Nog veel mis in Bengaalse naaiateliers
Na de ramp in Dhaka vorig jaar hebben veel kledingfabrikanten zich verplicht toe te zien op verbetering van de situatie. De eerste inspecties zijn afgerond. Is er concreet resultaat?
AMSTERDAM - Twee Bengaalse naai-ateliers hadden zomaar kunnen instorten, net als het beruchte Rana Plaza minder dan een jaar geleden. Dat blijkt uit de eerste inspecties die zijn uitgevoerd in opdracht van de Stichting Bangladesh Veiligheidsakkoord, die voor dit doel is opgezet door westerse kledingbedrijven, mensenrechtengroepen en Bengaalse vakbonden.
Beide gebouwen stonden op het punt te worden gesloten, zegt Brad Loewen, de Canadese brandweerman die is ingehuurd om de veiligheidsinspecties in de Bengaalse kledingindustrie te leiden. Zover kwam het niet. 'We hebben meteen de autoriteiten ingeschakeld, maar zo'n bedrijf krijgt van ons nog 24 uur om 'de situatie' te verbeteren. Dat is in beide gevallen gelukt. Onze inspecteurs hebben daarop afgezien van sluiting.'
'De situatie' betekende hier dat de gebouwen zwaar overbelast waren. Beide bedrijven telden vijf verdiepingen en werkelijk overal lagen voorraden opgetast. Zo veel, dat de zoldering van elke verdieping zichtbaar doorboog. Er werkten honderden mensen.
Om aan sluiting te ontkomen moesten hele verdiepingen worden ontruimd. Op andere verdiepingen moesten alle of een flink deel van de voorraden worden weggehaald. 'Daarna konden we toestaan dat een deel van de productie kon worden voortgezet', zegt Loewen tijdens een telefonische persconferentie vanuit Bangladesh.
Loewen presenteerde de resultaten van de eerste tien inspecties van Bengaalse naaiateliers, minder dan een jaar nadat het naaiatelier Rana Plaza vlakbij de hoofdstad Dhaka instortte. Daarbij kwamen 1.138 mensen om en raakten duizenden anderen gewond. Rana Plaza, dat was ontworpen als woongebouw, was zwaar overbelast.
Die ramp was voor een belangrijk deel van de westerse kledingbedrijven aanleiding het Bengaalse Veiligheids Akkoord te ondertekenen. Daarmee verplichtten ze zich tot het veiliger maken van de beruchte, chronisch onveilige Bengaalse kledingindustrie (donderdag vloog er nog een gebouw in brand; er waren geen slachtoffers).
Inmiddels hebben ruim 150 bedrijven getekend, vooral Europese. In opdracht van de stichting moeten voor september nog 1.500 ateliers worden gecontroleerd, 250 per maand, de gevaarlijkste eerst. Daartoe zijn 38 teams samengesteld van brandweerlieden, bouwkundigen en elektrotechnici.
Branddeuren
De inspecties worden twee weken tevoren aangekondigd. Desondanks vonden Loewen en zijn mensen overal grote tekortkomingen. Overbelasting is schering en inslag. Steunpilaren en balken zijn te dun en branddeuren ontbreken. De elektrische installatie, de oorzaak van veruit de meeste branden, deugde nergens. In de meeste gevallen is nader onderzoek nodig.
Het verhelpen van de mankementen hoeft volgens Loewen niet veel geld te kosten. Kabels moeten volgens voorschrift worden bevestigd en gelabeld, en pilaren en balken verstevigd. 'Het is allemaal niet zo moeilijk', zegt hij.
Volgens de Bengaalse textielondernemers zijn de kosten in de bedrijfstak het laatste jaar fors gestegen - vooral door een stijging van het minimumloon met 77 procent, maar ook door de extra kosten voor veiliger werkomstandigheden. Een en ander was het gevolg van politieke onrust die vooraf ging aan de verkiezingen in januari. In december werd een wet aangenomen die arbeiders het recht geeft zich bij een vakbond aan te sluiten. Volgens mensenrechtenorganisaties worden arbeiders die van dat recht gebruik willen maken vaak met de dood bedreigd.
De export van kleding is in de acht maanden sinds 1 juli met 16,7 procent gestegen, tot 12 miljard euro.
undefined