AnalyseVerhoren financiering moskeeën
Na 18 verhoren is duidelijk: er dreigt een parallelle samenleving
In hoeverre leidt buitenlandse financiering van moskeeën tot een radicalere koers, wil de Tweede Kamer weten. Twee weken en achttien ondervragingen later is die vraag nog altijd niet beantwoord. Een analyse van het omstreden onderzoek in zeven fragmenten.
1. Het probleem: de aanjager
‘Ze jagen antidemocratisch gedachtengoed aan, waarmee ze ondermijning kunnen plegen. Door middel van gesprekken, onderwijs en irregulier onderwijs, zoals kinderopvang, kan het gedachtengoed langzaam maar zeker landen bij degene op wie ze zich richten. De islamitische gemeenschap zelf komt onder druk te staan van deze salafistische aanjagers en wordt in de vrijheid van haar geloofsbeleving beperkt. Uiteindelijk wil men een soort parallelle samenleving creëren die wij als Nederland niet willen.’
Dick Schoof, directeur van veiligheidsdienst AIVD.
De veiligheidsdienst AIVD waarschuwde de afgelopen jaren meermaals voor ‘salafistische aanjagers’. Zij hangen een strenge versie van de islam aan en willen die ook opleggen aan anderen. De AIVD spreekt van façadepolitiek: naar de buitenwereld zouden deze aanjagers zich progressiever voordoen, terwijl ze intern de achterban bijvoorbeeld oproepen niet te stemmen of vrouwen manen niet zonder man de straat op te gaan. Dat kan, zo zei AIVD-directeur Dick Schoof tijdens het eerste verhoor, ertoe leiden dat mensen afwijzend tegenover de Nederlandse rechtsstaat komen te staan.
Omdat de dienst geen onderliggend bewijs hoeft te leveren – inlichtingen zijn immers geheim – werd niet duidelijk hoe urgent die dreiging is. De zaak rond het Cornelius Haga Lyceum, waarbij de AIVD door de toezichthouder op de vingers werd getikt, deed de geloofwaardigheid van de dienst geen goed.
Tijdens zijn verhoor volhardde Schoof desondanks in zijn waarschuwing: salafisten winnen in Nederland terrein. Later vielen vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschap hem bij. Ook zij zien hoe radicale figuren de macht proberen te grijpen. Soms via intimidatie, soms geslepen. Zo kreeg een moskee in Nijmegen ‘gratis’ koranlessen aangeboden. Toen de lessen almaar orthodoxer werden, kwam het bestuur erachter dat de docent heimelijk onder invloed stond van de salafistische alFitrah-moskee in Utrecht.
2. De oorzaak: generatiekloof
‘We zien nu (radicale, red.) predikers op sociale media die veel volgers hebben, die verbaal heel begaafd zijn en die zaken op een overtuigende, aantrekkelijke wijze overbrengen. De huidige generatie is daar ontvankelijk voor.’
Saïd Bouharrou, vicevoorzitter van de Raad voor Marokkaanse Moskeeën Nederland.
Er gaapt een kloof tussen hoe de eerste gastarbeiders hun geloof beleden in hun zelf opgerichte ‘heimweemoskee’ en de richting die sommige van hun kinderen en kleinkinderen nu opgaan in de islam, zo schetsen meerdere ondervraagden uit de moslimgemeenschap. Lang werd gedacht dat de nakomelingen van migranten met elke generatie vanzelfsprekender zouden meegaan in de westerse manier van leven. Dat blijkt voor een deel van de jongeren niet op te gaan.
Volgens Saïd Bouharrou van de Raad voor Marokkaanse Moskeeën is dat mede te verklaren door de gelikte manier waarop de nieuwe generatie salafistische predikers jongeren aan zich weet te binden. Ze zijn goed opgeleid, aanwezig op sociale media en prediken niet zoals de oudere generatie imams in het Arabisch, maar in het Nederlands. Dat jongeren hun toevlucht zoeken tot een nieuw soort predikers online, snapt Bouharrou wel. Zelf heeft hij vaak moeite gehad de Arabische preken in moskeeën te begrijpen. ‘Dan denk ik ook af en toe: wat wordt hier nou precies gezegd?’
De moderne predikers appelleren op krachtige wijze aan de islamitische identiteit van jongeren. Imam Suhayb Salam van de alFitrah-moskee illustreert dat met zijn zelfverzekerde aanpak tijdens het verhoor in de Tweede Kamer. ‘Wij moslims zijn volwaardig onderdeel van de samenleving en bepalen mede de normen en waarden hier, of u het nu wil of niet.’
Volgens pedagoog Trees Pels, die onderzoek deed naar het koranonderwijs bij het Utrechtse alFitrah, leidt die kloof in geloofsbeleving soms tot een splijtzwam in gezinnen, waarbij het de kinderen zijn die met het orthodoxe vingertje wijzen. ‘Sommige ouders raken heel geïrriteerd dat kinderen hen aanspreken op kleding of op hun gedrag’, zei ze tijdens haar verhoor.
3. Het gevolg: de parallelle samenleving
‘In een grote stad in Nederland is een volledig islamitisch eiland ontstaan. Daar staat een openbare basisschool, een fantastische school met magnifieke docenten. Op die openbare basisschool zit niet één niet-islamitisch kind. Wij brengen dus kinderen groot op dat islamitische eiland, van peuter tot en met een 11-jarige in een volledig parallelle samenleving. Als we daar willen steunen en versterken, moeten we aparte bijeenkomsten voor de vaders en de moeders organiseren. Zo ver is die parallelle samenleving al aan het ontstaan. Ik schrik daarvan.’
Leon Meijs, trainer bij Factor Veiligheid.
De gevreesde parallelle samenleving, bestaat op sommige plekken al. Volgens Leon Meijs, die veel werkt op scholen, weten docenten zich vaak geen raad met jonge kinderen die totaal andere waarden hebben geleerd. Meijs kent een basisschool waar kinderen naar de V-hals van de docent wezen en zeiden: ‘Juf, dat is haram, dat mag niet.’
Of neem de alFitrah-moskee uit Utrecht, waar geestelijk leider Suhayb Salam kinderen leert niet mee te doen aan sinterklaasvieringen op school. Waar hij ze afraadt hun verjaardag te vieren. Waar hij moslims met problemen soms buiten de reguliere zorg houdt en een bezoek aan de psycholoog ontraadt. Salam: ‘We zeggen: je kunt beter toegaan naar de islam, want de islam geeft jou antwoorden.’
AIVD-baas Schoof zei tijdens het eerste verhoor: ‘We zitten in het beginstadium. Het is wel professioneler, maar het is niet zo dat men op dit moment succesvol is in het creëren van een parallelle samenleving.’ Op basis van de zeventien verhoren daarna lijkt dat een optimistische inschatting.
4. Over de grens: de buitenlandse connectie
‘Het is niets nieuws voor mij. Ik ben ook naar Saoedi-Arabië gegaan, in 1984. Daar heb ik de sjeik ontmoet en ik heb zes brieven gekregen. Met die brieven heeft hij mij naar een aantal rijke mensen gestuurd. Er werd geen enkele voorwaarde gesteld. Ik kwam daar en zei: ik wil iets beginnen en dat staat allemaal in de brief. Toen werd er gewoon geld gegeven.’
Driss el Boujoufi, vicevoorzitter Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO).
De eerste moskeeën in Nederland werden in de jaren zeventig en tachtig opgezet door gastarbeiders, met donaties uit de eigen gemeenschap. Maar met een in de fabriek bij elkaar gesprokkeld loon houd je weinig over om te investeren in een gebedshuis. Daarom richtte de blik zich destijds al op het oosten, vertelt onder andere vicevoorzitter Driss El Boujoufi van moslimorganisatie CMO. Abdullah Laaouej, die in Geleen een ‘gematigde’ moskee opzette, tegen de commissie: ‘Wat zou u doen, als u in geldnood zit en voelt dat u in de steek bent gelaten door uw lokale overheid?’
Ook de voormannen van de in opspraak geraakte moskeeën alFitrah in Utrecht en As Soennah in Den Haag winden er geen doekjes om: er komen grote bedragen uit het Midden-Oosten. ‘Een normale zaak’, aldus Suhayb Salam van alFitrah.
5. De liefdadigheid: de islamitische financiering
‘Je hebt de geldgever in Koeweit, en de geldvrager, dat zijn wij. Bedragen die aan ons zijn gedoneerd, zijn altijd zakatgelden. Die kennen geen wederkerigheid. Als ik besluit geld af te dragen, wat ik verplicht ben, moet ik daar geen voorwaarden aan stellen.’
Abdelhad Taheri, voormalig voorzitter As-Soennah moskee.
Wie betaalt, bepaalt, is het vermoeden in de Tweede Kamer. Als een Nederlandse moskee geld krijgt uit de Golfstaten, dan zullen daar voorwaarden aan verbonden zijn. Moet de moskee bijvoorbeeld de zuivere versie van de islam verspreiden?
Niet per definitie, zeggen moslimvertegenwoordigers tijdens de verhoren. Zo werkt het niet bij islamitische liefdadigheid. Gelovigen moeten volgens de ‘zakat’ aalmoezen geven aan minderbedeelden of andere goede doelen, als boetedoening voor zonden. Juist daarom mag er door de geldgever geen tegenprestatie worden verlangd.
In de praktijk presenteren Nederlandse moskeeën volgens hen een plan voor een zakatcomité in het buitenland. Dat comité promoot de aanvraag bij lokale zakenmensen. Als die het goede doel zien zitten, doneren ze via het zakatcomité aan de moskee. Soms weten de ontvangers niet eens wie er achter het geld zit.
En wat dan als de donateur gelieerd is aan een terroristische organisatie? Voor imam Suhayb Salam maakt zelfs dat niet uit: ‘Dat boeit niet zoveel, iedereen in dit lokaal wordt ergens aan gelieerd. Van de PVV tot de SGP.’
6. Voor wat hoort wat: wordt invloed gekocht?
‘Er was een heel groot feest. De wethouder was er, net als meneer de sjeik. We mochten niet in de buurt komen. Opeens was de moskee betaald. Ik dacht: hoe kan dat? ‘Ja, het is betaald. Wat wil je nog meer?’, zeiden ze. ‘Bevalt het je niet, vertrek dan.’ Dat waren de ijzeren woorden.’
Hajer Harzi, voormalig bezoeker Al Houda-moskee in Geleen
Hajer Harzi uit Geleen schetst in haar verhoor hoe het bestuur van een ‘klein moskeetje, niks aan de hand’ werd overgenomen door een jonge garde salafisten. Met de komst van een nieuwe, orthodoxe generatie was er in Zuid-Limburg ook ineens geld uit de Arabische wereld voor de aanschaf van een groot gebouw.
De Tweede Kamer begon de verhoren met de vraag of buitenlands geld ook leidt tot ‘ongewenste beïnvloeding’. Voor zover dat nog niet duidelijk was, staat na achttien verhoren wel vast dat er enerzijds sprake is van buitenlands geld en anderzijds een groeiende zorg over een groep gelovigen die zich afkeert van de maatschappij. Maar bewijs dat dat laatste onherroepelijk een gevolg is van het eerste, is de afgelopen twee weken niet geleverd.
In Geleen lijkt de komst van buitenlands geld wel samen te gaan met een radicalere koers. In Amsterdam doet zich ook een opvallende kwestie voor: de Blauwe Moskee krijgt in 2012 2,3 miljoen euro van het ministerie van Religieuze Zaken in Koeweit. Een jaar later treedt een voormalig topambtenaar van dat ministerie plots toe tot het bestuur van de stichting die het vastgoed van die moskee beheert. ‘Hij is daarmee een soort huisbaas’, zegt Jacob van der Blom, voorzitter van de Blauwe Moskee. De Koeweiti ging toevallig met pensioen en ‘hij vond Nederland een heel leuk land’. VVD-Kamerlid Aukje de Vries: ‘Is dat toeval?’
Al is de link misschien niet een-op-een, AIVD-directeur Schoof ziet wel dat het de poldersalafisten dankzij buitenlandse financiering lukt ‘disproportioneel aanwezig te zijn’, online en met bijvoorbeeld lesboeken. ‘Als je op de websites gaat zoeken, kom je eigenlijk bijna altijd bij die stromingen terecht. Dat is tekenend voor de professionaliteit.’
7. De worsteling: wat nu?
‘Omdat het niet gaat om strafbaar gedrag, is er over het algemeen heel weinig titel om heel stevige maatregelen te nemen. Maar je kan bijvoorbeeld wel kijken of je het parkeerbeleid wel voldoende handhaaft, om maar eens wat te zeggen.’
Mark Roscam Abbing, voorzitter van de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering.
Hoe de overheid worstelt met organisaties die aanhangers isoleren van de Nederlandse samenleving, werd geïllustreerd door Roscam Abbing, voorzitter van de door ministeries ingestelde taskforce. Hij sprak over het ‘driesporenbeleid’ dat wordt ingezet als er zorgen zijn over moskeeën. Spoor 1: vrijblijvend in gesprek. Spoor 2: dwingend aanspreken. Spoor 3: verstoren.
Dat derde spoor – ‘kijken wat we kunnen doen om het leven van een partij die niet coöperatief is, zuur te maken’ – biedt wettelijk weinig houvast, gaf hij meteen toe. Utrechtse kinderen die op de moskeeschool van alFitrah per week 14 uur onder invloed staan van de orthodoxe Suhayb Salam? Burgemeester Jan van Zanen zei dat de gemeente niet veel meer kon doen dan een keer beboeten toen er illegaal in het gebouw werd overnacht.
De wet aanpassen dan? Het verbieden van buitenlandse financiering zien de meeste ondervraagden niet als oplossing. Al was het maar omdat de moskeeën in kwestie handig genoeg zijn om zo’n verbod te omzeilen met financiële constructies.
Nee, zeggen de deskundigen, meer heil valt te verwachten van het weerbaarder maken van de moslimgemeenschap. Wie stevig in zijn schoenen staat en een toekomstperspectief heeft in de Nederlandse samenleving, valt niet zo snel voor de lokroep van een radicaal. De voorstellen variëren van opvoedcursussen over het omgaan met extreme ideeën bij kinderen, tot het faciliteren van ‘gematigde’ imams zodat zij online kunnen concurreren met salafistische predikers.
De Kamer en de verhoren
De afgelopen twee weken verhoorde een ondervragingscommissie van negen Kamerleden negentien getuigen onder ede over de buitenlandse financiering van islamitische organisaties. Er zijn in het parlement al jaren zorgen over de ‘ongewenste beïnvloeding’ die met deze gelden zou meekomen. Met deze ‘mini-enquête’ wilde de Kamer achterhalen hoe die beïnvloeding werkt en wat er aan te doen is. In april komt de commissie met een eindrapport.
Ook bepleiten experts meer steun voor kritische moslims die het debat willen aangaan in eigen kring. De noodzaak daarvan werd direct geïllustreerd door de bedreigingen die sommige ondervraagden ontvingen na hun Tweede Kamer-optreden.
Het weerbaar maken kan alleen in samenwerking met de moslimgemeenschap. Eén probleem: de mini-enquête heeft met soms grimmige ondervragingen het wantrouwen in de overheid bij een deel van die groep alleen maar aangewakkerd. Zo speelt de Tweede Kamer de salafistische aanjagers onbedoeld in de kaart. Zij beroepen zich met succes op de vrijheid van godsdienst. Ook een deel van de moslims dat er zelf minder radicale ideeën op nahoudt, wil geen overheidsbemoeienis in de moskee zolang er geen wetten worden overtreden.
Zo ontstaat het gevaar dat niet alleen de achterban van de extreemste voorgangers, maar een bredere groep moslims stelling neemt tegen de overheid. Voor hen valt de discussie over het groeiend salafisme in het niet bij de stigmatisering van hun geloof die voortvloeit uit deze mini-enquête. Zij erkennen het probleem niet dat er volgens deskundigen wel is. En zoals El Boujoufi het mooi verwoordde: wie de rook niet ziet, zet de ramen en deuren ook niet open om het vuur te zoeken.