Koos Hage (75) verloor bij de Watersnoodramp zijn moeder en zijn zus. Hun boerderij in Stavenisse werd door een vloedgolf weggevaagd. Zijn broer zag die nacht zijn zus nog met hun moeder zwemmen. Nu zet Koos, op de plekken waar de dijken braken, een herinneringspaaltje. ‘Voor hen.’
De schuur naast zijn ouderlijk huis staat er nog. De boerderijwoning waar hij met zijn familie woonde is later opnieuw gebouwd. De polder van Stavenisse ligt er nu roerloos bij. ‘Je kunt je toch bijna niet voorstellen dat het water hier tot aan de dijk heeft gestaan’, zegt Koos Hage. Die nacht steeg het water tot 4,5 meter boven NAP. Hun boerderij lag amper 200 meter van de dijk waar we nu staan. Maar die afstand bleek voor zijn moeder en zus in die rampnacht te groot om zwemmend te overbruggen. Beneden, aan de voet van de dijk, werden ze gevonden, een week nadat ze waren verdronken.
Koos Hage (75) was een nakomertje; zijn broers Arie en Bram waren ruim 20 jaar ouder, met zijn zus Jo scheelde hij 17 jaar. ‘Ik ben – zoals ze dat in Zeeland noemen – van ná het vuur (de oorlog, red.) en van vóór het water.’ Aan zijn moeder Petronella – ‘Pietje’ – heeft hij weinig herinneringen. Hoe haar stem klonk of hoe ze rook? Hij weet het niet meer. Zijn zus Jo staat hem veel helderder voor de geest. ‘Zij nam me op de fiets mee naar oma. En Jo zorgde ervoor dat ik een abonnement op de Donald Duck kreeg.’
Zaterdagavond 31 januari 1953 joeg de storm met windkracht 10 om hun boerderij in Stavenisse. Ze waren wel aan storm gewend, maar nu was er toch iets anders dan anders. Het had allang eb moeten zijn. En toch wist het water van geen wijken. Dat kon weleens misgaan met de dijken.
Zijn vader en Arie waren al de hele avond op de kade om te helpen bij het neerleggen van vloedplanken. Uit voorzorg begonnen zijn moeder en Jo ondertussen de meubels uit de woonkamer naar de zolderverdieping te verplaatsen. Dat moest hoog genoeg zijn om ze droog te houden. Aan het eind van de oorlog was Tholen door de Duitsers onder water gezet. Toen was het water helemaal niet zo hoog gekomen. Dat zou nu dus ook wel meevallen. Voor alle zekerheid had Koos de meccanodoos die hij voor Sinterklaas had gekregen wel boven op het dressoir gelegd. Hoog en droog.
Dat uiteindelijk de hele boerderijwoning zou wegspoelen, had niemand kunnen bedenken. Rond twee uur die nacht kwam zijn broer Arie vanuit het dorp terug naar huis. ‘Jullie moeten nu echt meekomen. Dit wordt te erg.’ Koos ging met zijn broer mee. Moeder en Jo zouden ook zo komen. ‘Dat is het laatste geweest wat ik mijn moeder hoorde zeggen: ‘Koos, ga maar gauw. Ons komme zo.’’
Aan de hand van Arie liep hij naar de dijk. Volle maan, storm in de rug. In het dijkhuis hadden zich tientallen mensen verzameld. De kleine huiskamer zat helemaal vol. Al herinnert hij zich vooral dat het er doodstil was. Hij werd boven in bed gelegd, waar hij ondanks de huilende wind in slaap viel. De volgende ochtend stond zijn broer Arie naast zijn bed. ‘Koos, moeder en Jo zijn op reis gegaan. En ze komen niet meer terug.’
Kolkende golven
Pas veel later heeft hij gehoord wat er die nacht gebeurd is. Het woonhuis van hun boerderij is door de vloedgolf weggevaagd. Zijn moeder en Jo zijn het water ingesleurd. Arie heeft nog met de koplamp van de tractor vanaf de dijk op de kolkende golven geschenen. Daar zijn ze nog gezien: Jo zwemmend, met haar moeder op haar rug. ‘Moeder kon niet zwemmen, maar Jo kon dat heel goed.’ Maar tegen deze metershoge golven was niet op te zwemmen. Bovendien was het water vergeven van wrakhout. Ze hebben nog een touw naar hen gegooid, maar dat kwam niet ver genoeg. Vervolgens nog een stok aan een touw. Kort daarna verdwenen ze in de golven.
Hij heeft er later ontelbare keren over gepiekerd: hoe zijn die laatste momenten verlopen? Zou die stok Jo misschien geraakt hebben? Schrikbeelden die hij liever niet toelaat. ‘Ik weet alleen zeker dat ze zijn verdronken. En ik heb nog zó vaak gedacht: waren ze maar direct met ons meegegaan. Dan hadden ze nog geleefd. Allemaal vanwege die stomme rotmeubels…’
Heldere herinneringen aan wat er de dagen daarna gebeurde heeft hij niet. Hij zal die zondag heus wel wat gegeten hebben. En hij heeft met zijn oma over de dijk langs Stavenisse gelopen. Daar stond vrijwel niets meer overeind. Later is hij nog gaan kijken bij de plek waar hun boerderij had gestaan. Boven op de fundamenten bleken glazen plaatjes draadglas aangebracht te zijn. In de jaren twintig was dat dé methode om optrekkend vocht tegen te gaan. ‘Dat draadglas was ijzersterk. Dat kon het gewicht van een kerktoren dragen.’ Maar tegen de zijwaartse druk van die enorme golf bleken die muren dus niet bestand. Daar had kennelijk niemand bij stilgestaan.
Harteloos
Die nacht verdronken er 156 mensen in Stavenisse, op een bevolking van nog geen duizend inwoners. Volgens de dominee van de oudgereformeerde kerk in het dorp was de straf van God nog mild uitgepakt. ‘Hij zei in de allereerste kerkdienst na de ramp dat het terechter zou zijn geweest als er maar 156 mensen waren overgebleven, en de rest zou zijn verdronken. Echt verschrikkelijk. Werkelijk niets van troost. Terwijl een collega-dominee van hem nota bene was verdronken. Volslagen harteloos.’
Zijn vader verloor die nacht vier vrouwen: zijn echtgenote, zijn dochter, zijn moeder en zijn schoonzus. ‘Ik denk niet dat hij het ooit te boven is gekomen. Het moet hem gebroken hebben, al sprak hij er nooit over.’ Hij heeft nog een foto van hem, gemaakt toen ze drie dagen na de ramp werden geëvacueerd naar Rotterdam. Zijn vader loopt op klompen, nog in dezelfde kleding waarin hij die fatale zaterdagavond op de dijk had gestaan. Een man van net 50 die eruitziet als een stokoude bejaarde. ‘Hij moet radeloos geweest zijn. En hij wist totaal niet wat hij met mij aan moest.’
Zeeland kreeg na de Watersnoodramp vanuit de hele wereld hulp aangeboden. Duitsland stuurde knuffels en chocola, Italië buitenboordmotoren en schrijfmachines, Israël brilmonturen en kisten sinaasappels en Liechtenstein maar liefst 364 kilo aardappelen. Noorwegen schonk tientallen prefab-woningen. De Noorse koning Haakon kwam er op 14 augustus 1954 speciaal voor naar Stavenisse. En Koos mocht een mes met broodplank aanreiken waarmee de koning vervolgens een lint doorsneed, om de houten woningen in de Koning Haakonstraat ceremonieel over te dragen. Heel ongemakkelijk vond hij dat. ‘Alsof ik iets gepresteerd had. Terwijl ze me alleen maar gevraagd hadden omdat ik vanwege die ramp het zieligste jongetje van Stavenisse was.’
Noordoostpolder
Zijn broer Bram was die fatale nacht niet op de boerderij in Stavenisse geweest, maar bij zijn verloofde Fien op Schouwen-Duiveland. Hij besloot zijn broertje samen met Fien op te vangen. In 1956 verhuisden ze met zijn drieën naar de Noordoostpolder. Dat was een goede plek waar niemand hem nog zag als dat sneue jongetje. ‘Iederéén was daar nieuw. Niemand had er een verleden. En het fijne van de Noordoostpolder was dat er zware dijken omheen lagen. Dat was een heel geruststellend gevoel.’ Hij miste zijn moeder en Jo elke dag. ‘Maar gelukkig was Fien er.’ Voor de buitenwereld leken Bram en Fien zijn vader en moeder. ‘In feite waren we net een gezin.’
Op zijn 18de ging Koos Hage op zichzelf wonen en bouwkunde studeren. Hij werd uiteindelijk stedenbouwkundige bij de gemeente Rotterdam. De watersnoodramp en Zeeland verdwenen langzaam naar de achterkamers van zijn geheugen. Totdat het Rotterdamse gemeenteraadslid Manuel Kneepkens in 2006 voorstelde om de zogenoemde brandgrens in de Rotterdamse binnenstad te markeren. Dan zou iedereen kunnen zien tot waar de verwoesting van het Duitse bombardement uit mei 1940 had gereikt. Koos Hage nam het project onder zijn hoede. ‘Het idee greep me direct aan. Ik houd ervan dat je in een stad de geschiedenis kunt lezen. Zichtbaarheidsprojecten noem ik dat.’ Op de een of andere manier sloeg het project een brug met zijn verleden.
Herinneringspaaltjes
Na zijn pensionering bedacht hij dat een dergelijk project eigenlijk ook in Zeeland hoorde. Op alle 96 plekken waar de dijken in 1953 braken zou een basalten herinneringspaaltje geplaatst moeten worden. Hij hoorde soms toeristen in Stavenisse zeggen: ‘Waar zaten die gaten nou precies?’ Dat vond hij onverdraaglijk. ‘De reden dat ik die paaltjes wilde neerzetten is dat ik wil dat iedereen het wéét. Als een lieu de memoire voor al die 1.836 mensen die gestorven zijn.’
Toen hij het plan in 2013 voorlegde aan de dijkgraaf van Zeeland zag die er weinig in. ‘Hij zei: we hebben dit jaar al zoveel teruggekeken, we moeten juist vooruitkijken.’ Uiteindelijk besloot hij om er in samenspraak met uitgeverij Toth dan maar een boek van te maken. Dat werd De Atlas van de Watersnood 1953, waarin alle 96 stroomgaten van de ramp op luchtfoto’s te zien zijn. Zes jaar geleden kreeg ook zijn paaltjesproject daadwerkelijk vorm. 52 van de 96 paaltjes zijn geplaatst, in Zeeland, Brabant en Zuid-Holland.
Hij had eerst niet goed door dat het project voor hem een vorm van verwerking was. ‘Dat ik met die atlas begon zag ik als iets feitelijks. Het ging voor mij niet over leed, maar over dijken die kapotgegaan waren. Nou ja, dat kan ik als bouwkundige goed aan. Achteraf denk ik: misschien had ik dit nodig om bij mijn gevoel te komen.’ De ramp en de nasleep hebben hem voor het leven getekend, beseft hij nu. ‘Ik heb me jarenlang verschrikkelijk alleen en verdrietig gevoeld. Die eenzaamheid blijft altijd in je zitten. Ik ben een enorme eenpitter. Ik maak wel contact, maar echte vrienden heb ik niet veel. Ergens blijf je altijd een eenzaam jongetje.’
Foto van zijn moeder
Pas sinds een jaar staat er een foto van zijn moeder op zijn bureau. Voordien vond hij dat te moeilijk. ‘Ik ging het uit de weg. Ik heb het altijd heel erg stil gehouden. Mijn vrouw en kinderen wisten het natuurlijk wel. Verder sprak ik er nooit met iemand over.’ Maar toen zijn atlas in 2015 verscheen, kon hij er niet meer onderuit. En nu hij dagelijks bezig is met die paaltjes bij de voormalige stroomgaten, is de Watersnoodramp weer volop deel van zijn leven.
Of het project zonder dat hij het doorhad eigenlijk een monument voor zijn moeder en Jo was? Hij verstijft even, knikt dan bijna onmerkbaar. En opeens staan zijn ogen vol tranen. Natúúrlijk is het een eerbetoon aan hen. ‘Ik moest die palen op Tholen neerzetten voor hen. Bij die twee gaten waar die muur van water doorheen is gekomen waardoor zij verdronken zijn.’ Ze zijn niet begraven in Stavenisse. Zijn vader wilde niet dat hun lichamen alsnog in de zompige nattigheid zouden rusten. ‘Ze liggen in Bergen op Zoom. Ik heb een foto gemaakt van hun grafsteen, met de atlas ervoor. En toen snapte ik het: voor mij is het één grote herdenking. Ik heb het allemaal gedaan voor hen.’
Lees ook
Hoe het water Nederland in 1953 overrompelde: reconstructie van de watersnoodramp van uur tot uur.
In haar fotoboek Waters laat Robin de Puy samen met Maria Barnas de diepe sporen zien die de Watersnoodramp.