Onder Gods oog gescheiden

In De hemel bestaat niet, het verhaal van haar ouders en het gezin waarin ze opgroeide, is Jannetje Koelewijn personage en commentator ineen. Het resultaat is een schitterende kroniek van de grote sociale veranderingen sinds de Tweede Wereldoorlog.

ALEID TRUIJENS

De waarheid vertellen, dat wilde Jannetje Koelewijn. Net zoals in haar scherp geschreven reportages en interviews in NRC Handelsblad: niets dan de blote waarheid, en de lezer oordele zelf. In de 'verantwoording' van De hemel bestaat niet, haar boek over het leven van haar ouders en over het gezin waarin ze zelf opgroeide, schrijft ze: 'Ik had het mezelf gemakkelijker gemaakt als ik de namen in dit boek had veranderd en het een roman had genoemd.' Interessant. Is dat het verschil tussen fictie en verhalende non-fictie, veranderde namen? En: is de waarheid opnieuw verzinnen, wat romanschrijvers doen, 'gemakkelijker'?

De moeite die het Koelewijn heeft gekost om uit te zoeken waar ze vandaan komt, lees je niet af aan De hemel bestaat niet, en zo hoort het ook bij een goede schrijver. Haar verhaal ontrolt zich soepel en als vanzelf.

Het is een verhaal over een gezin. Een gereformeerd gezin in Amsterdam met zes kinderen dat in 1954 zo gelukkig begon, met een dolverliefd stel, Wim en Renske. Na hun trouwdag trokken in een huisje in Tuindorp Oostzaan in Amsterdam-Noord, waar ook hun beider ouders woonden. De huisjes, met knusse tuintjes en rode pannendaken, leken er een beetje op boerderijen, zoals die in de streken waar hun voorouders woonden; die van hem waren vissers in Bunschoten-Spakenburg, die van haar boeren in Friesland.

Maar Wims vader trok naar de grote stad om daar politieman te worden, en Renskes moeder vond dat ze als verpleegster - 'bíjna hoofdverpleegster' - weinig te zoeken had op het platteland. In het tuindorp, waar voornamelijk rode arbeiders wonen, zijn Wim en Renske, die trouw naar de kerk gaan en meermalen per dag de Bijbel lezen, een afwijkend stel. Hun zes kinderen, drie jongens en drie meisjes, geboren tussen 1955 en 1971, worden vernoemd naar familie en krijgen on-Amsterdamse namen als Antje, Rinskje en Jannetje.

Anders dan veel leeftijdgenootjes in de jaren zestig en zeventig worden ze zeer streng opgevoed. Weinig complimentjes, soberheid troef. Als de schrijvende dochter met haar bejaarde vader zit te lunchen - hij weet welk boek ze wil schrijven en vindt het best - vertelt hij dat hij door zíjn vader om het minste of geringste werd geslagen. En dan - pats! - zegt zijn dochter: 'U sloeg uw zoons ook.' De vader doet alsof hij het niet begrijpt. Dat viel toch wel mee? Maar de volgende keer komt hij aanzetten met een citaat uit Spreuken: 'Kastijd uw zoon, wanneer er nog hoop is.' Toch vindt hij het 'een kwaaie zaak' dat zijn zoon, hoogleraar geworden, denkt dat hij in zijn vaders ogen niets goed kan doen.

Koelewijn is hier de journaliste die dóórvraagt, ook als het pijn doet. Genadeloos. Tegelijk is zij de volwassen vrouw die medelijden heeft met de halfblinde en ontgoochelde man, de dochter die houdt van haar eigenzinnige vader én het kind dat nog wrok koestert en zich kapot ergert. Ze is verteller, onderzoekster, bron, personage en commentator ineen. Die afwisseling van rollen geeft het boek een bijzondere spanning, die je in romans niet op die manier tegenkomt. De waarheid, maar wel de waarheid van een dochter.

In een ander opzicht lijkt De hemel bestaat niet wél op een roman. Het is een liefdesverhaal, een tragisch liefdesverhaal. Al vanaf het eerste hoofdstuk weten we dat de starre, steile Wim en zijn diepbeminde Renske niet meer bij elkaar zijn. Ze zijn gescheiden, zij het alleen van tafel en bed. Ze wonen allebei in Friesland, hij in het huis dat voor hen beiden was bedoeld, zij in een verzorgingshuis.

In de loop van het verhaal gaan we begrijpen waarom. Wim vindt dat 'klote' - een woord dat hij waarschijnlijk vroeger niet gebruikt zou hebben. Hij barst in tranen uit als hij, tijdens een gezellig etentje, beseft dat ze daarna elk naar een ander huis gaan. Renske is allang vergeten dat ze ooit gescheiden zijn. Het kan haar niet veel schelen.

Niets kan de doffe, vriendelijke maar wezenloos pratende vrouw - de spreekstijl van haar ouders is loepzuiver vastgelegd door hun dochter, in schitterende dialogen - nog wat schelen. Maar Wim blijft zielsveel houden van de vrouw die hij ooit onder Gods oog zijn trouw beloofde en die hem op een dag verliet omdat hij het huis niet goed gestofzuigd had. Daarvoor lag ze al jaren lusteloos op de bank, haar jongste kind verwaarlozend.

Wim had het nog wel zo goed voor elkaar. Hij mocht na de hbs niet doorstuderen en werd gemeenteambtenaar, maar zijn zes kinderen gaan allemaal naar de universiteit. Zelf maakte hij, door ijverig cursussen te volgen, snel carrière. Steeds een betere functie, telkens een groter huis en tot slot een baan als directeur van een christelijk schoolbestuur, met een salaris zo hoog als dat van de minister-president. Na zijn pensionering ging hij nog eens voor zijn plezier studeren en werd hij meester in de rechten.

Renske besloot de sociale academie te gaan doen. Daar leerde ze dat ze altijd een onbetaalde, onderdrukte huissloof was geweest. Dit zelfbewustzijn leidde tot een depressie, tot pillen en elektroshocks. 'Wat deed mijn moeder met haar nieuwe leven?', schrijft Koelewijn. 'Ze wilde dood.'

Dit is het verhaal van de grote sociale stijging na de Tweede Wereldoorlog. Koelewijn laat het succes zien, de status, de rijkdom en de geslaagde kinderen, en de prijs die ervoor werd betaald: een uiteengereten gezin, vervreemd van de gereformeerde wortels. Een ontredderd oud echtpaar. Het boek is vooral een hartverscheurend portret van de vader, die al zijn dromen waarmaakte en toch een gebroken man is.

In een van de laatste scènes is de tragiek van het verhaal samengebald. Wim wil voor Renske een nieuwe winterjas kopen, in de duurste winkel van Parijs. Ze past een jas van bijna drieduizend euro; Wim staart haar smoorverliefd aan. 'Gommenikke, wat staat die jas je prachtig.' De dochter kijkt toe en ziet een kreukelig kind in een te grote jas, een demente vrouw die met oude, kokette gebaartjes voor de spiegel draait. Ze kopen de jas. Maar hij krijgt geen zoen.

Jannetje Koelewijn: De hemel bestaat niet - over het leven van mijn ouders.

Atlas; 288 pagina's; € 19,95.

ISBN 978 90 4501 967 3.

undefined

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden