ColumnPeter Buwalda

Na tien minuten tennis brandden mijn liezen alsof ze van Philips waren

null Beeld
Peter Buwalda

Is sporten gezond? We leggen het voor aan Muhammad Ali en Diego Maradona, die mogen meepraten. Nee, laten ze weten, niet gezond, eerder morsdodelijk. Ik vraag het ook even aan mezelf, invalide maar levend, en sinds drie weken de schrik van het Kattenlaantje (waar ik helemaal niet tennis, kun je nagaan). Helaas, ook ik zeg: ongezond. Ik kan nauwelijks meer lopen. In bed liggen is een straf geworden, het doet zeer.

Het begon met mijn liezen. Roestige scharnieren die ooit bedoeld waren om ergens snel op af te stuiven, in de hand een speer met een vuurstenen punt, of, blijkt nu, een tennisracket. Vergeten. Na tien minuten tennis brandden ze alsof ze van Philips waren, en dus gelukkig van wolfraam, een onsmeltbaar metaal, anders zaten mijn benen er echt niet meer aan. Van nature bleek ik snoeihard te serveren, dat vond mijn rechterschouder tenminste. Onder vreemde ogen gaf het ding geen krimp, eenmaal thuis liet het alle decorum varen, ‘klik’ hoorden we, in het slot, rolluiken omlaag, succes met je service. Aju.

Zeven dagen kreeg de Nadal van Noord om op te krabbelen. Lang zag het er niet goed uit, ‘Je lijkt wel een Playmobil-mannetje’, zei Jet. Jawel, maar met één vastgelijmde arm. Toch verscheen ik ter training, we gingen ‘slagen’ oefenen, goed plan, Wimbledon naderde met rasse schreden. Ikzelf ook, maar op weg naar een backhand en passeerslag ineen, een ‘winner’, bleef een van mijn rasse schreden haken achter een graveltje. Mijn enkel kapseisde, ik maakte een elegante smak, knipogend naar de leraar, ‘zwarte band judo’, riep ik met opgestoken duim, ‘valbreken in het pakket.’

Thuis bleek de val een rib te hebben gebroken. Jet dacht gekneusd.

‘Nee’, zei ik, ‘gebróken.’

‘Zo snel breek je geen rib, hoor.’

‘Aan scherven.’

Hoe dan ook, het ei op mijn enkel was heel gebleven, wat een bult, Jet legde er ijs op, het omgekeerde van bakken. Mijn liezen lagen nog op de baan. Voornoemde schouder klokte, pet in de hand, wederom uit, ‘welterusten baas’ – niets heb ik eraan, nada.

Terwijl ik alles onder controle had. Tot voor kort sprong ik touwtje, eens per uur. Kan Playmobil niet. Ook maakte ik een dagelijks plankje, op All Shook Up, twee minuten afzien maar ook genieten. Maar nee, dat was niet echt, telde niet, sporten doe je buiten, bij een club, met contributie, met ménsen.

Daar lag ik, als het standbeeld van Tom Okker op de chesterfield, mijmerend over mijn Spartaanse jeugd. Toen judode ik drie keer per week, met op dinsdagen waterpolo erbij. Was ik toen jonger?

Ik denk het. Vooral de dinsdagen waren krankzinnig, eerst fietste ik helemaal naar Venlo, de Maasbrug over, voor een halfuurtje waterpolo, lang genoeg voor kramp in al je kuiten, een misdadige sport. Waarom niet aan wal? Waarom niet zonder bal?

Erna snel naar huis, gratis wielrennen, met bord op schoot De Freggels kijken, geen tijd voor de vanillevla, op naar judo, waar we ‘randori’ moesten ‘draaien’. Klinkt culinair, en er was ook een pan, maar daar hakte je ín, of werd je ingehakt, Shakespeare. Anderhalf uur partijtjes, wedstrijdjes, véchten. Een officiële judowedstrijd duurt tien minuten, en hopelijk korter. Dat is niet zomaar, zeg ik tegen alle kinderen. Kinderen, kijk voor je ‘ja’ zegt goed naar wedstrijden. Hoe langer die duren, hoe beter. Tennis: prima.

Zo bezien is tennis vermaak. Kom op, Okkertje. Categorie golf en bridge. Je botten wennen wel. Dammen is zwaarder.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden