Na de overmoedige Blair nu de angsthaas Brown
Tony Blair heeft zich onzichtbaar gemaakt na zijn aftreden als premier in juni. Zijn opvolger Gordon Brown laat zich echter ook niet horen....
Na Tony de Roepende is er Gordon de Zwijgende. Sinds eind juni is het stil geworden in Downing Street. De dominee heeft plaatsgemaakt voor de domineeszoon, maar die valt de wereld niet lastig met zijn preken. Liever geen visie dan de verkeerde visie, lijkt het motto van Browns premierschap.
Na bijna vijf maanden weet de wereld nog altijd niet waar de nieuwe Britse premier Gordon Brown voor staat. Is hij eurofiel of euroscepticus? Zal hij ook het schoothondje van Bush zijn of, zoals hij aanvankelijk werd afgeschilderd in een cartoon, een buldog die op Bush zijn schoenen plast?
Deze week op het jaarlijkse City Banquet van de Lord Mayor lichtte Brown een tipje van de sluier op. ‘Nuchter internationalisme’ vatte hij zijn buitenlandse beleid samen. De premier liet daarmee doorschemeren geen isolationist, unilaterist of multilaterist te zijn, maar ook nog niet te weten wat hij wel is.
Hij zei daarom geen woord over bijvoorbeeld de noodtoestand in Pakistan of de opstandige monniken in Birma.
Tien jaar geleden verscheen Tony Blair op het internationale toneel. De new kid on the block ging als een wervelwind van start. ‘Moderniseren of ten onder gaan’ hield hij de andere leiders in zijn eerste maanden als premier voor tijdens topontmoetingen in Noordwijk, Malmö, Bonn, Denver en Amsterdam. En: ‘deze regering is vastberaden een vuist te maken tegen gevaarlijke dictators’, liet hij al weten in de richting van Saddam Hussein. De arrogantie van de snotjongen irriteerde leiders als Kohl, Jospin en ook Kok, maar dwong ook in binnen- en buitenland bewondering af. Groot-Brittannië telde weer mee.
Blair was in 1997 een onbeschreven blad - iemand die nog zelden over de grens was geweest en in zijn verkiezingscampagne van toen het woord buitenland maar één keer had genoemd. Zijn opvolger Brown is iemand van een heel ander kaliber. Hij heeft al tien jaar ervaring als minister en is overal in de wereld geweest.
Maar terwijl Blair in zijn jeugdige overmoed een lans durfde te breken, zoals in de Kosovo-kwestie, blijkt Brown een pas op de plaats te maken. Zijn minister van Buitenlandse Zaken David Miliband sprak op het laatste Labour-congres van een ‘tweede golf van buitenlandse politiek’ na Blairs ‘eerste golf’. Maar terwijl de golven van Blair schuimkoppen hadden, lijken die van Brown kabbelende rollertjes te zijn.
Iets nieuws heeft Brown na vijf maanden premierschap nog niet gedaan. Zelfs de aankondiging de Britse troepen in Irak volgend jaar te halveren, is eigenlijk een besluit dat al door Blair was genomen hoewel Brown er goede sier mee probeerde te maken. De vraag zou zijn wat Brown zou doen, als de veiligheidssituatie daar weer verslechtert. Gaat hij dan ook door met het terugtrekken van troepen of zullen zelfs nieuwe troepen moeten worden ingebracht? Daarop is geen antwoord.
Voor Blair – de omhoog gevallen politicus – was de wereld duidelijk: een gevecht tussen goed en kwaad. Voor Brown – de geboren politicus – is die veel complexer. Hij bekijkt de wereld door een economische bril.
Na vijf maanden is Brown een poedel noch een buldog. Hij is eerder een angsthaas die bang lijkt de steun van de grote meerderheid, de etnische minderheden, de vakbonden, de zakenlieden, de burgerrechtgroeperingen, de linkervleugel en de rechtervleugel van zijn partij te verliezen. Door zo weinig mogelijk te zeggen over buitenlandse politiek kan hij zich tenminste geen buil vallen.
Brown heeft gezegd geen referendum te houden over het Europese grondwetverdrag. Dat lijkt dapper in het eurosceptische land, maar is het niet. Het zegt meer over zijn vastbeslotenheid de eigen positie veilig te stellen dan over zijn houding ten opzichte van Europa. Brown weet dat hij een referendum niet kan winnen en dat een nederlaag hem de kop zal kosten.
Onduidelijkheid en angst in de Britse buitenlandse politiek zijn internationaal een probleem. Dankzij Margaret Thatcher en Tony Blair is Groot-Brittannië weer een zelfverzekerde natie geworden. Het heeft geen imperium meer en is ook geen supermacht, maar is wel een van ¿s wereld invloedrijkste naties. Het is een vooraanstaand lid van de EU en geniet een culturele invloed in de wereld die in geen verhouding staat tot de omvang van het land, het heeft het voordeel van de Engelse taal, het is een financieel centrum en heeft cool Londen, de stad met zijn theaters, popsterren en de BBC.
En daarnaast is het land een permanent lid van de Veiligheidsraad en lid van de G8. Het heeft de op vier na grootste economie ter wereld, een actief ontwikkelingsprogramma, kleine maar zeer efficiënte strijdkrachten en meer overzeese investeringen dan welk land ter wereld ook met uitzondering van de VS.
Zo’n land heeft een ambitieuze buitenlandse politiek nodig met mondiale uitstraling. Misschien was Blair met zijn voortrekkersrol een brokkenpiloot, maar hij heeft nagedacht over de rol van de internationale gemeenschap ten opzichte van tirannen, genocide, armoede en aids. Hij stelde vast dat de wereld een dorp was geworden en dat problemen elders ook binnenlandse problemen (terreuraanslagen, immigratie, drugs op straat) veroorzaken. In zijn enthousiasme overal orde op zaken te stellen ging hij met de aanval op Irak uiteindelijk een stap te ver.
Brown is een internationalist, maar niet een man die initiatieven lijkt te willen nemen. De premier zal het Europese project niet willen frustreren, maar zal ook niet in de frontlinie van veranderingen staan. Hij heeft nu al gezegd dat er na het grondwetverdrag tien jaar een pas op de plaats zal moeten worden gemaakt. Groot-Brittannië zal niet in het hart van Europa staan, ook niet met de rug naar Europa maar keurig aan de zijlijn van Europa.
Dezelfde koers lijkt hij te willen volgen in zijn relatie met de VS. Hij zal de historisch gegroeide speciale relatie met de Amerikanen koesteren – ‘de VS is onze belangrijkste bondgenoot’, zei hij deze week – maar zal niet alleen met de Amerikanen een militair avontuur aangaan. Met de machtige Amerikanen zijn gemakkelijk oorlogen te winnen, maar is het heel wat moeilijker vrede te winnen, stelde zijn minister Miliband. De nieuwe Britse regering lijkt de voorkeur te geven aan soft power (ontwikkelingsgelden, diplomatie) boven hard power (economische sancties, militaire interventie).
In zijn soms grenzeloze zelfoverschatting kondigde Tony Blair elke partijconferentie een splinternieuw vredesinitiatief aan voor het Midden-Oosten, waarvan meestal Israël noch de Arabische landen, de VS of iemand van zijn eigen Foreign Office iets afwist. Brown zal een rol op de achtergrond spelen. Als er conflicten moeten worden beslecht in het Midden-Oosten dan is het de taak van instituten als de VN, de NAVO of de EU. Dat geldt niet alleen voor het Midden-Oosten, maar ook voor Zimbabwe, Darfur, Columbia en Birma.
Militaire overwinningen zijn niet altijd militaire oplossingen, zo stelde Miliband onlangs vast. Het is een terechte opmerking, maar het lijkt ook een excuus om niet meer het voortouw te hoeven nemen. Brown wil alleen in de achterhoede meehobbelen als er brandhaarden moeten worden geblust.
Blair wilde Turkije zo snel mogelijk lid maken van de EU, zodat een brug zou kunnen worden geslagen tussen het westen en het oosten of tussen het christendom en de islam. Met Turkije als lid zou de EU geografisch ook de nieuwe grote nieuwe economieën van India en China naderen. Ook hierover houdt Brown zich stil.
De Franse president Sarkozy lijkt met zijn krachtige standpunten over Iran en een Europese defensiemacht soms meer de natuurlijke opvolger van Blair dan de eigen Labour-premier Brown. Hoewel Brown tien jaar op Blairs positie heeft geaasd, weet hij nu eigenlijk niet wat hij ermee moet.