Onderkoningen geportretteerd
Gijsbert Karel van Hogendorp, de maker van de grondwet van 1813, wilde liefst zelf regeren, met de nieuwe koning Willem I als bescheiden constitutioneel monarch op de achtergrond....
De echte president was de koning zelf, maar die kwam zelden in de Raad. Overigens bleef Van Hogendorp maar kort vice-president. Het botste te vaak tussen hem en de autocratische vorst. Willem koos voor een veel dienstbaarder type, Johan Hendrik Mollerus. Van Hogendorp was inmiddels wel graaf gemaakt.
Alle achttien vice-presidenten ('onderkoningen') sinds 1813 zijn geportretteerd in In dienst van de Kroon door Diederick Slijkerman (Walburg Pers; fl 39,56). De auteur werkt zelf bij de Raad van State en maakte deze portretten voor Ter State, het interne blad van de Raad. Later zijn de portretten uitgebouwd voor dit wat te royaal opgezette boek, meer curieus dan grappig of belangwekkend.
Het nadeel is dat de vice-presidenten voornamelijk achter de schermen opereren, met name als politieke adviseurs van 'de majesteit' (zoals het staatshoofd hier met aanstellerige regelmaat wordt aangeduid). Verder zitten ze de 'Volle Raad' voor, de plenaire vergadering van alle staatsraden in gewone dienst die dan een gezamenlijk advies opstellen over wetsontwerpen.
Over deze activiteiten valt weinig op te diepen en te vertellen, dus de portretten beslaan vooral de eerdere, meestal zeer prestigieuze, carrières van de onderkoningen. Twee van hen (Roëll en Beel) waren minister-president, de meesten waren van adel en minister of commissaris van de koning(in) geweest en sommigen ook burgemeester van Amsterdam. En bijna allemaal waren ze bar conservatief.
Een opvallende vice-president (van 1829 tot 1840) was kroonprins Willem, later koning Willem II, die tevens de ministerraad voorzat. Maar hij was veel weg om tegen de opstandige Belgen te vechten. Willem II was veel progressiever dan de geschiedschrijving wil, aldus de auteur, die hem veel krediet voor de democratisering van 1848 geeft, ten nadele van Thorbecke. Willem had wel eerder zulke vernieuwingen gewild, maar de weerstand van de politieke omgeving en van zijn zoon (later Willem III) verhinderde dit. Echt overtuigen met zijn aanvallen op Thorbecke doet de auteur niet.
Het is een tamelijk nurks boek. Louis Beel, groot kabinettenmaker, wordt weggezet als een wat miezerige machtspoliticus met de verwaandheid van een onderkoning. Willem Scholten krijgt een soortgelijke behandeling ('koninklijke allures'). Volgens Slijkerman heeft een vice-president zelden voortreffelijke kwaliteiten. Aanpassingsvermogen en politieke slimheid komen in de praktijk meer van pas. Een ietwat schrale stelling.