analyseVreugdevuren
Na het vreugdevuurverbod moet Den Haag alweer zijn traditie opnieuw uitvinden
Van ‘kerstbomen rauzen’ tot gigantische vreugdevuren op het strand: Den Haag probeert de oudjaarstraditie al jaren te beteugelen. ‘Oude tijden herleven, omdat vergunningen niet worden gegeven.’
‘Ik zou best nog wel een keertje, net als vroeger, in Moerwijk willen wonen / Na het eten een partijtje voetbal in de tuin, de ouders langs de lijn / En in december met de hele buurt op jacht om kerstbomen te rauzen / Op oud-jaarsavond fikkie stoken, vooral die autobanden rookten fijn.’
Al in 1982 mijmerde Harrie Jekkers in O, o, Den Haag over ‘vroeghâh’. Vervang Moerwijk door Laak, Escamp, Scheveningen of Duindorp, en het is duidelijk hoe diepgeworteld de oudejaarstraditie is. Het ‘kerstbomen rauzen’ groeide na 1945 uit tot een manier om goedkoop een feestje te bouwen. De kerstbomenjacht leidde tot competitie tussen wijken, waarbij ook onderlinge geschillen werden uitgevochten. De gemeente trachtte er vat op te krijgen: wie in 1965 een kerstboom naar een van de officiële verbrandingsplaatsen bracht, maakte kans op een Philips-tv-superontvanger, Berini-bromfiets of Märklin-treinset.
Omdat Oudjaar gepaard ging met vechtpartijen, inbraken en vernielingen, werden de tientallen vuren in de jaren tachtig verboden. Wel kwamen er twee vuurstapels op het strand. Ook bleven er vuren in Escamp en Laak.
De ‘gedoogvuren’ leidden tot ‘relatief rustige’ jaarwisselingen. Wel stellen korpschefs steevast dat Oud en Nieuw ‘de grootste operatie van het jaar’ is. In 2008 waren er toch weer 800 brandjes in de stad, al was het in Duindorp en Scheveningen juist gemoedelijk.
Dit jaar maken de autoriteiten zich op voor het ergste. Na de vonkenregen op Scheveningen zijn de vuren getroffen door een bestuurlijke ban. ‘Er wordt ons iets afgenomen’: dat is de meest gehoorde reactie van Hagenaars – of Hagenezen – die hechten aan hun traditie. Dat ‘iets’ slaat niet alleen op het evenement zelf, maar ook op de saamhorigheid.
Carnaval
‘De vreugdevuren zijn voor ons wat carnaval is voor Brabant’, zei Mark Beij, organisator van het vreugdevuur in Laak (‘nooit hoger dan de dakrand’). Hij had evengoed kunnen verwijzen naar het Leidens Ontzet, de Twentse paasvuren of het carbidschieten in het oosten. Deze streektradities vormen een breuk met het gewone leven. Carbidschieten was (en is) een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid. Het begon, zo’n eeuw geleden, als ‘veldwachtertje pesten’.
Zo zien sommige Duindorpers ook het kat-en-muisspel tussen jongeren en de ME. ‘De media blazen het op’, foetert een zestiger op een van de onrustige avonden. In het stadhuis beantwoordt burgemeester Johan Remkes vuurwerkbommen en smeulende afvalcontainers met gebieds- en samenscholingsverboden.
De onrust is juist te wijten aan Remkes, klinkt het bij de teleurgestelde bouwers en lokale fracties als Groep de Mos/Hart voor Den Haag en PVV. Die vergunning had er gewoon moeten komen. Wat moeten die jongens anders, zo zonder buurthuis of soos?
Het sentiment in de ‘witte probleemwijk’ Duindorp gaat dieper dan de ‘verveling verdrijven’: volksfeesten geven uitdrukking aan de diepste behoefte van de mens om een spel te spelen. Spel is de kern van onze cultuur, schreef Nederlands bekendste historicus Johan Huizinga in Homo ludens – zijn ode uit 1938 aan de vrije mens. De behoefte van de spelende mens moet, om anarchie te voorkomen, wel worden gereglementeerd. Er moet, zoals bestuurssocioloog Mark van Ostaijen het anno 2019 uitdrukt, een midden worden gevonden ‘tussen pacificatie en escalatie’.
Bij carnaval heeft het eeuwen geduurd tot dit evenwicht er was. Nog tot diep in de jaren zestig genoot carnaval in sommige plaatsen een wankele gedoogstatus. In zijn huidige vorm is het, aldus Van Ostaijen, het toonbeeld van een spel zoals het moet worden gespeeld: de deelnemers nemen hun spel zo ernstig dat zij zichzelf en elkaar corrigeren als ontsporingen dreigen. Er is minder politie op de been dan op voetbalzondagen of tijdens de jaarwisseling in de grote steden.
Net als in de woelige jaren zestig en tachtig zoekt Den Haag een middenweg ‘tussen pacificatie en escalatie’. Raadsleden roepen Remkes op te zoeken naar ‘sleutelfiguren’ in Duindorp, Scheveningen en elders. Dat deed Jozias van Aartsen in 2015, tijdens de Schilderswijkrellen na de dood van Mitch Henriquez. De ‘gelehesjesbrigade’ van buurtvaders had meer gezag dan de politie.
Remkes doet een beroep op de ‘positieve krachten’ die niet willen dat hun wijk ‘naar de ratsmodee wordt geholpen’. En ja, hij wil in gesprek met sleutelfiguren. ‘Gaarne, als die sleutelfiguren daar ook zelf toe bereid zijn. Maar die indicaties heb ik niet.’ Bovendien komen lang niet alle relschoppers uit Duindorp of Scheveningen. ‘Het trekt ook lui van buiten aan en het is buitengewoon lastig om daarmee in gesprek te gaan.’
‘Brand in vrede, VREUGDEVUUR’, schrijven de bouwers in een rouwadvertentie op Facebook. ‘Oude tijden herleven, omdat vergunningen niet worden gegeven.’ Den Haag wacht een ongewisse jaarwisseling. Mogelijk brengt 2020 rust en tijd om de traditie, niet voor het eerst, opnieuw uit te vinden.
Lees verder over de vreugdevuren
Johan Remkes is waarnemend burgemeester van een stad in verwarring, waarin hij orde op zaken moet zien te stellen. Met het verbieden van de vreugdevuren in Scheveningen en Duindorp oogst hij zowel kritiek als complimenten.‘Een waarnemend burgemeester is er niet voor feesten en partijen.’
Een aantal avonden was onrustig in Duindorp. Er is grote woede omdat het vreugdevuur dit jaar niet doorgaat. ‘Wat een teringbende, ze zijn gewoon d’r eigen dorp naar de klote aan het helpen’ versus ‘het is allemaal de schuld van Scheveningen, maar daar hoor je niemand over.’