Natuurbehoud met sensor, pen en kijker
De Stichting Edgar Doncker heeft bekendgemaakt wie de drie genomineerden zijn voor de Edgar Doncker Prijs 2013. Het zijn vleermuizenonderzoeker Herman Limpens, veldbioloog Rob Bijlsma en Kees Moeliker en Jelle Reumer, respectievelijk hoofdconservator en directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Aan de prijs is een geldbedrag van 150 duizend euro verbonden. De Edgar Doncker Prijs, vernoemd naar een zakenman en natuurliefhebber uit Kennemerland, wordt jaarlijks beurtelings uitgereikt aan een persoon die zich verdienstelijk heeft gemaakt op het gebied van natuurbehoud, cultuurgoed en kindergeneeskunde. Dit jaar staat het natuurbehoud centraal. De prijs wordt op 19 maart uitgereikt in de Doopsgezinde Kerk in Haarlem. Door
Dat het goed gaat met de vleermuis in Nederland, is volgens de jury van de Edgar Doncker prijs grotendeels te danken aan het jarenlange werk van vleermuisexpert Herman Limpens (52). Limpens, afgestudeerd bioloog aan de Universiteit Wageningen, wordt gezien als de Nederlandse grondlegger op het gebied van de zogeheten vleermuisdetector, een apparaat waarmee het geluid van vleermuizen kan worden geregistreerd. Het gebruik van deze apparaten betekende een omslag in de kennis over de soorten en leefomstandigheden van vleermuizen in Nederland.
Limpens gaf in de jaren negentig leiding aan het Vleermuis Atlas Project: een omvangrijk onderzoek waarbij zeshonderd vrijwilligers werden ingezet om de vleermuizenpopulatie in Nederland in kaart te brengen. Het resultaat is een gedetailleerd overzicht van de soorten vleermuizen, evenals hun jachtgebieden, vliegroutes en verblijfplaatsen. 'We waren de eersten in Europa met zo'n naslagwerk', zegt Limpens. Sinds de uitgave in 1997 heeft de bioloog geholpen bij de opzet van een soortgelijk project in Duitsland. Ook geeft hij workshops door heel Europa in het gebruik van vleermuisdetectoren.
Limpens zet zich als al jaren in voor de bescherming van vleermuizen en hij adviseert projectmanagers en beleidsmakers door heel het land. Een lobbyist wil hij zichzelf niet noemen, maar wanneer een nieuwe windturbine wordt gebouwd of een wijk wordt gesloopt, dan schrijft Limpens een rapport over wat daarvan de consequenties zijn voor vleermuizen. Het gaat steeds beter, zegt de bioloog. 'Mensen zijn zich in toenemende mate bewust van het belang van vleermuizen.'
Herman Limpens
Vleermuisexpert
Kees MoelikerenJelle Reumer Wetenschap met een knipoog
Kees Moeliker (52) en Jelle Reumer (59), de een bioloog de ander paleontoloog, staan bekend om hun originele, wat lichtvoetige benadering van wetenschap. In hun schrijven, Moeliker onder meer voor NRC Handelsblad, Reumer voor Trouw, maar ook in hun werk als hoofdconservator en directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. De necrofiele eend, de 'dominomus', de 'crueslivleermuis'; het zijn slechts enkele spraakmakende objecten uit de museumcollectie die door Moeliker en Reumer zijn verzameld.
'Wetenschappers nemen zichzelf vaak heel serieus. Terecht natuurlijk, maar een wat lichtvoetigere benadering maakt wetenschap toegankelijker voor het grote publiek', zegt Reumer. Het doel blijft hetzelfde, vult Moeliker aan: 'We willen mensen wijzen op verbanden tussen stad en natuur.' De necrofiele eend is daarvan volgens de hoofdconservator een typisch voorbeeld. 'Ik kwam tot die ontdekking doordat een eend tegen een glazen gebouw opbotste, waarna een soortgenoot met het kadaver begon te paren. Een interessante ontdekking, maar het zet je ook aan het denken over de gevaren waarmee vogels geconfronteerd worden in een stadse omgeving.'
In 1998 kwam Reumer, tevens hoogleraar vertebraten paleontologie aan de Universiteit Utrecht, op het idee om vanuit het museum een ecologisch adviesbureau te beginnen. Een initiatief dat ook door de jury van de Edgar Doncker prijs wordt geprezen. Onder de naam Bureau Stadsnatuur verzamelen Reumer en zijn collega's zelfstandig en in opdracht van projectmanagers en beleidsmedewerkers informatie over de flora en fauna in en rondom Rotterdam.
Mensen kennen hem als 'de roofvogelman'. Al ruim veertig jaar doet Rob Bijlsma (57) onderzoek naar vogels, en dan vooral roofvogels, in Nederland en Afrika. Hierover publiceerde hij meer dan 500 wetenschappelijke artikelen en drie boeken. Zijn recentste werk, Mijn roofvogels, is toe aan de achtste druk. Het is een mix van ornithologie gecombineerd met autobiografische elementen en Bijlsma's ongezouten mening.
Een wetenschapper volgens het boekje is hij niet: de autodidact deed zijn kennis op in het veld in plaats van aan de universiteit. Hij schoolde zichzelf door talloze boeken en publicaties te lezen, maar vooral door jarenlang met een ijzeren discipline in de Veluwe en het gebied rond zijn huis in het Drents-Friese Wold veldwerk te verrichten. De veelheid aan data en observaties die Bijlsma heeft verzameld, maken hem een expert op het gebied van de ornithologie en een veelgevraagd bron onder biologen.
Zijn liefde ligt in het veld, zegt Bijlsma: 'Als je aan de universiteit een opleiding volgt, zit je voornamelijk achter je computer modellen te bouwen. Dat heb ik bewust vermeden.' Dat heeft ook een nadeel: het ontbreekt de veldbioloog aan kennis over hoe hij zijn verzamelde data via statistische modellen kan analyseren. Bijlsma werkt daarom regelmatig samen met biologen van de Rijksuniversiteit Groningen: hij levert de gegevens, de biologen hanteren de modellen
Schrijven is zijn tweede liefde, zegt Bijlsma. Zijn publicaties lezen niet als het gemiddelde wetenschappelijk artikel. 'Ik ben van de school die dingen zo eenvoudig mogelijk wil houden. Ik heb een hekel aan al die statistische artikeltjes waar geen hond iets van begrijpt.'
Rob Bijlsma 'De roofvogelman'
undefined