Niet alleen Amerikaanse kinderen zijn veel te dik
Overgewicht bij jongeren kan niet meer met lokale campagnes en tijdelijke programma’s worden bestreden. Daarvoor is het probleem te ernstig....
First lady Michelle Obama begint een campagne tegen overgewicht. Een goed initiatief, want maar liefst één op de drie Amerikaanse kinderen is (veel) te dik. Maar had Oprah Winfrey niet ook al eens zo’n campagne gevoerd? Miljoenen kijkers volgden haar maanden lang in uitgekiende afslank- en fitnessprogramma’s. Of het geholpen heeft? Tijdelijk zeker, voor sommigen misschien wel voorgoed, maar de meesten zullen ten prooi zijn gevallen aan het bekende jojo-effect.
Amerikaanse toestanden hebben we hier in Nederland gelukkig nog niet, maar de ontwikkelingen zijn zeker zo zorgwekkend. Alle gezonde voedingswijzers en gezond bewegen-campagnes ten spijt is bijna de helft van de volwassen Nederlanders te zwaar. Nog zorgelijker is dat Nederland honderdduizend te dikke kinderen en jongeren telt die (veel) te dik zijn, waaronder bijna een kwart met ernstig overgewicht. Wie te tzwaar is op jonge leeftijd loopt een verhoogde kans op onder meer suikerziekte, sommige vormen van kanker en hart- en vaatziekten. Bovendien worden kinderen en jongeren met overgewicht vaker gepest en hebben ze ook vaker depressieve klachten.
Omdat we deze kinderen een gelukkiger jeugd en een gezondere toekomst gunnen, verdient overgewicht ook in Nederland veel meer aandacht. De vraag is natuurlijk hoe we dat het best kunnen vormgeven. Landelijke voorlichtingscampagnes en afslankprogramma’s op televisie dragen daar allemaal toe bij, maar een gerichte en duurzame benadering zal toch vooral lokaal – op gemeentelijk niveau – gestalte moeten krijgen.
Integraal Toezicht Jeugdzaken – een samenwerkingverband van vijf rijksinspecties met toezichttaken op het gebied van jeugd – verrichtte onderzoek naar de aanpak van overgewicht bij jongeren in een aantal gemeenten. Uit het onderzoek bleek dat er weliswaar allerlei projecten liepen, maar dat het ontbrak aan overzicht en onderlinge afstemming.
Deze projectgewijze benadering leidt ertoe dat er tijdelijk en vaak in één wijk aandacht voor het probleem is, maar dat dit geen blijvend karakter heeft. Ook wordt lang niet altijd de juiste doelgroep bereikt, omdat de activiteiten onvoldoende zijn afgestemd op groepen met een hoog risico, zoals gezinnen met een lage sociaal-economische status.
Voor een meer gerichte en duurzame benadering is onder regie van de gemeente samenwerking nodig tussen centra voor jeugd en gezin, GGD, huisartsen, diëtisten, fysiotherapeuten, sport, welzijnsorganisaties en onderwijs. Een eerste stap is dat jongeren en ouders betrokken worden bij het ontwikkelen van activiteiten die aansluiten bij hun wensen en mogelijkheden. Een tweede stap kan zijn dat professionals van elkaar weten welke activiteiten zij op dit terrein ondernemen en deze vervolgens op elkaar afstemmen. Als derde stap worden jongeren regelmatig gemeten en gewogen. Bij geconstateerd overwicht worden de benodigde acties met ouders en jongeren besproken. De betrokkenen en hun gezinnen kunnen gedurende langere tijd worden begeleid bij het aanpassen van hun leefstijl.
Een manier om deze stappen te doorlopen en te komen tot een integrale aanpak is EPODE (Ensemble, Prévenons l’Obesité Des Enfants), een methode die in Frankrijk goede resultaten laat zien en die in Nederland wordt toegepast onder de naam ‘Jongeren op gezond Gewicht’ (JOGG) en in het ZonMw-programma Gezonde Slagkracht.