nieuwsgeestelijke gezondheidszorg
Onderzoeksraad: zorg voor psychiatrische patiënten schiet ernstig tekort
De zorg voor de 250- tot 300 duizend psychiatrische patiënten in Nederland schiet ernstig tekort, constateert de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) donderdag in een adviesrapport. Hierdoor kan de veiligheid van deze mensen en hun omgeving niet worden gewaarborgd.
De OVV constateert dat de hulpverlening aan mensen met complexe problemen erg versnipperd is. Hulpverleners werken langs elkaar heen en delen te weinig informatie met elkaar. Iemand die psychisch in de war is, maar bijvoorbeeld ook agressief en verslaafd, wordt vaak als een hete aardappel heen en weer geschoven tussen verschillende zorgverleners en instanties. De behandelaars richten zich doorgaans op korte termijn-herstel, waardoor een langdurig behandelplan uitblijft en de patiënt steeds weer terugvalt in zijn probleemgedrag.
De gevolgen van dit falen van de hulpverlening kunnen ernstig zijn. De Onderzoeksraad voor Veiligheid beschrijft zeven schrijnende praktijkgevallen van psychiatrisch patiënten die jarenlang in beeld waren bij de hulpverlening, maar toch geen adequate hulp kregen. Eén pleegde zelfdoding, een ander vermoordde zijn vriendin en een derde stierf aan verwaarlozing. Slechts een van de zeven beschreven patiënten lijkt op dit moment aan de beterende hand. Als het misgaat met dergelijke ‘verwarde personen’ haalt dat soms de krantenkolommen. Een bekende zaak is de ‘metromoord’ van de psychiatrische patiënt Philip O. Hij stak in 2017 een willekeurige man dood op een Amsterdams metrostation.
Acute zorgnood
De OVV begon aan het onderzoek vanwege signalen dat het aantal incidenten met psychiatrische patiënten toeneemt. Ongeveer twintigduizend van deze mensen verkeren in acute zorgnood, stelt de OVV. Om de hulpverlening te verbeteren zouden hulpverleners meer met elkaar moeten overleggen. Ze zouden een centraal patiëntendossier moeten aanleggen waarin alle betrokken instanties, van woningcorporatie tot politie tot ggz-instelling informatie kunnen delen. Ook zou het hele hulpverleningstraject uit één integrale pot geld gefinancierd moeten worden. Dat voorkomt dat zorgverleners voor elke stap in de behandeling opnieuw financiering moeten aanvragen. In de praktijk leidt die ingewikkelde financiering tot veel vertraging in de behandeling.
Bauke Koekkoek, crisisdienstverpleegkundige en lector Psychiatrische Zorg, zegt ‘aangeslagen’ te zijn door de patiëntencasussen in het rapport. ‘Dat zijn toch wel heel sneue en ernstige verhalen, die de indruk wekken dat bepaalde dingen voorkomen hadden kunnen worden.’ De aanbevelingen van de OVV slaan de plank echter mis, vindt hij. ‘De OVV zoekt het vooral in systeemoplossingen, maar negeert het kernprobleem.’
Volgens Koekkoek is de zorg niet ingesteld op complexe, dus moeilijke patiënten. ‘Zorginstellingen specialiseren zich steeds meer in een bepaald type patiënt en wijzen mensen af die niet aan dat profiel voldoen.’ Hij heeft sterk de indruk dat hulpverleners hun vingers liever niet branden aan de ‘zware gevallen’, omdat ze daar zelf ook niet goed raad mee weten. Niemand in de zorgketen wil de eindverantwoordelijkheid voor deze groep. ‘Bij ingewikkelde problematiek ontstaat er bij hulpverleners al snel een afschuifreflex. Een gevoel van: ‘dit kunnen wij niet aan, dit is niet onze expertise, misschien past deze patiënt beter bij iemand anders. Ze zijn bang dat de behandeling misloopt en dat zij dan verantwoordelijk worden gehouden.’
Leefwereld van de patiënt
Ook de OVV concludeert dat de GGZ niet flexibel genoeg is om met complexe patiënten om te gaan: ‘Het huidige zorgstelsel is zo ingericht dat niet de zorgbehoefte van de patiënt centraal staat, maar dat het zorgaanbod van de instellingen leidend is.’ Volgens Koekkoek concentreert de zorg zich te weinig op de leefwereld van de patiënt. ‘Het gaat tijdens de behandeling te weinig over het gewone leven. In het OVV-rapport staat dat iemand zijn opleiding niet mocht afmaken, omdat hij in een gesloten instelling zat en die kliniek bang was dat de zorgverzekeraar de behandeling dan niet zou vergoeden. Terwijl een zinnige dagbesteding als school en werk mensen die een ernstige stoornis hebben juist gaande kan houden.’ Uit het rapport blijkt dat de versnipperde hulptrajecten en vele wisselende behandelaars er vaak toe leiden dat de psychiatrisch patiënt het vertrouwen in de behandeling verliest en na verloop van tijd helemaal geen hulp meer accepteert.
Het zeer kritische rapport van de OVV volgt kort op een even zorgelijk rapport over de forensische psychiatrie, de begeleiding van psychisch gestoorde gedetineerden. Dat rapport werd opgesteld naar aanleiding van de moord op Anne Faber door Michael P.. Hij pleegde de moord tijdens een onbegeleide wandeling vanuit zijn detentie-inrichting in Den Dolder. Ook in dat rapport constateerde de OVV dat instellingen en behandelaars te weinig informatie met elkaar delen, waardoor er geen adequate behandeling plaatsvindt. Zo was de instelling in Den Dolder er niet van op de hoogte dat P. veroordeeld was voor een gewelddadig zedendelict en in de gevangenis nog steeds agressief gedrag vertoonde. Hij was aan Den Dolder overgedragen als ‘een modelgevangene’.