nieuws
Onderzoek: jongeren na taakstraf minder vaak weer in de fout dan na korte celstraf
Jongeren met een taakstraf plegen minder vaak een nieuw misdrijf dan vergelijkbare minderjarigen die een korte celstraf hebben uitgezeten. Zelfs als ze zijn bestraft voor relatief ernstige delicten, zoals verkrachting en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel.
Dat blijkt uit onderzoek van de Erasmus School of Law en de Universiteit Leiden, dat maandag wordt gepubliceerd in het Amerikaanse wetenschapsblad Youth Violence and Juvenile Justice.
De bevindingen zijn onderdeel van het promotieonderzoek van Gwendolyn Koops-Geuze in Rotterdam. Ze onderzocht data van ruim 4.400 jongeren die in 2015 en 2016 van de kinderrechter een taakstraf kregen of maximaal vier maanden celstraf. Binnen twee jaar werd 42 procent van de alternatief gestraften opnieuw veroordeeld en 50 procent van de jongeren met een celstraf.
Minderjarigen die zijn aangehouden voor delicten als winkeldiefstal en vernieling vallen buiten het onderzoek. De politie stuurt hen door naar de instantie Halt.
Taakstraffen liggen onder vuur in de politiek. Dinsdag 18 oktober stemt de Eerste Kamer over uitbreiding van het taakstrafverbod voor volwassenen. Dat bestaat al voor ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. In het wetsvoorstel staat dat rechters ook geen alternatieve straffen meer mogen opleggen aan plegers van geweld tegen brandweer-, ambulance- en politiemedewerkers.
Koops-Geuze (25): ‘Ik snap dat politici een signaal willen geven: wij keuren geweld tegen hulpverleners af. Maar als je kijkt naar wetenschappelijk onderzoek zou dit een averechts effect kunnen hebben. Ook bij volwassenen is aangetoond dat korte celstraffen leiden tot meer terugval in de criminaliteit dan taakstraffen. Het is beter rechters zelf een afweging te laten maken.’
Nederland kent sinds 1989 taakstraffen, als alternatief voor detentie. Jaarlijks krijgen zesduizend minderjarigen ermee te maken. Ze moeten een leerstraf uitvoeren, zoals sociale vaardigheidstraining, of een werkstraf: van papier prikken tot meehelpen in een kringloopwinkel, bejaardentehuis of kinderboerderij.
‘In de beginjaren is het effect van taakstraffen meermaals onderzocht’, zegt Koops-Geuze. ‘Maar sinds de jaren negentig is weinig grootschalig, betrouwbaar onderzoek gedaan naar de effectiviteit, zeker bij minderjarigen. Wereldwijd. Nu is dat wel gelukt, dankzij een rijke dataset en moderne analysetechnieken.’
Risicotaxatie
De onderzoeker baseerde zich op geanonimiseerde informatie over strafzaken, van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, en risicotaxaties van de Raad voor de Kinderbescherming, die rechters adviseert over straffen voor minderjarigen. Daarin staan antwoorden op vragen als: heeft de verdachte veel foute vrienden, wat is de thuissituatie?
Koops-Geuze: ‘We zochten in de data naar jongeren met vergelijkbare risicotaxaties, van wie de een een taakstraf kreeg en de ander een korte celstraf. Wat bleek: zelfs minderjarigen met een middelmatig tot hoog risico op recidive hadden meer baat bij taakstraffen. Binnen twee jaar na een leer- of werkstraf werd 51 procent weer veroordeeld. Bij jonge ex-gedetineerden was dat 60 procent.’
Daarvoor zijn veel verklaringen: ‘Als je een taakstraf hebt, doe je dat in je vrije tijd. Je kunt dus naar school blijven gaan, of naar je werk. Dat is belangrijk. Je krijgt minder een label opgeplakt: hij heeft gezeten. En je wordt minder blootgesteld aan criminele tieners dan in de gevangenis.
Kinderrechters kiezen in ruim tweederde van de zaken al voor taakstraffen. ‘Dat zou dus nog vaker kunnen, ook voor hogerrisicojongeren’, vindt Koops-Geuze. ‘Het is ook nog eens goedkoper dan celstraf.’
‘In lijn met eerdere studies’
Deze studie is ‘bemoedigend’, zegt Peter van der Laan, emeritus-hoogleraar reclassering. Van der Laan was niet betrokken bij het onderzoek, dat hij ‘methodologisch heel sterk’ noemt. ‘De bevindingen zijn in lijn met eerdere studies, vooral onder volwassenen. Het is mooi meegenomen dat zo’n groot kwantitatief onderzoek de effectiviteit van taakstraffen onderstreept.’
Dat vindt de Raad voor de Kinderbescherming ook, zegt Jeanette Lankhuijzen. Als taakstrafcoördinator in Den Haag zoekt zij een plek waar jongeren gaan werken of een training volgen, houdt ze contact met betrokkenen en schrijft ze evaluaties.
Lankhuijzen: ‘Dankzij leerstraffen gaan jongeren nadenken over hun gedrag. Door werkstraffen leren ze sociale vaardigheden als op tijd komen, opdrachten uitvoeren en omgaan met autoriteiten. Ze vinden het niet leuk, maar zijn achteraf vaak blij dat ze zich nuttig hebben gemaakt.’
Ze spreekt tegen dat alternatieve sancties soft zijn. ‘Bijna alle jongeren ervaren het als straf, omdat ze liever met vrienden rondhangen. En als ze zich niet aan de afspraken houden, moeten ze alsnog de cel in.’
Koops-Geuze: ‘De hersenen van minderjarigen zijn onvolgroeid. Het belangrijkste doel van jeugdstrafrecht is dus inzicht krijgen in de gevolgen van je gedrag, zodat je niet opnieuw in de fout gaat. Bijna alle draaideurcriminelen zijn als kind begonnen. Als je ze vroeg kunt bijsturen met een taakstraf, heb je goud in handen.’