NieuwsNIOD-onderzoek dekolonisatieoorlog

Onderzoekers dekolonisatieoorlog hebben de schijn al snel tegen

Hebben we het te veel of juist te weinig over het leed van Nederlanders en Indische Nederlanders in de jaren na 1945? De meningsverschillen over deze vraag zijn onoverbrugbaar.

Sander van Walsum
Vuurgevecht tijdens dekolonisatieoorlog in Indonesië. Beeld Spaarnestad
Vuurgevecht tijdens dekolonisatieoorlog in Indonesië.Beeld Spaarnestad

Het duurt nog ruim twee jaar voordat het wetenschappelijk onderzoek naar de dekolonisatieoorlog in Indonesië zal zijn afgerond. Maar nu al worden twijfels geuit over de onafhankelijkheid of de deskundigheid van de onderzoekers. Zo valt vrijdag bij het NIOD, een van de betrokken organisaties, een brief op de mat van de Federatie Indische Nederlanders (FIN) waarin voorzitter Hans Moll de vrees uit ‘dat het onderzoek eenzijdig is vormgegeven en wordt uitgevoerd’.

De FIN, een sinds 2016 bestaande stichting die zich ten doel stelt het Nederlands-Indisch erfgoed te behouden, vermoedt dat het voor de onderzoekers nu al vaststaat dat het Nederlandse leger zich tussen 1945 en ’49 aan ‘structureel grensoverschrijdend geweld’ heeft schuldig gemaakt. Dat maakt de FIN onder andere op uit de instemmende verwijzing in de onderzoeksopzet naar het boek De brandende kampongs van generaal Spoor (2016), waarin de auteur – historicus Rémy Limpach – vaststelde dat gewelddaden aan Nederlandse zijde geen incidenten waren maar een vast onderdeel van de Nederlandse oorlogvoering in Indonesië. De FIN vraagt zich af of deze these wel aan ‘gedegen onderzoek’ wordt getoetst.

Poging tot herbezetting

Verder ving de FIN ‘signalen’ op van een vergaande bagatellisering van de Bersiap: de periode na de Japanse capitulatie in 1945 waarin vele duizenden Nederlanders en Indische Nederlanders door Indonesische nationalisten om het leven zijn gebracht. Ook is de FIN ongelukkig met de kenschets van de militaire operaties als ‘poging tot herbezetting’ van voormalig Nederlands-Indië. In werkelijkheid zou het de Nederlandse regering slechts te doen zijn geweest om de bescherming van haar onderdanen.

Kortom: de Federatie Indische Nederlanders vreest een ‘eenzijdig narratief’ waarin de nadruk komt te liggen op Nederlandse misdragingen maar waarin het Nederlands leed ontbreekt. Die vrees wordt gevoed door het feit dat het NIOD ‘de rode loper uitlegt voor dubieuze (buitenlandse) activisten’. Dat zijn, licht Micha’el Lentze namens de FIN toe, ‘beroepsquerulanten’ als Jeffry Pondaag en Michael van Zeijl, respectievelijk voorzitter van het Comité Nederlandse Ereschulden en woordvoerder van actiegroep De Grauwe Eeuw.

Pondaag was een van de initiatiefnemers van een open brief aan de regering waarin eveneens kritiek werd geuit op het onderzoek naar de dekolonisatieoorlog (‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’), zij het dat die kritiek precies tegenovergesteld was aan die van de FIN. Volgens Pondaag c.s. gaan de onderzoekers – wier onafhankelijkheid hij in twijfel trekt – het eigenlijke thema, het kolonialisme, uit de weg en wordt de Nederlandse schuld gerelativeerd dan wel weggemoffeld.

Op 31 januari 2019, zo’n anderhalf jaar nadat de open brief was opgesteld, namen tien van de 137 ondertekenaars deel aan een gesprek met zeven onderzoekers en de drie directeuren van de betrokken onderzoeksinstellingen. Plaats van handeling: het onderkomen van het NIOD aan de Herengracht in Amsterdam. Alleen de keuze voor deze locatie, ‘een pand dat door koloniale slavenarbeid bekostigd werd’, getuigde volgens de gasten al van een geringe historische sensitiviteit.

Zwart-wit

Ook tijdens het tweeënhalf uur durend gesprek gaven de onderzoekers volgens hun critici blijk van hun ‘kleur-ontkennend racisme’. ‘De betrokken onderzoekers (zijn) zich totaal niet bewust van hun eigen radicaal-sociale constructie.’ Pondaag en zijn medestanders drongen aan op een zwart-witverhaal over het kolonialisme, want ‘nuanceren is een typisch koloniale reflex. Er is namelijk altijd een overkoepelend narratief waarin dader/slachtoffer verhoudingen helder te benoemen zijn.’

In hun 19 pagina’s tellende verslag van de bijeenkomst nemen de critici daarop vast een voorschot. Aan het hoofd van elke pagina staat een citaat van Jeffry Pondaag waarvan de eerste zin luidt: ‘Nederland heeft nooit goede bedoelingen’. Het verslag resulteert in de eis dat Gert Oostindie – directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in Leiden – zijn bemoeienis met het onderzoeksproject beëindigt. ‘Hij heeft een verouderde, positivistische blik op geschiedschrijving en ontkent zijn eigen subjectiviteit.’ Het NIOD heeft het verslag van de bijeenkomst voor kennisgeving aangenomen, wat volgens Pondaag weer eens liet zien ‘hoe onwelwillend en stoïcijns jullie bezig zijn’. Toch acht NIOD-directeur Frank van Vree gedachtewisselingen als die van 31 januari zinvol. ‘We organiseren als het ware de tegenspraak met de instelling van een klankbordgroep waarin meerdere koepelorganisaties van uiteenlopende signatuur zijn vertegenwoordigd. En we nodigen inderdaad ook clubs als de Grauwe Eeuw uit om kennis te nemen van meerdere perspectieven op de dekolonisatieoorlog. Daarmee zeggen we niet dat onze critici gelijk hebben. Als zij wel die verwachting hebben, is dat vooral hun probleem.’

Seksueel geweld

Wat dergelijke gesprekken kunnen opleveren? ‘Bijvoorbeeld dat dekolonisatie een westers begrip is dat in voormalige koloniën een heel andere lading heeft dan hier. Een ander voorbeeld: seksueel geweld als onderdeel van oorlogsvoering is een aspect dat in de oorspronkelijke opzet nauwelijks aandacht kreeg. Het is goed om daarop te worden geattendeerd.’ Over de emoties waar de dekolonisatieoorlog nog altijd aanleiding toe geeft, is Van Vree allerminst verrast. ‘Die waren er altijd al, zij het dat ze tien, vijftien jaar geleden vooral leefden bij veteranen. Nu klinkt, meer dan vroeger, het antikoloniale geluid door.’

Volgens Micha’el Lentze van de Federatie Indische Nederlanders zouden de onderzoekers wel wat selectiever mogen zijn bij de keuze van gesprekspartners. ‘Zij zouden de schijn niet mogen wekken dat ze open staan voor extremistische geluiden zoals die van de Grauwe Eeuw. Met een Bersiap-ontkenner als Jeffry Pondaag zou je als wetenschappelijke organisatie simpelweg niet moeten willen praten. Daarmee geef je hun een status die hun absoluut niet toekomt.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden