Ooit was de CAR het Zwitserland van Afrika

Ook Nederland liet het ernstig afweten in de jaren negentig inzake de CAR.

MARIA VAN DEN BOER IS SOCIOLOOG. ZE WERKTE VOOR UNICEF IN BANGUI TUSSEN 1990 EN 1994.

Afgelopen dinsdag stelde Artsen zonder Grenzen de internationale gemeenschap 'in staat van beschuldiging' omdat zij de bevolking van CAR in de steek laat (Buitenland, 19 februari). De anarchie van nu heeft echter een 20 jaar lange aanloop gehad. In de jaren 90 was al duidelijk dat het land aan het afglijden was, maar toen was nauwelijks één land geïnteresseerd. Ook Nederland heeft het in die jaren ernstig laten afweten.

In 1990 was Bangui mijn woonplaats. 'De Centraal Afrikaanse Republiek is het Zwitserland van Afrika', verzekerde een lokale hoogleraar: 'Hier zal nooit oorlog komen, de mensen zijn te vriendelijk en teveel gericht op vrede'. Wat mij in die eerste dagen wel verwonderde was de hoeveelheid Franse soldaten. Ieder minuscuul groepje soldaten werd aangevoerd door een Franse officier. De Fransen hadden een eigen kazerne vlak bij mijn huis. In Bouar, op weg naar Kameroen, was er een Franse legerplaats annex vliegveld van waaruit de Fransen heel midden Afrika in de gaten hielden. In het plaatselijke zwembad voor expats (de Rockclub) lagen regelmatig leden van het Franse vreemdelingenlegioen te zonnen. President Kolingba had een Franse militair adviseur, die nooit van zijn zijde week. CAR was toch al 30 jaar een onafhankelijk land zou je zeggen. Maar niemand taalde er verder naar. Het was immers de CAR, het land dat onderaan aan het lijstje arme landen bungelde en waar je alleen heen ging voor je werk als niemand anders wilde.

Frankrijk had het land in de houdgreep, kon de regering naar believen manipuleren en had het vergiftigd met een moraal van verdeel en heers. Bovendien had het een uitgedijd ambtenarencorps nagelaten. Naast een handjevol private ondernemingen (hout, diamant, bier en batikdoeken) geleid door een paar buitenlanders, was er voor de Centraal Afrikaanse jeugd maar één manier om vooruit te komen: ambtenaar worden. Helaas werd deze uitweg afgesneden, want het waren er teveel volgens IMF en de Wereldbank. Hun Structural Adjustment Plan, geënt op neoliberale opvattingen, werd in diezelfde jaren 90 doorgevoerd: bezuinigen. Het ambtenarencorps moest worden ingekrompen. De gevolgen werden al snel zichtbaar. De salarissen konden niet meer worden uitbetaald. Achterstanden liepen op tot meer dan een jaar. Sociale onrust brak uit, armoede kwam op, stakingen in onderwijs en gezondheidszorg volgden, de 'années blanches' braken aan: opeenvolgende jaren waarbij kinderen niet meer naar school gingen. Analfabetisme nam toe. Bangui werd ineens kilometers lang omzoomd door moestuinen, waar mensen zelf hun voedsel gingen verbouwen. In plaats van dat de stad mensen aantrok zoals elders in Afrika, trokken mensen weg, terug naar hun geboortedorpen. In ziekenhuizen werd je alleen behandeld als je een zak met geld meenam.

Straatkinderen (godobé genoemd), daarvoor een onbekend fenomeen, werden een probleem dat snel uit de hand liep. Penseau (penseel) de jongen zonder handen, die iedereen kende, kreeg er ineens een hoop vriendjes bij. Meer dan 2 duizend zwierven er in de hoofdstad rond en ze zouden nooit meer uit het straatbeeld verdwijnen. Maar moslims hadden bij iedereen groot respect, zij waren gedisciplineerd, dronken en stalen niet en vingen kwetsbare kinderen op in hun gemeenschappen.

De straatkinderen van toen, in de basisschoolleeftijd, zouden later kindsoldaten worden, nog later de Anti Balaka vormen, de groepen gewapende jongvolwassenen die niets meer te verliezen hebben en zich aan zouden sluiten bij geweld tegen moslims. Zomaar, omdat het geweld is, het uitzicht van de machteloze mens. Daar is verder niets religieus aan.

In de jaren negentig begon het afglijden, begon de honger, nam corruptie een vlucht tot in de hoogste lagen van de regering, zag ik voor het eerst een voormalig chauffeur van de UNDP honger lijden, moest ik ineens uitwijken voor nooit eindigende kolonnes vrachtwagens met boomstammen die vanuit het oerwoud de stad passeerden. Daar maakte ik mee hoe de burgeroorlog van 2003, de eerste van de drie, onafwendbaar werd. Maar voor Nederland was de Centraal Afrikaanse Republiek toen al van de radar gevallen. Hulp paste niet in het Nederlandse beleid. Het land moest het zelf uitzoeken. Wat het extra schrijnend maakt: Ik heb nooit eerder, en nooit meer nadien, zoveel vriendelijkheid, openheid en vriendschap meegemaakt als daar.

undefined

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden