Omgaan met de Taliban

Apetrots is de Nederlandse regering dat de discussie over een nieuwe strategie in Afghanistan vandaag in Den Haag wordt gehouden....

Noël van Bemmel en Deedee Derksen

Een blijk van erkenning voor de Nederlandse aanpak in Uruzgan, concludeert minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen. Zijn collega van Defensie Eimert van Middelkoop citeert dezer dagen tevreden het Britse weekblad The Economist, dat stelt dat die bloemenstrooiers uit Holland mogelijk rehabilitatie verdienen.

Kromme tenen krijgen ze op het regionale ISAF-hoofdkwartier in Kandahar van zulke verhalen. ‘De Nederlandse benadering wijkt niet af van wat de Britten en Amerikanen doen, benadrukt generaal-majoor Mart de Kruif. Hij leidt een uitdijende troepenmacht in het instabiele zuiden van Afghanistan. Ook andere officieren en diplomaten hameren erop dat ‘de Dutch Approach’ niet zo Dutch is.

Toch concludeert gouverneur Assadullah Hamdam: ‘Het is veel veiliger in Uruzgan dan drie jaar geleden. We kunnen naar Deh Rawod reizen, naar Careh Cyneh, Chenartu, Darafshan. Zelfs mensen die voor de overheid werken!’ Die veiligheid is er volgens hem niet gekomen door geweld, maar door contact met de stammen.

De Uruzgani’s, zo lijkt het, hebben een westers volk op bezoek dat net zo van polderen houdt als zij. De Pasthun-sprekende stammen in het zuiden organiseren graag shura’s, bijeenkomsten van dorpsoudsten, om afspraken te maken en conflicten op te lossen. Ook Nederlandse officieren en diplomaten drinken op die bijeenkomsten liters zoete thee weg.

Over de aanleiding voor de conferentie in Den Haag is iedereen het eens: het gaat slecht met de ISAF-missie in Afghanistan. Niet eerder stierven zo veel militairen en burgers en was het gevoel van onveiligheid zo groot. De missie bevindt zich volgens deskundigen in een kritieke fase en is alleen nog te winnen met extra inspanning en vooral een slimmer optreden.

Een vraag die zich opdringt is: waarom gaat het relatief goed in Uruzgan? En wat kan de rest van Afghanistan daarvan leren?

Die vraag leidt in Kandahar, waar de ISAF-missie in zes zuidelijke provincies wordt geleid, tot een stevige relativering. Een woordvoerder van De Kruif: ‘Uruzgan behoort nu eenmaal niet tot het kerngebied van de Taliban.’ Die leggen volgens hem hun zwaartepunt in het naburige Helmand, waar de beweging geld verdient met de papaveroogst en opiumproductie; en in Kandahar, het economische en politieke knooppunt van het zuiden. Ook de communicatielijnen met Pakistan lopen via die provincies, niet via Uruzgan.

Uruzgan is, kortom, niet zo belangrijk voor de Taliban. De capabelste leiders zitten ook in Helmand, stelt De Kruif, vanwege ISAF-operaties daar. In Urzugan zijn veel plaatselijke leiders verdreven of gedood, met name door Australische eenheden. Amerikanen spelen een cruciale rol: zij verzorgen op grote schaal opleiding en uitrusting van de plaatselijke politie.

Dat gezegd hebbende, verdient Nederland zeker een compliment, zeggen militairen en diplomaten. Task Force Uruzgan maakt goed gebruik van de relatieve rust. De Nederlanders bouwen – geholpen door Australiërs en Fransen – voortvarend aan een netwerk van versterkte leger- en politieposten en werken gestaag aan verbetering van het plaatselijk bestuur.

Uit een rondgang onder Afghanen blijkt dat de Nederlanders ontvankelijk worden gevonden op cultureel gebied. Misschien net iets meer dan hun ISAF-partners.

‘Nederlandse troepen doen het goed’, zegt provinciaal politiechef Juma Gul Hemat. ‘Ze werken nauw samen met politie en leger.’ Zijn trainingscentrum voor agenten is volgens hem het op twee na grootste in Zuid-Afghanistan.

‘Meer dan veertig landen zijn naar Afghanistan gekomen’, zegt parlementariër Abdul Khaliq. ‘Maar niemand is zo eerlijk als de Nederlanders. Zij respecteren de cultuur van de mensen, hun religieuze leiders, hun stamoudsten. Ze hebben niemand zomaar gearresteerd.’ Niet dat de Nederlanders veel bereikt hebben, stelt Khaliq, maar zij hebben wel hearts and minds van de bevolking veroverd. ‘De Australische troepen zijn een ander verhaal. Door hen hebben bewoners zich tegen de regering gekeerd.’

Mede-parlementariër Sona Nilofar ziet wel verbetering in Uruzgan. ‘Die verandering is niet gekomen door te vechten, maar door een goede coördinatie tussen Afghaanse en buitenlandse soldaten.’ Zij prijst de verstandhouding tussen Nederlanders en tribale leiders. ‘Wat zo goed is aan de Nederlanders: zij behandelen alle stammen gelijk.’

Malem Manan zag de Nederlanders aan het werk in Mirabad. Daar voerde Task Force Uruzgan in oktober een grote operatie uit. ‘De inwoners hier zijn heel blij met de Nederlandse troepen’, zegt hij. ‘Zij vallen geen mensen aan op basis van verkeerde informatie, zoals de Amerikanen.’

Een opmerkelijk gevolg van die behoedzame aanpak is dat de plaatselijke Taliban Nederlanders niet meer beschouwen als hun opponent. Zo laat de hooggeplaatste Talibanleider Malek Ibrahim weten: ‘De Nederlandse soldaten zijn heel rustig. En wij vallen geen soldaten aan die ons niet aanvallen. Zij zijn bang, ze nemen Afghaanse politie mee om zich te beschermen. De Nederlanders zijn niet onze grootste vijand, dat zijn de Australiërs en de Amerikanen.’

Een lager geplaatste medestrijder in de Baluchivallei, Mullah Khatarie, meldt: ‘Wij zien nooit Nederlandse soldaten. Zij vechten niet met ons, dus waarom zouden we met hen vechten? Onze grootste vijand is Australië.’

De minachting van de Taliban en de complimenten van dorpelingen lijken een goed teken. In zijn boek The Accidental Guerrilla stelt de invloedrijke militair adviseur David Kilcullen dat ISAF moet leren zich meer op de bevolking en minder op de vijand te richten. Kilcullen geniet sterrenstatus sinds hij de desastreus verlopende missie in Irak wist te redden. Zijn concrete advies: biedt een beperkt aantal dorpen permanente bewaking en benut de gecreëerde rust om de kwaliteit van het plaatselijk bestuur op te krikken.

Die aanpak is niet nieuw. Stapels handboeken zijn geschreven over geslaagde en mislukte pacificatiepogingen uit de militaire geschiedenis. Veel van die lessen zijn bekend bij conferentiegangers die vandaag in Den Haag bijeenkomen. Maar die kennis in de praktijk toepassen is makkelijker gezegd dan gedaan. Zo moest Kilcullen in Irak vaak de troepen in het veld ervan overtuigen de Taliban voortaan te negeren. Zijn boodschap: passiviteit kan op een hoger, strategisch niveau juist offensief uitpakken.

Een lastig concept, ook voor de Nederlandse soldaat. Zelfs onder hoge officieren, zo bleek onlangs uit een Nederlandse evaluatie, is de benodigde kennis en kunde van verzetsbestrijding schaars. Na de conferentie van vandaag begint dus het echte zendingswerk.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden