Sander Donkersin 150 woorden
Omdat hij er anders uitzag dan zij, ging ze ervan uit dat hij geen Nederlands sprak
Op een fiets vol plastic bloemenpracht kwam het oudere meisje aan bij de supermarkt. Ze had warrig hennahaar, droeg een fladderjurkje met stippen en leek nogal op te gaan in haar eigen, hartstochtelijke versie van Frank Boeijens Zwart Wit. ‘Wie wil er bloeoeoed’, zong ze hees, ‘op de áááchterrrbank vááán de werklijkheieieid.’
Toen ze bij de ingang stuitte op een somber kijkende man die de daklozenkrant verkocht, staakte ze abrupt haar lied. ‘Hoi!’, zei ze. Omdat hij er anders uitzag dan zij, ging ze ervan uit dat hij geen Nederlands sprak. ‘I see you here now every day and I never said hello or something. I am Marlies! What is your name?’
Graag had ik geschreven dat hierop een hartverwarmend moment volgde, maar de man reageerde beduusd. Het hielp niet dat Marlies zijn naam steeds maar niet verstond. En nog minder dat ze daar zelf hysterisch om moest lachen, zonder een krant van hem te kopen.