Nieuws
‘Nederlandse aanpak vreemdelingen doet denken aan de toeslagenaffaire: liegen wordt gezien als norm’
Net als bij de toeslagenaffaire leidt wantrouwen van overheidsinstanties jegens vreemdelingen tot ‘ongehoord onrecht’, stellen migratiedeskundigen. ‘Liegen wordt gezien als de norm.’
Al bij binnenkomst in Nederland worden migranten vaak ten onrechte weggezet als fraudeur, constateert Barbara Wegelin na een carrière van veertien jaar in het vreemdelingenrecht. Ze is een van de drie advocaten die maandag de bundel Ongehoord; Onrecht in het Vreemdelingenrecht aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. In dit ‘zwartboek’ staan 48 schrijnende voorbeelden uit de praktijk.
De bundel volgt op een publicatie in het Nederlandse Juristenblad, afgelopen dinsdag, waarin wetenschappers van het Centrum voor Migratierecht (onderdeel van de Radboud Universiteit in Nijmegen) een vergelijkbare conclusie trekken. Net als bij slachtoffers in de toeslagenaffaire, zo schrijven zij, gaat het hier om een ‘kwetsbare groep’ met een beperkt inkomen, een migratieachtergrond en weinig kennis van het rechtsstelsel. De vier belangrijkste bevindingen op een rij.
1. Wantrouwen
Zoals de omvangrijke Bulgarenfraude uit 2010 het algehele wantrouwen bij overheidsinstanties aanwakkerde, zo is dit ook het geval bij verhalen over vreemdelingen die met leugens aan een verblijfsvergunning proberen te komen. Dat er vreemdelingen zijn die frauderen wordt door niemand ontkend, stelt advocaat Barbara Wegelin. ‘Het probleem is alleen dat dit door de politiek en de kiezer niet wordt gezien als uitzondering op de regel, maar als norm.’ Dit heeft volgens Wegelin geleid tot een restrictief vreemdelingenbeleid, met strenge wetgeving die is gebaseerd op ‘frame en aanname’.
Ze noemt een voorbeeld, afkomstig uit maandag gepresenteerde bundel, van een minderjarige asielzoeker die vanuit Italië naar Nederland was doorgereisd en van wie de Italiaanse autoriteiten een verkeerde geboortedatum hadden genoteerd. Hij werd om die reden door de IND als meerderjarig aangemerkt, wat betekende dat hij op grond van de Dublinverordening kon worden teruggestuurd naar Italië (bij minderjarigen mag dit niet). ‘Dat hij, onder meer aan de hand van zijn originele geboorteakte, kon aantonen dat hij écht minderjarig was, ging er bij de IND niet in’, zegt Wegelin.
2. Rigide wetgeving
Vóór het jaar 2000, toen de nieuwe Vreemdelingenwet in werking trad, gold in Nederland een zogeheten ‘driejarenbeleid’. Als er drie jaar na aankomst van de vreemdeling nog altijd geen beslissing was gevallen over zijn eerste asielaanvraag – meestal als gevolg van juridisch getouwtrek – dan werd de aanvraag automatisch toegewezen.
Bij de invoering van de huidige Vreemdelingenwet werd het driejarenbeleid vervangen door de ‘discretionaire bevoegdheid’. Die bood de staatssecretaris van Justitie de gelegenheid om in schrijnende gevallen met de hand over het hart te strijken. Maar in 2019 werd de discretionaire bevoegdheid afgeschaft. Zo is de wetgeving in de loop der jaren steeds strenger geworden, ‘wat voor vreemdelingen nadelig uitpakt’, schrijven de onderzoekers van het Centrum van Migratierecht.
Dit heeft ook zijn uitwerking op het beleid van immigratiedienst IND, die oordeelt of asielzoekers recht hebben op een verblijfsvergunning. Er is geen ruimte om af te wijken van de letter van de wet. Terwijl die behoefte er volgens Wegelin wel degelijk is. ‘Als je strenge wetgeving hebt, dan heb je een ventiel nodig. Het werkt veel prettiger als je ervan uit kunt gaan dat een beleid nooit kan voorzien in alle gevallen, en dat er ruimte is om op basis van de menselijke maat zelfstandig een oordeel te vellen.’ Ze gelooft dat het grote personeelsverloop bij de IND mede komt door dit gebrek aan ‘zelfdenkzaamheid’.
De IND wilde maandag niet reageren op de bevindingen, omdat de dienst nog geen kennis heeft genomen van de bundel.
3. Weinig oog voor persoonlijke omstandigheden
Net als bij de Belastingdienst, de uitvoeringsdienst die betrokken was bij de toeslagenaffaire, is volgens de onderzoekers de afstand tussen de uitvoerende ambtenaren en de betrokken individuen bij de IND als gevolg van centralisatie en digitalisering toegenomen. ‘Lokale en directe kennis is vervangen door protocollen, werkinstructies en algoritmen’, schrijven zij. ‘De vreemdeling wordt niet gezien.’
Er is weinig oog meer voor persoonlijke omstandigheden, zegt ook advocaat Wegelin, die nog een voorbeeld aanhaalt uit de bundel: ‘Vrouwen hebben in Nederland recht op een verblijfsvergunning als hun Nederlandse partner huiselijk geweld gebruikt. In een van onze cases was het slachtoffer van dit huiselijke geweld niet de vrouw, maar de oudste dochter. Dan zegt de IND: dan gaat het beleid niet op, want zo iemand voldoet niet aan de voorwaarden.’
4. Een rechterlijke macht die onvoldoende corrigerend tegenwicht biedt
Niet alleen de IND, ook de Raad van State krijgt van de onderzoekers van het Centrum voor Migratierecht een veeg uit de pan. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet als hoogste rechter oordelen over besluiten van de IND en maakt hierbij ‘op grote schaal’ gebruik van uitzonderingsbepalingen in de Vreemdelingenwet.
Die maken het mogelijk om een hoger beroep zonder zitting en zonder inhoudelijke motivering af te doen. ‘Die ‘noodgedwongen’ beperkte taakopvatting legt ze vervolgens ook op aan de rechtbanken’, schrijven de onderzoekers. ‘Het resultaat is dat de IND, waar ook constante zaaksdruk is, veel vrijheid wordt gelaten om geen aandacht aan individuele omstandigheden te besteden.’
Pieter-Bas Beekman, woordvoerder van de Raad van State, erkent dat bij rechtbanken en in de advocatuur ‘veel onvrede’ is over deze vorm van verkorte uitspraken. ‘Wij zijn daar al langer over in gesprek met de ketenpartners’, zegt hij. ‘Daarnaast is in het kader van de toeslagenaffaire een programma van reflectie opgezet, waarin de bevindingen van de migratiedeskundigen zullen worden meegenomen.’ De Raad van State hoopt in het najaar met de eerste resultaten naar buiten te komen.