzetsmusea, de plekken waar gevochten is, of naar de 'schuldige landschappen', de term die kunstenaar Armando muntte voor de plekken waar is gemoord en gemarteld, vanwaar Joden werden weggevoerd.
Opmerkelijk is dat ik, net zomin als generatiegenoten in mijn omgeving, die plekken niet opzoek. Dat realiseerde ik me toen ik De oorlog in het museum las, het vorige week verschenen boek van NIOD-historicus Erik Somers waarin hij constateert dat de bezoekersaantallen van oorlogsmusea de afgelopen twintig jaar zijn verdubbeld. Er zijn 83 van die musea. Wie zijn die bezoekers, vroeg ik me af. En wat bekijken ze? Hoe wordt er herinnerd? En voegt museumbezoek iets toe aan wat ik al wist, uit boeken, tv-series, documentaires en speelfilms, de onstuitbare stroom informatie en infotainment over de Tweede Wereldoorlog?
Ik besloot mijn omissie in één klap goed te maken en een flinke reeks musea te bezoeken. Ik sprak met directeuren en liep mee met gidsende vrijwilligers. Sprak met historici en bezoekers. Reisde naar Overloon, Vught, Amsterdam, Utrecht, Westerbork, Leeuwarden en Oosterbeek. Geen representatieve selectie (want elk museum heeft zijn eigenheid en vaak een specifieke historische link met de locatie) maar een mengeling van groot en klein, spectaculair en verstild, amusant en ernstig. Soms werd ik overladen met informatie, soms was het gissen naar het waarom van foto's aan een muur, oorlogstuig dat is ingezet in Vietnam (andere oorlog, toch?) of bonte verzamelingen gebruiksartikelen.
1 Westerbork
Op een zonnige februaridag is de vlakte waar het doorgangskamp Westerbork was gevestigd net niet helemaal zonder bezoekers. Spechten in het bos rond de leegte waar tientallen barakken stonden, timmeren de stilte weg. Boven de bomen cirkelt een havik. Bij de ingang, achter een metalen hek, bewaakt door camera's, staat de oorspronkelijke woning van kampcommandant Gemmeker. Een houten villa die verkommert, getuige de afbladderende verf en zeildoeken op het dak. Er zijn plannen de woning, vanwaar Gemmeker en zijn eega de wekelijkse Jodentransporten konden zien vertrekken, te overkappen met een enorm glazen paviljoen. Foto's aan het hek tonen het verloederde interieur. Als dit verval niet zou leiden tot de definitieve teloorgang, zou je willen dat de aanblik van de villa eeuwig zo unheimisch blijft.
Langs een hefboom betreed je de weg die de ruggengraat vormt van het terrein. Hierlangs lag in de oorlogsjaren de spoorlijn en bevond zich het perron waar de goederenwagons met mensen werden geladen. Boulevard des Misères wordt de weg van oudsher genoemd. Halverwege is een overkapping met eronder een maquette van het kamp. Taluds, verhogingen in het landschap, markeren de plekken van de barakken waar in totaal beurtelings ruim 100 duizend Joodse gevangenen in afwachting van deportatie woonden, werkten en naar school en schouwburg gingen.
Uit zuiltjes klinken door acteurs ingesproken getuigenissen. Er zijn stukken afrastering met prikkeldraad en muurtjes die associaties moeten oproepen met de houten barakken. Naast de vlakte staat een wachttoren, een getrouwe reconstructie en het monument van ex-kampgevangene Ralph Prins: een stuk spoorlijn dat eindigt in omhoog gebogen rails. Naast het kampterrein, en gedeeltelijk eroverheen, strekt zich over honderden meters een batterij radiotelescopen uit, starend naar de hemel. Het is in deze omgeving een onbedoeld absurd gezicht, alsof de enorme schotels worden ingezet om met de moed der wanhoop te speuren naar tekens van levens van de gedeporteerden.
Over een bosweg, waar de pendelbus bezoekers af- en aanvoert, fiets ik de 3 kilometer naar het herinneringscentrum. Ik passeer 93 palen waarop een plaquette is bevestigd, een voor elke trein die naar de vernietigingskampen is vertrokken. In het centrum is expertise, een schat aan kennis over de lotgevallen van de gedeporteerden. Er is een expositieruimte, waarin een kamertje van een barak is nagebouwd, er zijn foto's, documenten, achtergebleven koffers, documenten over het soms zo alledaagse kampleven en brieven die in hun onwetendheid en wanhoop door de ziel snijden.
Vanuit zijn kantoortje boven in het gebouw kijkt directeur Dirk Mulder uit over de lege akkerlanden. Hij vertelt dat de naoorlogse aandacht van Nederland voor de oorlog en de geschiedenis van Kamp Westerbork veel gemeen hebben. Meteen na de bevrijding werd het makkelijk te bewaken Kamp Westerbork in gebruik genomen als interneringskamp voor NSB'ers en SS'ers. Daarna werd het een trainingskamp voor soldaten die naar Nederlands-Indië werden gezonden. Indië ging verloren en werd Indonesië. De meer dan 12 duizend Molukse ex-KNIL'ers die aan Nederlandse zijde hadden gevochten, moesten in 1951 met hun familieleden worden opgevangen in Nederland, waar woningnood heerste. Zij werden gehuisvest in drie door de Duitsers gestichte kampen: Westerbork, Amersfoort en Vught - wrang genoeg alle drie goed per trein bereikbaar.
Er was kortom, zegt Mulder, in de naoorlogse jaren geen collectieve belangstelling voor de dramatische geschiedenissen die zich in de kampen hadden voltrokken. Aanpakken, niet terugkijken maar vooruit, dat waren de sleutelwoorden in het naoorlogse Nederland. En dus kregen de kampen een praktische bestemming. Tot 1971 bleven de Molukkers wonen in de barakken van Westerbork. Toen werden die gesloopt en de panelen door boeren vertimmerd tot stal of opslag.
Intussen was de manier waarop Nederland terugkeek op 1940-1945 aan het veranderen. 'Voor een breed publiek in de jaren veertig, vijftig was de Tweede Wereldoorlog het verhaal van bezetting, onderdrukking en het verzet', zegt Mulder. 'Onder invloed van het Eichmannproces in 1961 drongen de omvang en de verschrikkingen van de Holocaust ten volle door. Het proces was in alle landen een kantelmoment voor het bewustzijn over het lot van de Joden.' Ook dat werd zichtbaar in de interesse voor Westerbork. Pas in 1964 verscheen het eerste boek over het kamp, In Depot van ooggetuige Philip Mechanicus. 'Uitgegeven door Rob van Gennep en Johan Polak. Voordat zij het aandurfden, was er geen uitgever voor te vinden', zegt Mulder.
Anno 2014 mag het onbegrijpelijk lijken dat barakken zijn gesloopt en niet als erfgoed zijn gekoesterd. Maar destijds stond zelfs de Joodse gemeenschap niet vooraan om te pleiten voor het bewaren van het authentieke kamp. 'De opperrabbijn vroeg zich eind jaren vijftig openlijk af waar een monument voor nodig is, terwijl de geschiedenis de Joden nog dagelijks bezighoudt', zegt Mulder. 'Zo werd dat vrij algemeen gevoeld.'
Het zou tot 1970 duren totdat koningin Juliana en prins Bernhard net buiten de kampgrenzen het monument naar ontwerp van kampoverlevende Ralph Prins onthulden; een plechtigheid met vlagvertoon in oranje en rood-wit-blauw. Pas in 1983 werd het herinneringscentrum geopend - en verschoof de aandacht van het drama dat een bevolkingsgroep was overkomen naar individuele lotgevallen.
Op het kampterrein wordt het verleden met minimale bouwsels - taluds, nepprikkeldraad, betonmuurtjes - gesymboliseerd. Ouderen hebben voldoende aan symbolen, weidsheid, stilte om te gedenken, maar Westerbork ontkomt er volgens Mulder niet aan in de strijd om de jonge generaties aansprekende reconstructies te maken. 'Uit veel onderzoeken blijkt dat jongeren wat ze hier zien en wat er hier is gebeurd niet kunnen bevatten. Om hun voorstellingsvermogen te helpen, willen we ze 'geheugenprotheses' bieden.'
Het herplaatsen op het kamp van panelen van oorspronkelijk barakken die in 2009 bij een boer in het Gelderse Zelhem zijn teruggevonden, is zo'n prothese. Net als het plan om nabij het herinneringscentrum een wagon te plaatsen, het model waarin de Joden naar Auschwitz werden gedeporteerd. Draait het centrum de bezoekers dan geen rad voor ogen? Nooit is te bewijzen dat de tentoon te stellen wagon (waarvoor Mulder speurt in Macedonië, Polen en Duitsland) daadwerkelijk tussen Westerbork en de vernietigingskampen heeft gereden. 'Vóór alles geldt bij reconstructies, dat je volstrekt duidelijk moet zijn in de informatieverstrekking. Maar ik geef toe: het blijft zoeken. Er is niet één juiste manier van gedenken. We bedenken iets en bekijken de reacties. Soms kan het nodig zijn onszelf te corrigeren.'
2Spoorwegmuseum Utrecht
De tendens in Westerbork - van gedenken bij een symbolisch kunstwerk naar concretisering van het verleden door het vertellen van persoonlijke verhalen en het tonen van voorwerpen met geschiedenis - is ook te bespeuren in het Spoorwegmuseum in Utrecht. Achteraf, ver van de pronktreinstellen van tsaren en koningen en imposante locomotieven, staat sinds 2013 het model wagon waarnaar Westerbork nog zoekt. Beladen Treinen, noemt het museum de opstelling. Een kaal interieur, waar stemmen uit boxen getuigenissen voorlezen van gedeporteerden. Ik probeer me voor te stellen hoe in deze krappe ruimte vijftig mensen of meer werden gestouwd, voorzien van niet meer dan één emmer water en één emmer voor ieders behoeften. Dagenlang onderweg.
Het museum is gevestigd in het voormalige Maliebaanstation, vanwaar 1.200 Utrechtse Joden zijn weggevoerd. Volgens historicus Jos Zijlstra, verantwoordelijk voor het project Beladen Treinen, vormde de vernieuwing van het museum in 2005 het logische moment eindelijk aandacht te besteden aan de onverkwikkelijke rol die de Nederlandse Spoorwegen hebben gespeeld bij de deportaties. 'Heel lang is de kwestie als een hete aardappel weggeschoven', zegt Zijlstra. 'Er was wel aandacht voor de Spoorwegstaking. Maar we beseften dat ook het andere verhaal verteld moest worden.'
Een digitaal paneel naast de wagon, die in Roemenië is aangetroffen en tot de vondst in gebruik was als schaftkeet, informeert over NS in oorlogstijd. Over de machinisten die de locomotieven tot aan de Duitse grens bestuurden. Over de facturen die NS voor de transporten indienden bij de SS.
Zijlstra: 'We kunnen nu ook misverstanden wegnemen, zoals de vaak gehoorde veronderstelling dat Joden in veewagons werden vervoerd. Het waren goederenwagons.' De perceptie dat relatief veel meer Joden uit Nederland zijn gedeporteerd en vermoord dan in andere landen, behoeft ook nuancering. Dit zou komen omdat Nederlanders bij razzia's wegkeken en ambtenaren zich bij de opsporing van Joodse burgers meegaand ten aanzien van de bezetter opstelden. Zijlstra: 'Dat heeft allemaal een rol gespeeld, maar er waren meer factoren. Banale logistieke redenen, zoals het feit dat in het voorjaar van 1943 deportatie van Griekse en Hongaarse Joden naar Auschwitz op gang kwam en het door oorlogstransporten toch al zwaar belaste spoorwegennet de drukte rond het kamp niet aankon.' Negentien treinen uit Westerbork weken daarom uit naar Sobibor. Zijlstra: 'In Auschwitz hadden gedeporteerden de kans te worden tewerkgesteld en te overleven. Sobibor was puur een vernietigingskamp, daar is bijna niemand uit teruggekomen.'
NIOD-historicus Somers is in zijn boek kritisch over de Beladen Treinen. Hij ziet de afzijdige locatie op het museumterrein als een strategie om te voorkomen dat het publiek dat voor een gezellig dagje uit komt, voor het hoofd wordt gestoten. En hij vindt dat de wagon die symbool staat voor de deportatietreinen er losraakt van de historische context: 'De creatie roept daardoor eerder afstand op dan dat het verhaal dichterbij wordt gehaald.' Zijlstra benadrukt dat er een historische reden is dat de wagon afzijdig staat: 'Het sluit aan bij de stiekeme manier, onttrokken aan publieke aandacht, waarop de Joden uit Utrecht zijn weggevoerd.'
De strenge woorden van Somers ten spijt: wie zich enigszins wil verplaatsen in de reisomstandigheden, herinnert zich na bezoek aan Beladen Treinen goed de claustrofobie die passagiers moet zijn besprongen - het is een beklemmende ervaring die, ook na andere experiences op andere plekken, beklijft.
3Oorlogsmuseum Overloon
Het museum, het oudste oorlogsmuseum (1946), is gevestigd waar in 1944 de grootste tankslag in Nederland plaatsvond. Buiten, op het nu beboste Limburgse slagveld, kun je ronddwalen tussen de bunkers. Bij de ingang staan zwaarmoedig stemmende oorlogsmonumenten en enigszins pathetische treursculpturen. Binnen, in hangars, zijn tanks, landingsvoertuigen, wapens, vliegtuigen en andere strijdbenodigdheden opgesteld - tot en met de pakjes sigaretten en condooms die de geallieerden in hun ransel hadden. Dat vermoed ik althans, want er is geen verklarend bordje in de vitrine waar de condooms in zilverpapierverpakking preuts boven ooghoogte van nieuwsgierige kinderen liggen.
Het museum heeft een overdaad aan militaire spullen. De verzamelwoede beperkt zich niet tot de Tweede Wereldoorlog, maar omvat tevens voertuigen en tanks uit de Koude Oorlog (Vietnam) en bij naoorlogse vredesmissies ingezet materieel. Directeur Erik van den Dungen erkent dat de collectie op sommige punten is uitgedijd, 'We zoeken daar een alternatieve bestemming voor, maar zolang die er niet is, moeten we het binnen bewaren, in de openlucht gaat het snel achteruit.' De exposities beperken tot thema's van de Tweede Wereldoorlog alleen, wil Overloon niet. 'Het is, gezien de tankslag in 1944 thematisch logisch dat we onze collectie tanks, van de eerste uit 1917 tot die uit 1989, behouden', zegt Van den Dungen.
Topattractie van het museum is de Blockbuster Experience, een kermisachtige beleving in de nagebouwde romp van een bommenwerper. Je hoort motoren gieren en het staccato van afweergeschut, het siddert en trilt als in de buik van een ondier. Een monitor op de bodem toont per video wat de militairen zien als ze door het valluik naar de aarde kijken. Geweld, vuur, explosies, verwoesting. Indrukwekkend voor de duur van de imitatievlucht, vergelijkbaar met de betere rampenfilm in de bioscoop. Het hart klopt sneller, maar je vergeet niet dat je, in tegenstelling tot de soldaten, veilig bent.
Somers signaleert in zijn boek bij experiences als Blockbuster een wankel evenwicht tussen educatie en sensatie, een zorg die Van den Dungen deelt. 'Toch ontkomen we er niet aan. We zijn een museum zonder subsidie en dus moeten we ons aanbod afstemmen op de wensen van het publiek. Als ik geen hond het bedrijf in krijg, kan ik ook niemand iets vertellen. Alleen als er publiek is, kun je educatie aanbieden. Met teksten op panelen alleen krijg je de mensen niet binnen.' Overloon stelt het zonder rijkssubsidie, met niet een historicus maar een bedrijfseconoom die directeur is. 'Inderdaad, dat is veelzeggend', beaamt Van den Dungen. Per jaar trekt zijn museum rond de 100 duizend bezoekers.
4Airborne Museum Hartenstein, Oosterbeek
In de villa die tijdens de Slag om Arnhem in 1944 het hoofdkwartier was van de Britten, waart bovengronds de geest van prins Bernhard en zijn hooggeplaatste strijdmakkers van weleer rond. Beetje oubollig wordt hier met insignes, uniformen, grote zwart-witfoto's, documenten, een computerspelletje uit 1993 en op videofilm vastgelegde ooggetuigenverslagen het verhaal verteld van de zo dramatisch verlopen strijd.
Ademt het bovengronds de sfeer van cheerio! en old chap, in de kelders zindert het. Daar is de Airborne experience, die de bezoeker meeneemt op het slagveld. Er zijn levensgrote beelden van rennende soldaten, er klinken schoten, er liggen doden en een oldtimer-karkas, gehavende gevels lichten op bij explosies - Armageddon. Toch wreekt zich hier, net als in Overloon, het 'bijna' in de bijna-echt-ervaring. Hoe realistisch de helletocht ook lijkt, de ervaring is vervreemdend door je besef van onkwetsbaarheid voor de rondvliegende kogels. Neemt niet weg dat ruim 80 duizend geïnteresseerden elk jaar villa Hartenstein aandoen. Veel jongeren, tijdens mijn bezoek.
5Fries Verzetsmuseum, Leeuwarden
Prachtig voorbeeld van een herdenkingsmuseum dat de oorlog belicht vanuit regionaal perspectief. Het museum heeft onderdak in de nieuwbouw van het Fries Museum in het hart van Leeuwarden. Hier staan verhalen van en over Friezen - gewone burgers, verzetslieden, NSB'ers - en ogenschijnlijk onschuldige voorwerpen model voor wat de oorlog op kleine schaal betekende. Een presentatie van filmpjes, foto's en geluid glijdt als een waterval in slowmotion over de muur van een verduisterde ruimte. Ernaast zijn voorwerpen uitgestald. Een zadel van een soldaat uit de Duitse cavaleriedivisie die in 1940 Friesland te paard bezette. Een jurk gemaakt van uit de hemel neergedaalde parachutestof. Een (duplicaat van een) waterkist, bekleed met zink, met een deksel erop. De Duitsers vulden de kist met water, propten er een arrestant in, duwden het deksel dicht en gingen erop zitten tot het slachtoffer bijna was verdronken en tot bekennen bereid; primitieve versie van water boarding. Een onooglijk voorwerpje ligt er vlakbij: een stempeltje uit gemeentehuis Sneek met de letter J. Afgedrukt in het paspoort was dat een doodvonnis op krediet.
6Nationaal Monument Kamp Vught
Bijna in de schaduw van de gevangenismuren rond de Extra Beveiligde Inrichting in Vught bevinden zich het herinneringscentrum met ontvangstruimte en exposities, en de reconstructie van een klein gedeelte van het concentratiekamp dat de nazi's gebruikten als strafkamp voor verzetslieden, politieke gevangenenen, helpers van ondergedoken Joden, zwarthandelaren. Met een derde klas vwo uit Helmond loop ik achter Arie Wolfert aan, gepensioneerd docent geschiedenis, die hier rondleidingen verzorgt en de historie van het kamp nuchter vertelt.
We lopen langs een gracht, prikkeldraad en duplicaten van wachttorens naar de ruimte waar de gevangenen op elkaar gepakt verbleven en zich rond één kachel warmden. Vervolgens naar de barak waar ze sliepen op stapelbedden driehoog, van grof hout, met een stromatras. 'De plekken bovenin waren gewild. Weet je waarom?', vraagt Wolfert. 'Er waren vaak zieken die last hadden van diarree. Je kunt je wel voorstellen wat er gebeurde als je onder zo'n zieke lag.' Tegen de tijd dat je bent vergeten dat deze ruimtes nagebouwd zijn, komen we aan in het crematorium, het enige authentieke, zij het gerestaureerde gebouw. Klein zaaltje, een oven, een lage kar waarop de doden naar het vuur werden vervoerd.
Wolfert vertelt over de willekeur: 'Je wist nooit wat er met je ging gebeuren.' Over gevangenen die anderen moesten slaan als hun bed niet netjes was opgemaakt. 'Ze kregen zelf klappen als ze volgens de kampleiding niet hard genoeg sloegen.' Over zware dwangarbeid. 'Jullie vullen misschien vakken bij de Jumbo om een centje te verdienen. Hier werd aan gevangenen verdiend. Ze werden gebruikt.' Met een jongen loop ik achter in het groepje: van de asputten waar de resten van de doden worden bewaard, naar het monument voor in Vught en elders omgekomen Joodse gevangenen. Hoe vind je het hier, vraag ik. 'Vet.' Ik knik, ik snap wat hij bedoelt. 'Indrukwekkend', voegt hij zekerheidshalve toe.
7Hollandsche Schouwburg, Amsterdam
Er komt een moment waarop alle verhalen over deportatie, geweld, bommen, verraad, de pesterijtjes tegen Joden, Roma en Sinti en de industriële misdaden je te veel worden. De monumenten waarmee de oorlog tot in de jaren zeventig vooral werd herdacht hebben iets overzichtelijks, in hun eenvoudige abstractie, in de vaste rituelen die er jaarlijks worden uitgevoerd. Maar die experiences en getuigenissen die me bleven overspoelen, de horror en de tragedies gingen me in mijn slaap achtervolgen.
In het Verzetsmuseum Amsterdam, tegenover Artis, waar de bomen bloesemen, merk ik dat de verhalen langs me heen glijden. En dat ik het, ondanks aanraden van Erik Somers, niet meer kan opbrengen ook nog Verzetsmuseum Junior - voor de jonge jeugd - aan te doen. Zoals in alle musea en herdenkingscentra word ik er omzwermd door jongeren die, niet omdat het moest maar uit oprechte interesse, vragenlijsten invulden voor toekomstige werkstukken. Voor mij even geen vragen meer.
Ik besluit mijn rondgang in de Hollandsche Schouwburg, de plek waar de Joden uit Amsterdam en omgeving werden samengebracht alvorens naar Westerbork te worden gedeporteerd. Bij de entree is een herdenkingsruimte met een eeuwige vlam. Boven is een kleine expositieruimte over de omstandigheden waarin de Joden hun lot afwachtten - angstig of onwetend, maar ook met humor. Aan de muren portretten van mensen wier lot te raden valt, maar over wie nauwelijks uitleg wordt verschaft.
In de informatievoorziening is de Hollandsche Schouwburg wat ouderwets, want evenmin vind ik iets over de schouwburgzaal zelf - of over het ontbreken ervan. Er is een binnenplaats achter de voorbouw met een herdenkingsnaald en hier en daar een stuk muur van de verdwenen zaal. Niet afgebroken door de nazi's of per ongeluk afgebrand, maar pas ruim na de oorlog doelbewust gesloopt, lees ik op Wikipedia. Nog een voorbeeld van veranderende inzichten - ook hier is geschiedenis definitief weggevaagd.
Neemt niet weg dat je op de binnenplaats kalm voor je uit kunt staren en dat de talrijke verhalen er kunnen versmelten tot een collectieve geschiedenis die met aloude symbolen - een vlam, een naald - wordt geëerd. Om de herinnering aan de oorlog levend te houden, mogen authenticiteit en persoonlijke verhalen onontbeerlijk zijn - om ze te kunnen verdragen is enige abstrahering dat ook.
In De oorlog in het museum, herinnering en verbeelding (WBooks, 34,50 euro) analyseert NIOD-historicus Erik Somers helder de geschiedenis van de musealisering van de Tweede Wereldoorlog.
Somers constateert op grond van de cijfers van tien representatieve oorlogsmusea dat daar de bezoekersaantallen tussen 1996 en 2009 met 76 procent zijn gestegen. Andere historische musea ontvingen in dezelfde periode slechts 4,4 procent meer bezoekers. Bij de indicatieve, niet representatieve rondgang van V langs acht musea bleek dat het publiek gemiddeld jong, geïnteresseerd en vaak in schoolverband op bezoek komt.
Zo ontvangt Westerbork jaarlijks 27 duizend scholieren. Het verzetsmuseum Amsterdam ontving in 2012 15.388 scholieren voor een georganiseerde ontvangst.
2 Spoorwegmuseum Utrecht.Foto Anna van Kooij
1 Kamp Westerbork, de woning van Gemmeker. Foto Arno Haijtema
3 Oorlogsmuseum Overloon.
Lees verder op pagina V4
3 Oorlogsmuseum Overloon. Artikelen uit de Tweede Wereldoorlog in een vitrine.Foto's Arno Haijtema
Vervolg van pagina V3
7 Hollandse Schouwburg, Amsterdam. De binnenplaats.
5 Fries Verzetsmuseum, Leeuwarden. Replica van het martelwerktuig de waterkist.
In de jaren tachtig legde de Anne Frank Stichting bij de veronderstelde herleving van fascistische tendensen (zoals de opkomst van Hans Janmaats extreem-rechtse Centrum Democraten) verband met de opkomst van de NSB in de jaren dertig. Er kwam veel kritiek op de wijze waarop de stichting zocht naar verbanden tussen heden en verleden. VVD-politicus Ad Ploeg verweet de stichting eenzijdige aandacht voor extreem-rechts, terwijl er voor het communisme in de Sovjet-Unie te weinig aandacht zou zijn. Ploeg waarschuwde dat de Anne Frank Stichting 'een crypto-communistische organisatie' dreigde te worden. Dat was het begin van een rel. (Bron: De oorlog in het museum.)
4 Airborne museum Hartenstein, Oosterbeek. Imitatieslagveld van de Slag bij Arnhem.
7 Verzetsmuseum, Amsterdam.
3 Nationaal monument Kamp Vught. Reconstructie van de barakken.