Nieuws

Onbekende vader en zoon waren grootste slavenhandelaren van Amsterdam

Tot nu toe waren ze onbekenden: Jochem Matthijs en Coenraad Smitt. Uit een boek dat vandaag verschijnt blijkt dat deze vader en zoon de grootste slavenhandelaren van Amsterdam waren. Het duo verscheepte zo’n 13 duizend tot slaafgemaakten.

Elsbeth Stoker

Een vrouw die zich weigerde te wassen, werd door de zeelieden zo zwaar mishandeld dat ‘haar endeldarm daarvan ontsprong’. Een tot slaafgemaakte jongen die iets zou hebben gestolen, werd geslagen en drie dagen vastgeketend op het scheepsdek. Hij overleed. Een andere tot slaafgemaakte vrouw wilde zelfmoord plegen, maar dat mislukte. Voor straf werd ze overboord gehangen en telkens ondergedompeld in zee.

Het is zomer 2020 als historici Ramona Negrón (25, Universiteit Leiden) en Jessica den Oudsten (26, Radboud Universiteit) deze reisverslagen van slavenschip ’t Gezegende Suikerriet bij toeval onder ogen krijgen in het Amsterdamse stadsarchief. Met een ‘knoop in hun maag’ lezen ze over het dagelijks leven op het schip.

Tot in detail vertellen de bemanningsleden over de reis die in 1743 op Texel begint, via West-Afrika naar Suriname gaat en in Amsterdam eindigt. Den Oudsten: ‘Tot nu toe was er weinig bekend over het leven op een slavenschip.’

En dat is niet het enige opmerkelijke aan de documenten. ’t Gezegende Suikerriet blijkt een van de eerste slavenschepen te zijn geweest van Jochem Matthijs Smitt en Coenraad Smitt. Twee onbekenden, een vader en zoon, die in de achttiende eeuw uitgroeiden tot de grootste slavenhandelaren van Amsterdam. In zo’n veertig jaar tijd verscheepten ze 11 duizend tot 13 duizend tot slaafgemaakten. Samen waren ze verantwoordelijk voor eenderde van de Amsterdamse slavenhandel.

In De grootste slavenhandelaren van Amsterdam beschrijven Negrón en Den Oudsten hoe de twee vanuit hun woning aan de Prinsengracht leidinggaven aan hun internationale handel, welke strategieën ze toepasten en hoe ze omgingen met hun kapiteins en bemanningsleden.

‘Het verbaasde ons’, zegt Negrón. ‘Tot nu toe wist niemand wie ze waren en wat ze deden.’ Dat het hen is gelukt de levens van vader en zoon Smitt te reconstrueren, is mede te danken aan de duizend vrijwilligers die sinds 2016 alle Amsterdamse notariële akten digitaliseren. Inmiddels is 10 procent van de 3,5 kilometer aan aktepapier digitaal toegankelijk.

Advertentie voor mensenhandel

Het is donderdag 8 mei 1738 als de interesse van Jochem Matthijs Smitt in de slavenhandel mogelijk begint. Die dag staat er in de Amsterdamsche Courant tussen de advertenties voor veertig soorten boterbloemen en de Hamburger borstsap (een soort hoestdrank) ook eentje over de handel in mensen. In de advertentie wordt iedereen die geïnteresseerd is in slavenhandel gevraagd om zich te melden bij de secretaris van de Sociëteit van Suriname. Tot 1734 had de West-Indische Compagnie (WIC) het monopolie op de trans-Atlantische slavenhandel, maar inmiddels mogen ook private partijen meedoen. Suriname heeft hoognodig nieuwe tot slaafgemaakten nodig.

Op het moment dat de advertentie verschijnt, woont de van oorsprong Duitse Jochem Matthijs Smitt al zo’n veertien jaar met zijn gezin in Amsterdam. Uit notariële akten blijkt dat hij en zijn zoon succesvolle zakenlieden zijn. De jaarlijkse winst van hun bedrijf wordt geschat op 9.000 gulden. Het gezin is Luthers en blijkt vooral zaken te doen met andere Lutheranen. Ook blijkt Jochem Matthijs goede connecties te hebben met plantagehouders in Suriname. Zo handelde hij eerder in suiker en bouwmaterialen.

Hoe het precies verloopt, is niet te achterhalen. Maar drie jaar na die advertentie vertrekt hun eerste slavenschip. En in 1743 volgt de reis van ’t Gezegende Suikerriet. Uit oude contracten blijkt dat de Smitts de kapitein opdracht geven om in West-Afrika tot slaafgemaakten tussen de 10 en 20 jaar oud in te kopen. Négron: ‘Dus ook jonge kinderen. Dat is opvallend, want voor zover we weten lag de voorkeur destijds bij mannen tussen de 15 en 36.’

Ook moet de kapitein zuinig zijn - ‘alles op ’t suijnigste’. Diens loon is afhankelijk van het succes van de reis: als hij veel tot slaafgemaakten verkoopt voor een goede prijs, krijgt hij een bonus. ‘De kapitein moest dus goed voor de tot slaafgemaakten zorgen, maar als je tussen de regels leest, zie je dat het gebruik van een zweep heel normaal was’, zegt Den Oudsten.

Geld, daar draait het om

Wie de tot slaafgemaakten aan boord waren, is onbekend. Ze werden gezien als handelswaar. Alleen over de straffen hebben de zeelieden iets verklaard. Sommigen vonden het terecht dat de tot slaafgemaakten werden mishandeld, anderen vonden het wel ver gaan. Dat ze hierover hebben verklaringen hebben afgelegd, heeft overigens niets met verontwaardiging te maken, maar met een financieel conflict.

Want geld – daar draaide het om. Tijdens de reis van ’t Gezegende Suikerriet ging er van alles mis: de eerste kapitein verdronk in West-Afrika, zijn opvolger zou geregeld stomdronken zijn geweest en zich hebben misdragen. Hij werd ontslagen bij aankomst in Suriname. Om die reden moesten de bemanningsleden bij thuiskomst bij de notaris een verklaring afleggen. Zodat de Smitts niet het volledige salaris aan de ontslagen kapitein hoefden te betalen. Den Oudsten: ‘De verklaringen hebben ze later gebruikt in een rechtszaak.’

In totaal hebben vader en zoon 42 slaventransporten georganiseerd. De laatste was in 1776. Na het overlijden van zoon Coenraad in 1779 neemt een kleinzoon de zaak over. Maar als gevolg van een financiële crisis, oorlog en droogte in Suriname gaat het bergafwaarts. Den Oudsten: ‘Hij sterft met schulden.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden