Nico's White Album

Een album van Velvet Underground-zangeres Nico nagespeeld door de oude elektro- en punkpioniers van Throbbing Gristle. Toevallig wel een van de beste albums van 2012.

DOOR GIJSBERT KAMER

Een van de mooiste releases van 2012 verschijnt in de laatste weken van het jaar. De twee cd's komen in langwerpig wit karton verpakt, met als enige illustratie, nauwelijks zichtbaar, de woorden Desert Shore The Final Report. De makers verhullen zich achter de letters X-TG. Binnen in de verpakking lezen we: 'Opgedragen aan Peter 'Sleazy' Christopherson'.

Dan valt langzaam het kwartje. Christopherson was immers onder meer een van de vier bandleden van Throbbing Gristle. De Britse pioniers van de elektronische avant-garde en punk uit de jaren zeventig. Hij werkte in 2010, voordat hij op 25 november van dat jaar overleed, weer samen met zijn oude band aan een album waarop ze het complete album Desertshore van Nico uit 1970 naspeelden. Het zou het laatste artistieke statement moeten worden van Throbbing Gristle, maar na Sleazy's dood kregen Chris Carter en Cosey Fanni Tutti ruzie met het vierde groepslid, Genesis P-Orridge. Dit liep zo hoog op dat hij al zijn muzikale bijdragen (ook zang) van de banden liet halen. En hij verbood Chris & Cosey (een echtpaar dat samen ook een aardige discografie bij elkaar heeft gespeeld) de naam Throbbing Gristle te gebruiken.

Zo geschiedde en misschien is het maar beter ook dat P-Orridge zich terugtrok. Was hij met zijn karikaturaal jengelende stemmetje niet de storende factor op het muzikaal verder best spannende Part Two: The Endless Not, het comeback-album van Throbbing Gristle uit 2006?

Nu gaan Chris & Cosey zonder zijn bemoeienis met de opnamen aan de haal die Christopherson al had achtergelaten en die ze voor een deel al samen bewerkt hadden. Ze konden de zangers en zangeressen die ze met hun oude maatje al hadden geselecteerd benaderen - Nico zelf overleed in 1988.

Het verdient aanbeveling de eerste cd (de tweede bevat een fraaie selectie, vooral instrumentale, nagelaten stukken van het drietal) op te zetten zonder naar de namen te kijken.

Zo word je meteen betoverd door Antony, die Janitor Of Lunacy zo fraai zingt zoals je hem op zijn latere eigen werk nog maar zelden hoort. Alsof hij er echt iets aan toe wilde voegen, zo gaat hij op in de muziek. Niet zo verwonderlijk, want de gelaagde, elektronische muziek is meteen al wonderschoon. Warm, stemmig, met op de juiste momenten even iets ontregelends. Een cornet, gespeeld door Cosey Fanni Tutti, of een dissonant in de zang. Die kleine momenten van ontregeling geven de muziek het hele album een extra spanning, maar de betovering wordt nergens echt verbroken. Marc Almond brengt melodische variatie in The Falconer, op een wijze die niet alleen Nico vreemd was, maar waarnaar het in het oeuvre van Throbbing Gristle tot dusver ook vergeefs zoeken was.

Verrassend beheerst zijn de zangbijdragen van Einstürzende Neubautens Blixa Bargeld, terwijl Cosey Fanni Tutti in My Only Child zelfs ontroert.

Of Nico het zelf ooit echt zo bedoeld heeft of niet, het Desertshore zoals hier gespeeld heeft alles weg van een dodenmars, maar dan een heel troostrijke.

Nico nam de plaat op in 1970, nadat haar contract bij Elektra, waar ze in 1968 The Marble Index had uitgebracht, was beëindigd. Ze verbleef, na een paar jaar te hebben rondgehangen in de wereld waarin Andy Warhol haar in 1966 had geïntroduceerd bij The Velvet Underground, in de wereld van avant-garde en filmkunst. Na relaties met Jim Morrison en Iggy Pop trok ze in Parijs in bij filmregisseur Philippe Garrel. Stills uit de film La cicatrice intérieure worden gebruikt voor de hoes van het album Desertshore, dat door John Cale wordt geproduceerd. De muziek klinkt ijzig, het harmonium dat Nico speelt gaat soms door merg en been. Geen gezellig plaatje dit, en commercieel ook niet succesvol.

De versie die X-TG er nu van gemaakt heeft kent een iets andere volgorde van nummers (pakt goed uit) terwijl het harmonium zich prima laat vervangen door de elektronische klanktapijten van het trio.

Hoe langer je naar het album luistert, hoe verder Nico naar de achtergrond verdwijnt. Uiteindelijk luister je ernaar als naar een compleet nieuw geschapen werk. Een werk dat binnen het oeuvre van Throbbing Gristle (hun vijf albums uit de jaren zeventig en tachtig verschenen precies een jaar geleden in opgepoetste edities) vreemd aandoet. Liedjes, daar deden ze eigenlijk nooit aan. En dan al die gastbijdragen. Niemand leek door te kunnen of mogen dringen tot de idiosyncratische denkwereld van het viertal.

Zo is Desertshore/The Final Report behalve als het laatste werkstuk van Chris, Cosey en Sleazy ook op te vatten als het begin van iets nieuws.

De cirkel is rond. Ooit, in 1977, begonnen ze met The Second Annual Report, dat een kluwen aan amorf industrieel geweld bevatte. Nu komt het restant van de band met een collectie fraai gepresenteerde liedjes. Er is niks meer aan toe te voegen.

Behalve dan aan het slot een verzameling stemmen van vrienden van Peter Christopherson die door elkaar heen de woorden 'Meet me on the desertshore' prevelen, begeleid door piano. Aangrijpend, zoals de uitvaart van een dierbare dat hoort te zijn.

X-TG: Desertshore/The Final Report. Industrial/Konkurrent.

Dat de hoes van Desert Shore The Final Report wit is, is niet alleen maar uit esthetische overwegingen. Ruzie tussen de voormalige Throbbing Gristle-leden maakte een wat mysterieuze verschijning van het album gewenst.

undefined

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden