nieuws
Onderzoek: geen extra windmolens op land en zonneparken nodig om klimaatdoel te halen
Nederland hoeft geen nieuwe plannen meer te ontwikkelen voor windmolens op land om in 2050 de CO2-uitstoot tot nul te hebben teruggedrongen. Ook de aanleg van extra zonneparken op landbouwgrond is niet noodzakelijk. Dit concludeert onderzoeksbureau CE Delft in een rapport in opdracht van twee actiegroepen die zich verzetten tegen het plaatsen van windmolens op land.
De klimaatdoelen zijn vanaf 2030 haalbaar met andere energiebronnen, stelt CE Delft. Dat kan vooral met windmolens op zee, waarvoor het kabinet inmiddels zeer vergaande plannen heeft. Maar ook de potentiële ruimte voor zonnepanelen op daken en infrastructuur is nog altijd groot. Nederland moet dan mogelijk wel rond 2030 tijdelijk extra groene waterstof importeren totdat rond 2031 een aantal nieuwe windparken op zee wordt aangesloten.
Over de auteur
Tjerk Gualthérie van Weezel schrijft over de impact van de energiemarkt en de energietransitie op ons dagelijks leven.
Logischerwijs zijn de opdrachtgevers van het onderzoek, Windalarm en De Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines, content met de conclusies. In het rapport zien zij veel van de argumenten die zij al jaren aandragen. Zo stelt CE Delft dat windmolens op land minder groot en efficiënt zijn en dat het plaatsen van windmolens verspreid over het land grote gevolgen heeft voor de waarde van huizen. Daarom zijn ze relatief duur. De actiegroepen roepen energieminister Rob Jetten (D66) op publiekelijk uit te spreken dat extra windmolens op land niet nodig zijn.
Opvallender dan die oproep van bekende tegenstanders is dat Marjan Minnesma zich bij dat standpunt aansluit. ‘Als 80 procent van reeds vergunde en gesubsidieerde windprojecten doorgaat en we besparen door vervoer en huizen te elektrificeren, dan zijn verder geen windmolens op land nodig’, zegt de directeur van klimaatorganisatie Urgenda. Er moet volgens haar wel ruimte blijven voor lokale gemeenschappen om windmolens of zonneweiden neer te zetten als daar veel steun voor is. ‘Maar in drukbevolkte gebieden zoals rond Amsterdam, waar veel weerstand is, zou je nu niet langer projecten moeten doordrukken. Polarisatie kunnen we bij de energietransitie niet gebruiken.’
‘Energietransitie niet klaar in 2030’
Een woordvoerder van Rob Jetten laat weten dat de minister vooralsnog niet de conclusie trekt dat extra windmolens en zonneparken op land niet meer nodig zijn. ‘De energietransitie is niet klaar in 2030. We moeten juist nu opschalen om de vraag te kunnen bijbenen. Dan is het onverstandig om nu al opties weg te strepen. Die luxe hebben we nu nog niet. We moeten wél de voor- en nadelen goed afwegen.’ Jetten komt voor de zomer met een brief waarin hij zijn visie geeft op het energiesysteem van de toekomst. Daarin zal hij volgens de woordvoerder dieper ingaan op de noodzaak van extra zonneweiden en windmolens op land.
Hoe en waar er in Nederland tot 2030 windmolens en zonneweiden komen, is afgelopen jaren in Nederland vastgelegd in de zogenoemde Regionale Energie Strategieën (RES). Daarvoor hebben dertig regio’s inmiddels plannen gemaakt om voor 2030 een bepaalde hoeveelheid groene energie ‘grootschalig’ op te wekken. Opgeteld moeten zij in 2030 jaarlijks een vermogen van 35 terawattuur opwekken, ongeveer 30 procent van wat Nederland nu per jaar aan elektriciteit verbruikt.
De regio’s liggen op schema om die doelstelling te halen, concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving eind vorig jaar. Maar het blijft wel heel spannend, omdat er voor veel projecten vertraging dreigt door problemen met het elektriciteitsnet, stikstofwetgeving en gebrek aan goederen en personeel. ‘Het is dus voorbarig om nu al te zeggen dat het allemaal wel goed zal komen’, zegt directeur Kristel Lammers van het Nationaal Programma Regionale Energie Strategieën. ‘Daarbij klinkt de stem van tegenstanders vaak heel hard, maar er zijn ook heel veel burgers zeer begaan met plannen om juist wel lokaal samen energie op te wekken.’
Ontwikkelingen na 2030
In het rapport van CE Delft worden de plannen tot 2030 expliciet gekoppeld aan de ontwikkelingen daarna. Want in 2050 moet de CO2-uitstoot helemaal naar nul zijn teruggebracht. In alle scenario’s is wind van zee de belangrijkste energiebron, driekwart van de gehele Nederlandse energiebehoefte moet dan van de Noordzee komen. Het rapport laat zien dat daarnaast allerhande keuzen zijn te maken. Zo kunnen de plannen om twee extra kerncentrales te bouwen bij Borssele en op de Maasvlakte verder worden opgeschroefd. Maar er kan ook meer groene waterstof geïmporteerd worden en het energieverbruik van Nederland zou ook flink omlaag kunnen als bijvoorbeeld de kunstmestindustrie zich verplaatst.
‘Het is heel goed dat CE Delft al die scenario’s zo heeft becijferd’, reageert energie-expert Jan Matthijsen van het Planbureau voor de Leefomgeving. Hij heeft het rapport nog niet gelezen, maar steunt op basis van ander onderzoek zeker de conclusie dat er met alle plannen voor wind van zee een stevige basis ligt onder de toekomstige energievoorziening. En dat de politiek vele opties heeft om de rest van de stroom op te wekken of te besparen.
Wel heeft hij twee bedenkingen bij de conclusies uit het rapport. Vooral dat windmolens op land vaak een heel goede toevoeging zijn aan het energiesysteem als zij in de buurt van zonnepanelen worden neergezet. ‘In de zomer komt veel energie van de panelen en in de winter doorgaans meer van de wind. Komt die windenergie van zee, dan moet je waarschijnlijk meer investeren in het elektriciteitsnet, met hogere kosten en risico op vertraging.’
Ook het optimisme over het importeren van groene waterstof om tijdelijk een deel van de Nederlandse energievoorziening mee op te vangen, is volgens Matthijsen een risico, omdat nog niet zeker is dat die waterstof ook echt beschikbaar is. ‘Je moet wel oppassen om de huid al te verkopen als de beer nog niet geschoten is.’