Niet wezenlijk anders dan wij
Films over de (klassieke) oudheid zeggen meestal meer over de tijd waarin ze gemaakt zijn dan over de tijd waarin ze zich afspelen....
Natuurlijk, de tunieken en sandalen waren al in het eerste half uur van Agora prominent aanwezig. Net als de overweldigende decors. En de hoofdpersonen representeren keurig verschillende (religieuze) ideeën en sociale standen.
Maar als na een half uur de zwaarden tevoorschijn komen en de dialoog afgewisseld wordt met bloedstollende actiescènes, is het helemaal zeker: Agora voldoet keurig aan alle regels van de Amerikaanse equivalent van de sword and sandal-films, ofwel de films over de klassieke oudheid. En daarmee is het definitieve bewijs geleverd: De oudheid als inspiratiebron is weer terug.
Nogal vrij geïnterpreteerd dook de Griekse mythologie dit jaar al op in blockbusters als Clash of the Titans en het in deze tijd gesitueerde Percy Jackson and the Lightening Thief. Het Perzische rijk is het decor van Prince of Persia: Sands of Time.
Centurion, dat vorige week in première ging, is een B-film-achtige productie over de chaos aan de grenzen van het Romeinse Rijk. En vanaf deze week is Agora te zien, een film van Alejandro Amenábar (Mar adentro, The Others, Abre los ojos), die als regisseur opereert op het snijvlak van art house en commercie.
Zijn ‘zwaarden en sandalenfilm’ speelt zich af in het tijdvak waarin de Romeinse macht langzaam maar zeker begint te wankelen. In Alexandrië woont de astrologe en filosofe Hypatia (Rachel Weisz), die zich het hoofd breekt over het heelal, terwijl haar stad steeds meer verscheurd raakt door religieuze onlusten. Het welbewuste atheïsme van de wetenschapster (‘Jij twijfelt niet aan wat je gelooft. Ik kan niet anders.’) en haar pragmatische manier van denken brengen haar in botsing met alle stromingen. ‘In klassieke epische films gaat het vooral om zwaarden en vechten. Mijn held gebruikt haar hersenen. Dat kan een schok zijn voor het publiek: dat iemand in een sandalenfilm niet naar een wapen grijpt, maar wil nadenken over een oplossing’, vertelt de regisseur aan de telefoon tijdens een promotietour in Italië.
Het was dan ook niet Amenábars opzet om een genrefilm te maken; het ging min of meer per ongeluk. Hij was bezig met een film over de grote astrologen uit de geschiedenis toen hij zich realiseerde dat hij zich beter kon beperken tot eentje. ‘We gingen voor de vrouw omdat zij de enige was in een wereld die verder gedomineerd werd door mannen.’ En daarmee belandde hij vanzelf in het Alexandrië van de vierde eeuw na Christus.
En toch is het geen toeval dat het genre blijft opduiken, al wordt het voortdurend dood verklaard. Het heeft te veel sterke punten – doorschijnende toga’s bieden eindeloze mogelijkheden tot functioneel naakt bijvoorbeeld. Maar belangrijker, films over de oudheid zijn bij uitstek geschikt om te tonen wat de bioscoop allemaal te bieden heeft. In de begindagen van de cinema kon het genre bezoekers meevoeren naar nieuwe, onontdekte plekken en tijdstippen. In de hoogtijdagen van de jaren vijftig en zestig (Ben Hur, Quo Vadis, Spartacus) moesten de ontelbare figuranten in grootse decors mensen weer terug naar de bioscoop lokken: die kleuren, die grootsheid was op het pas geïntroduceerde tv-toestel immers onhaalbaar. Gladiator (2000) en Troy (2004) lieten zien hoe de nieuwste digitale technieken de oudheid nog beter tot leven konden wekken en veroorzaakten een korte revival, tot aan een aantal flops (Alexander, The Last Legion). Zo gezien is het eerder verbazingwekkend dat er de afgelopen tijd niet méér oudheidfilms in 3D zijn verschenen dan Clash of the Titans.
Interessanter nog, is dat verhalen over de klassieke tijd zo uitstekend te gebruiken zijn om verkapt politieke of eigentijdse boodschappen bij een groot publiek aan de man te brengen. Voor Amenábar was dat de reden dat het verhaal over Hypatia voor hem steeds aantrekkelijker werd. ‘Het werd een obsessie om het verleden – wel zo accuraat mogelijk, natuurlijk – naar onze realiteit te brengen, om het publiek de grotere context te laten zien. Ik wilde laten zien dat deze mensen, die niet zo lang geleden leefden, eigenlijk niet anders waren dan wij.’
Bedoeld of niet, erkend of niet: in het werk van alle scenarioschrijvers of regisseurs die een klassiek epos onder handen namen, valt die tendens te zien. Sterker nog: vaak blijkt historische juistheid een stuk minder belangrijk dan een verhaal dat aansluit bij het heersende wereldbeeld.
Alleen al in de openingstekst van Quo Vadis galmen de echo’s van de Tweede Wereldoorlog en het vijandbeeld van de Koude Oorlog door. De ongenuanceerde wreedheid van de Romeinen, de ‘ondergeschiktheid’ van het individu aan de staat, hun ‘antichrist’ van een leider: het had voor een westers bioscooppubliek net zo goed over het voormalige nazi-Duitsland kunnen gaan, of over de USSR. En tegelijkertijd konden de epen uit de jaren vijftig en zestig een waarschuwing zijn aan Amerika zelf, de nieuwe supermacht die zich zo graag spiegelde aan de grandeur van het Romeinse Rijk. Pas op voor hoogmoed en egocentrisme, houd Christelijke normen en waarden in acht en geef ruimte aan groepen met een groeiend zelfbewustzijn, zeggen de films.
In de oudheidrevival vanaf 2000 zijn de nieuwe problemen waar het Amerikaanse Rijk mee te kampen had, terug te zien. Regisseur Wolfgang Petersen wees zelf graag op de overeenkomsten tussen zijn vrije bewerking van de Ilias en Odyssee en de oorlog in Irak. ‘Zoals koning Agamemnon feitelijk een veroveringsoorlog begon onder het mom dat hij de mooie Helena wilde bevrijden, zo verbergt Bush zijn werkelijke motieven voor de invasie in Irak’, zei hij bij de première van Troy (2004). Van Alexander tot Prince of Persia, van Clash of the Titans tot 300: telkens belanden soldaten door bedrog of hebzucht van hun leiders in uitzichtloze oorlogen. In Centurion wordt al 20 jaar gevochten tegen een inheems volk dat zich met guerrillatechnieken verdedigt. ‘Het is een nieuw soort oorlog’, zegt de begintekst. ‘Eentje zonder eer en zonder einde.’
Toch blijven dit soort boodschappen vaak multi-interpretabel en voor de goede verstaander – oftewel: de filmwetenschapper. Achterliggende ideeën zijn simpel, kunnen altijd worden ontkend of omgedraaid. Of ze raken ondergesneeuwd door de enorme decors, spectaculaire gevechten en mooie special effects. En eerlijk is eerlijk: het kan niet anders dan dat het voor Centurion-regisseur Neil Marshall gewoon een middel is om lekker veel bloederige vechtscènes aan elkaar te rijgen. Entertainment blijft de hoofdzaak.
Agora is anders: hier is vermaak niet het voornaamste. De gevechten mogen dan wel bloederig en realistisch zijn, maar de spiraal van geweld waarin Hypatia terechtkomt is eerder beklemmend dan opwindend. De gigantische decors zijn niet bedoeld om de kijker te imponeren. Amenábar gaat verder dan films die graag via het gekrioel op het slagveld laten zien hoeveel figuranten er zijn opgetrommeld. Hij zoomt regelmatig nog verder uit, tot de hele aarde in zicht is en het tumult als geroezemoes reikt tot aan de sterren. Wij mensen zijn maar kleine onderdeeltjes in tijd en ruimte, zegt hij daarmee.
Subtiel is dat niet. Net zomin als de dialogen en de bombastische soundtrack. Maar het benadrukt allemaal wel dat het Amenábar in de eerste plaats om ideeën gaat. Universele ideeën over het heelal, over tijd en over ruimte, maar ook ideeën over nu. Zo is het haast onmogelijk om bij het neerhalen van standbeelden en het vernietigen van cultureel erfgoed (een wereldwonder zelfs: de legendarische Alexandrijnse bibliotheek) niet aan de Taliban te denken. Maar de daders zijn vroege Christenen – en daarmee legt Amenábar een gewaagde link die de materie een stuk ingewikkelder maakt.
Nu is zijn klassieke epos al een zeldzaamheid omdat het het Christendom nu eens niet afschildert als tolerant en verdraagzaam. Dat leverde hem ook flinke kritiek op. Maar de Christenen zijn niet de enigen die er slecht vanaf komen: de polytheïstische Alexandrijnen zijn de eersten die de wapens opnemen, Joden lokken een groep Christenen in de val om ze vervolgens af te slachten. Kortom: in Agora is intolerantie en fundamentalisme altijd slecht en het komt overal voor – zelfs wetenschappers kunnen zich verliezen in blinde bevlogenheid. Gecombineerd met persoonlijke drijfveren kan het tot levensgevaarlijke situaties leiden: het zet politiek, menselijkheid en individualiteit buiten spel.
Het is complexere en gelaagdere materie dan je op basis van de tunieken, sandalen en zwaarden zou verwachten. Maar vernieuwender nog is dat het zich niet weg laat moffelen. Het idee overheerst de film: Amenábars boodschap blijft lang hangen – niet dankzij, maar ondanks de visuele bombast.